Van schoothond naar waakhond

Ontwikkelingswerk in fragiele staten vraagt een lange adem. Een land dat getekend is door geweld en conflict, help je niet zomaar op weg naar meer stabiliteit. Juist de factor tijd staat op gespannen voet met de ambitieuze beleidsnotities en korte- termijn afrekencultuur van politiek Den Haag. Daarin wordt onvoldoende rekening gehouden met de complexiteit en risico’s die ngo’s ondervinden in hun werk in fragiele staten, betoogt Elske van Gorkum van het Dutch Consortium for Rehabilitation. Minister Ploumen wil liefst snel heldere, meetbare resultaten zien. Maar het bijbehorende  korte-termijn financieringsmodel kan Van Gorkum vaak moeilijk uitleggen aan haar lokale partners. Ze was afgelopen dinsdag mede organisator van het symposium Fragility by choice? en deelt haar impressies.

Hoogleraar Georg Frerks drukte zich begin deze week op het symposium Fragility by choice? zo mogelijk nog sterker uit: ‘De Nederlandse hulparchitectuur en modaliteiten zijn voor fragiele staten niet geschikt om tot duurzaamheid te komen.’ Het symposium was een initiatief van het Dutch Consortium for Rehabilitation, een samenwerkingsverband van  CARE, HealthNet TPO, Save the Children en ZOA. Op het symposium werd duidelijk dat niet alleen wij als praktijkmensen het spanningsveld ervaren tussen korte termijn financiering en lange termijn doelstellingen.

Ook Ronald Wormgoor, strategisch beleidsadviseur stabiliteit en humanitaire hulp bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken sprak uit dat hij het eens is met de noodzaak van langdurige betrokkenheid en verwees daarvoor naar de recente IOB evaluatie. Het IOB waarschuwt in haar slotconclusie voor een te grote afstand tussen optimistisch en ambitieus geformuleerde beleidsambities en de complexiteit en de risico’s in fragiele landen.

CARE, HealthNet-TPO, Save the Children en ZOA weten als geen ander dat de praktijk in landen als Zuid-Sudan, Burundi en Uganda weerbarstiger kan zijn dan de ambitie om mensen zo snel mogelijk aan een vreedzame, stabiele leefomgeving te helpen. Daarvoor is ondersteuning van en het voortbouwen op lokale structuren en verhoudingen noodzaak, zo stelt ook het IOB. En dat kost tijd.

Birma

Eerder was ik vele jaren betrokken bij de schijnbaar uitzichtloze situatie in Birma en de 150.000 vluchtelingen uit het oosten van dat land, die decennia lang in kampen op de Thaise grens verbleven. De lobby leek lange tijd vruchteloos en partijen verspilden energie in het bestrijden van elkaars standpunten, totdat diplomaten van de EU (de pro-engagement lobby) en activisten uit Birma- supportgroepen en de Birmese diaspora (de pro-sanctions lobby) de handen ineen sloegen en bereid waren over de muren van hun visieverschillen heen te kijken. Als vertegenwoordiger van een maatschappelijke organisatie had ik een intermediaire rol tussen die beide groepen.

Terugkijkend blijkt dat de bijeenkomst in Brussel in november 2008 een beginpunt markeerde van de omslag die zich sindsdien voltrekt in Myanmar. De diplomaat die het pro-engagement kamp vertegenwoordigde in dat proces is nu de EU-ambassadeur in Yangon. Lobby kan zeer frustrerend zijn en het gevoel opleveren dat zaken muurvast zitten…..totdat er iets losschiet en de boel in beweging komt.

Waakhondrol

Pleitbezorging en beleidsbeïnvloeding zijn in dit proces cruciale elementen. Deze methoden worden vaak samengevat in het woord: waakhondrol. DCR deelt de visie van minister Ploumen dat de waakhondrol van groot belang is en  dus financiering verdient. Ik ben van mening dat die rol alleen kan worden uitgevoerd door mensen die voldoende geworteld zijn in de lokále samenleving. Juist mensen uit de landen zelf moeten gestimuleerd worden en de ruimte krijgen om hun overheden te bevragen op de besteding van middelen, uitvoering van overheidstaken en wijze waarop mensen die basisvoorzieningen krijgen die van een overheid verwacht mogen worden.

Maar zo’n waakhondrol kan niet gespeeld worden als activiteit in zichzelf. Een goede waakhond heeft kennis en ervaring opgedaan van het terrein dat hij moet bewaken. Alleen dan kan hij succesvol zijn. Kritiek en beleidssuggesties van mensen en organisaties werkzaam in het veld moeten kunnen worden onderbouwd en gestaafd aan die praktijk en juist dat is noodzakelijk om in een vruchtbare bodem te vallen bij politici of andere besluitnemers. Maatschappelijke organisaties zijn vaak het best in staat om met deskundigheid een bijdrage te leveren aan het politieke debat als zij zelf kennis en ervaring hebben in armoedebestrijding. De schoothondjes die zich uitsluitend richten op armoedebestrijding om daarmee een aai over de bol van de overheid in de wacht te slepen, nemen in aantal af. Dit is voor overheden soms even slikken omdat zij juist die rol van het maatschappelijk middenveld sterk waarderen. Immers als zo basisvoorzieningen toch geleverd worden, zonder dat zij daar veel geld en moeite aan kwijt zijn, kunnen zij die middelen mooi in hun andere belangen steken.

Voldoende vertrouwen en respect tussen belangenbehartigers en hun overheden is daarbij van groot belang. Dit geldt nog sterker voor de prille ‘democratieën’ van fragiele staten.

Het Nederlandse medefinancieringsstelsel (oude stijl) heb ik naar partners in Afrika en Azië, maar ook naar Amerikanen van organisaties als Human Rights Watch, wel eens uitgelegd als het toppunt van democratie: de overheid staat door haar gesubsidieerde instellingen toe om met die middelen het handelen van diezelfde overheid kritisch te volgen en van kanttekeningen te voorzien. Dit is lang niet overal mogelijk, ook niet in landen die juist zo prat gaan op hun groot democratisch gehalte. Ik vind het wel jammer dat deze inbreng in de huidige tijdgeest in Nederland steeds meer onder druk komt te staan.

Maatschappelijke ruimte krimpt

In het rapport “Fragility by Choice?” dat werd geschreven op basis van veldonderzoek door Pyt Douma en professor Georg Frerks wordt opnieuw duidelijk dat de maatschappelijke ruimte in de onderzochte landen, zonder uitzondering, krimpt. Vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en media die zich kritisch opstellen lopen gevaar. Intimidatie, vervolging en zelfs verdwijning zijn geen uitzonderingen. Zeker daar waar mensen het lef hebben onderwerpen als fraude, corruptie of mensenrechten aan de orde te stellen. Deze activisten zijn bereid meer offers te brengen, dan ik ooit zouden durven. Zij verdienen daarbij alle bescherming die wij hen kunnen geven.

Internationale maatschappelijk organisaties vormen de eerste schil van zo’n beschermingswal. Direct daarachter zitten de ambassades met hun voelsprieten ter plaatse en relaties met de ministeries in hun landen