Promotieonderzoek Kellie Liket: ‘Waarom ‘goed’ doen niet goed genoeg is’

‘Er wordt nog veel te weinig geëvalueerd in de ontwikkelingssector’. Dat concludeert Kellie Liket in haar proefschrift Why ‘Doing Good’ is not Good Enough. Hierdoor weten zowel donateurs als organisaties niet wat de impact is van de programma’s en wordt zo inefficiëntie in de hand gewerkt. ‘De intentie hebben om goed te doen is niet goed genoeg’, aldus Liket.

Aanstaande vrijdag verdedigt Kellie Liket, onderzoeker bij het Erasmus Centrum voor Strategische Filantropie, haar proefschrift ‘Waarom ‘goed’ doen, niet goed genoeg is. Essays over maatschappelijke impactmeting.’ Hierin concludeert ze dat veel ngo’s geen gebruik maken van de resultaten van eerdere projecten wanneer ze nieuwe programma’s ontwerpen en dat deze programma’s vervolgens ook onvoldoende worden geëvalueerd. Hierdoor wordt er volgens Liket wel ‘goed’ gedaan, maar kan dit nog veel beter.


(in)effectiviteit

Door de sterke nadruk op kostenefficiëntie vanuit de donateur reserveren organisaties volgens Liket te weinig budget voor het evalueren van de programma’s met als gevolg dat projecten niet altijd effectief zijn. ‘Om een soort van schijnzekerheid te geven dat het geld van donateurs goed besteed wordt, sturen goede doelen aan op lage administratieve kosten en salarissen. Echter, een goed doel runnen dat voor zo min mogelijk geld echt een verschil kan maken vergt juist professionaliteit. Het richten op urgente problemen, gebruik maken van recente inzichten en achteraf meten of doelen bereikt zijn en op basis daarvan de programma’s verbeteren is daarmee van groot belang’, zo stelt Liket in haar proefschrift.

Daarnaast draagt volgens Liket het gebrek aan evaluatie van resultaten bij aan de ineffectiviteit van organisaties. ‘Wanneer de impact van projecten niet gemeten wordt is het onduidelijk of de doelstellingen van de organisatie behaald worden. Organisaties weten simpelweg niet welke van hun programma’s het beste werken, en weten dus ook niet aan welke projecten ze hun geld moeten besteden om het beste bij te kunnen dragen aan de oplossing van sociale problemen.’

Liket illustreert dit door te verwijzen naar de internationale organisatie GivingWhatWeCan. Het onderzoek van deze organisatie laat het verschil in kosteneffectiviteit zien tussen twee manieren van aanpak om het leven van Hiv-geïnfecteerden te verlengen. De ene methode, waarbij medicijnen aan HIV besmette patiënten worden gegeven, maakt het mogelijk om het leven van een patiënt met twee jaar te verlengen voor 1000 dollar. De andere methode gaat uit van een preventieve aanpak waarbij er voorlichting via verschillende mediakanalen wordt gegeven over mogelijke besmetting. Bij deze laatste aanpak kunnen er voor hetzelfde bedrag maar liefst 950 levensjaren worden toegevoegd. Volgens Liket laat dit voorbeeld zien dat de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking sterk kan worden vergroot door impactmeting centraal te stellen binnen de organisatie.

Vergelijking

Daarnaast is door het gebrek aan evaluatie het volgens Liket vooralsnog volstrekt onduidelijk wat de daadwerkelijke impact is van de filantropische sector in het algemeen en is het voor donoren en investeerders ook niet duidelijk welke specifieke organisaties het meeste impact hebben. Hierdoor worden organisaties door donateurs eerder op hun imago dan op de effectiviteit van de projecten beoordeeld. Administratiekosten, het salaris van de directeur en wervingskosten van een organisatie worden in dit opzicht dan de belangrijkste criteria om in te schatten hoe effectief een ngo zijn middelen inzet.

In haar thesis pleit Liket daarom voor transparantie in het openbaar en overzichtelijk maken van informatie over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Hiertoe moeten organisaties volgens Liket niet alleen meten en rapporteren per specifiek project, maar moeten deze resultaten ook vertaald worden naar een algemene score om zo verschillende organisaties gemakkelijker te kunnen vergelijken.

Hoewel de nadruk van het promotieonderzoek van Liket ligt op de impact van ngo’s, zijn volgens de onderzoekster de conclusies uit het rapport ook van toepassing op nieuwe vormen van ‘goed doen’ zoals het maatschappelijk verantwoord ondernemen binnen het bedrijfsleven. ‘Er is veel onderzoek gedaan naar de mate waarin maatschappelijk verantwoord ondernemen bijdraagt aan het succes van het bedrijf, maar de bijdrage aan het daadwerkelijk oplossen van maatschappelijke problemen krijgt veel minder aandacht. Ook hier, net als bij ngo’s, geldt dat het niet alleen gaat om de intentie om goed te doen, maar vooral ook om het resultaat en de impact.’

Liket legt uit: ‘De intentie om  goed te doen, of die nu komt vanuit een ngo of het bedrijfsleven, zorgt er niet automatisch voor dat de doelstellingen ook daadwerkelijk bereikt worden. Zeker nu internationaal ontwikkelingsgeld steeds vaker naar impact investments gaat, zoals minister Ploumen nu ook met het Dutch Good Growth Fund doet, is het van groot belang om de resultaten van deze investeringen zorgvuldig te meten.’

Grote winst

Het proefschrift wordt afgesloten met een praktisch raamwerk aan om de effectiviteit van een organisatie te vergroten. ‘Wanneer organisaties hun strategie ontwikkelen en bijsturen op basis van evaluatie zijn ze veel effectiever. Op die manier kunnen ze een veel grotere positieve maatschappelijke impact bewerkstelligen.’

Liket benadrukt dat de negatieve resultaten van de eerste onderzoeken naar impact er niet toe moeten leiden dat we helemaal niets meer moeten geven. ‘Door de impactmetingen wordt het juist steeds duidelijker welke programma’s wél het verschil maken.’ Liket betoogt dat door te geven aan goede doelen die resultaten meten grote winst geboekt kan worden. ‘Door per jaar slechts tien procent van het salaris weg te geven zou een Nederlander maar liefst dertig levens kunnen redden. Mits dat natuurlijk aan een effectieve organisatie wordt gedaan.’

Geinteresseerd in de inzichten van Kellie Liket? Vice versa publiceert volgende week een interview met Liket over haar proefschrift.