Het Dutch Good Growth Fund: winst in ontwikkelingssamenwerking, maar voor wie?

Aankomende maandag bespreekt de Tweede Kamer het Dutch Good Growth Fund (DGGF). Het is de bedoeling dat het fonds al begin 2014 start gaat. Het DGGF beoogt ontwikkelingsrelevante export en investeringen te stimuleren en vormt een belangrijke pilaar onder het de gecombineerde ‘Handel en Hulp’ Agenda van Minister Ploumen. Maar volgens ActionAid, BothENDS en SOMO komt het fonds vooral het Nederlandse bedrijfsleven ten goede en is het allerminst zeker dat mensen in ontwikkelingslanden ervan zullen profiteren. Zij doen in hun nieuwe rapport dat vandaag verschijnt concrete aanbevelingen hoe het dan wél kan.

Een fonds dat de uiteenlopende agenda’s van de PvdA en de VVD moet bedienen is geen sinecure. Tweederde van het fonds is specifiek gericht op de belangen van Nederlands bedrijven. Terwijl minister Ploumen blijft spreken over een win-win situatie, toont de uitwerking aan dat vooral het Nederlandse bedrijfsleven zal profiteren van het zogenaamde Dutch Good Growth Fund (DGGF). Dat er bij uitstek vanuit het ontwikkelingsbudget exclusieve bedrijvensteun naar het Nederlandse bedrijfsleven gaat en dat Nederland zich internationaal hard maakt om dit onder ODA-criteria te brengen, zijn onbegrijpelijke keuzes, maar gelukkig geen onomkeerbare.

Naast een mogelijke terugkeer naar gebonden hulp, zijn de baten voor mensen in ontwikkelingslanden beperkt en onzeker. De gehanteerde definitie van ontwikkelingsrelevantie beperkt zich tot puur economische factoren. En maatregelen om mensenrechtenschendingen te voorkomen en maatschappelijke verantwoord ondernemen te bevorderen en publieke controle en inspraak te stimuleren, voldoen niet.

Lessen uit de praktijk

Lessen uit bestaande Nederlandse private sector instrumenten en exportkredietverzekeringen die we in het rapport bespreken zien dat wat de gevolgen zijn van tekortschietend beleid op bovenstaande aspecten. In Suape (Brazilië) bijvoorbeeld,  ondervinden lokale gemeenschappen en de natuur grote schade van exportkredietsteun via Atradius DSB voor Nederlandse baggerwerkzaamheden. De projectscreening van Atradius heeft hier duidelijk gefaald, maar zij neemt haar verantwoordelijkheid niet. Lokale vissersgemeenschappen die hun leefgebied en inkomsten achteruit zien gaan, zijn hiervan de dupe. Ook laat de analyse zien dat financiering van projecten vaak niet transparant is, zoals in Laos waar via de Nederlandse overheid wordt geïnvesteerd in waterkrachtcentrales.

Het is volstrekt onduidelijk hoe deze investering de arme bevolking in Laos verder helpt en de kans is groot dat bij de bouw van de centrales lokale bewoners zonder adequate compensatie worden gedwongen te verhuizen. Het is ontoelaatbaar dat dit soort zaken onder verantwoording en zelfs met steun van de overheid plaatsvinden. Op verschillende – hieronder besproken – terreinen bieden doen we aanbevelingen om de huidige lacunes in de uitwerking van de DGGF te repareren.

Ontwikkelingsrelevantie – naar een heldere prioriteit

Het DGGF definieert ontwikkelingsrelevantie van investeringen als zij bijdragen aan werkgelegenheid, productiekracht en kennisoverdracht. Dit is een puur economische definitie, die niet kijkt naar sociale en ecologische ontwikkeling. Het tegengaan van ongelijkheid, het stimuleren van duurzame groei, lokale innovatie en empowerment van kwetsbare groepen moeten ook worden opgenomen in de definitie. Aansluiting bij lokale ontwikkelingsbehoeften is ook essentieel en van gebonden hulp, zoals die is opgenomen in de sporen 1 en 3 van het DGGF, is bekend dat deze niet effectief is voor armoede-bestrijding.

Het meest duidelijk is dat wel bij exportfinanciering, waar ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven het primaire doel is. Met de keuze voor verzekeraar Atradius DSB als fondsmanager van dit deel van het DGGF, worden de zorgen zeker niet weggenomen. Zoals uit de praktijk blijkt, leiden het ontbreken van ontwikkelingsdoelstellingen bij Atradius voor steun aan transacties die zelden ontwikkelingsrelevant zijn. Als er bovendien schade ontstaat rondom een project betaalt de exportkredietverzekering aan de exporteur. De Nederlandse overheid neemt daarmee de vordering op het betrokken land over. Eventuele kwijtschelding van zo’n bilaterale schuld wordt vervolgens gefinancierd uit het ontwikkelingsbudget. Deze methode zou niet moeten worden overgenomen in het DGGF.

Provenu’s van het fonds, en niet het ontwikkelingsbudget, zouden dan ook de eventuele kwijtschelding van schulden die worden opgebouwd met steun van het DGGF moeten dekken.

Eenduidige MVO standaarden

Sterke standaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zijn van essentieel belang in de uitvoer van het private sectorbeleid van de overheid. In de nota ‘Ondernemen voor Ontwikkeling’ wordt veel waarde gehecht aan MVO. Helaas legt het lijstje met 10 MVO uitgangspunten die gelden voor bedrijven die geld uit het DGGF zullen ontvangenm, te veel verantwoordelijkheid bij de bedrijven zelf. Het kabinet kiest een mengvorm tussen OESO richtlijnen en IFC Performance Standards die vooral onduidelijkheid veroorzaken.

Ook transparantie over het due diligence proces wordt ten onrechte op een vrijblijvende manier aan bedrijven overgelaten. De IFC Performance Standards dienen volledig te worden toegepast op projectniveau in lijn met risicobeoordeling, niet slechts voor een eerste toetsing. Landinvesteringen verdienen extra terughoudendheid en voorzichtigheid in lijn met CFS Voluntary Guidelines on Land Tenure en het principe van Free Prior and Informed Consent in het bijzonder. Bovendien is het van essentieel belang dat het MVO-beleid van de uitvoeringsorganen continu getoetst wordt en waar nodig aangepast. Het ministerie, of een onafhankelijk orgaan als het NCP of een ombudsman, is verantwoordelijk voor effectief toezicht op de uitvoering ervan in de praktijk

Een transparant fonds dat verantwoording aflegt

Transparantie en verantwoording zijn sleutelbegrippen in een verantwoorde uitvoering van het DGGF. De huidige opzet geeft hiervoor onvoldoende garanties. Voor transparantie kan het best gekeken worden naar het toegang tot informatie beleid van het IFC. Een onafhankelijk klachtenmechanisme moet worden opgezet voor alle private sector instrumenten van de overheid, iets wat mogelijk onder te brengen is bij het NCP. Hoewel er wel enige vorm van consultatie heeft plaatsgevonden bij de totstandkoming van de huidige opzet van het fonds, was deze beperkt. Vooral partijen die in de toekomst betrokken kunnen worden bij de uitvoering, zijn uitvoerig geconsulteerd. Een kritische discussie moet juist worden gefaciliteerd, waarbij betrokkenheid van verschillende en ook zuidelijke partijen van belang is.

De Tweede Kamer heeft tot nu toe kritisch naar het DGGF gekeken en moet dat blijven doen. Wij gaan ervan uit dat dit fonds een positieve bijdrage wil leveren aan ontwikkeling ten behoeve van arme mensen. Daarvoor zijn structurele aanpassingen gewenst. Het blijft bijvoorbeeld onduidelijk hoe exportfinanciering hier een rol in kan spelen en dit onderdeel past dan ook niet thuis in een fonds met ontwikkelingsdoelstellingen. Daarnaast blijken ontwikkelingsrelevantie en sterke standaarden op het gebied van MVO, transparantie en verantwoordingsmechanismen onvoldoende uitgewerkt. Hiermee loopt Nederand het risico een fonds te creëren dat niet voldoet aan internationale standaarden en ‘best practices’. Wij hopen dat de Kamer aanstaande maandag toezeggingen van minister Ploumen kan verkrijgen dat zij dit aan zal passen.

Door Barbara van Paassen (ActionAid), Anouk Franck en Wiert Wiertsema (Both ENDS), Roos van Os (SOMO)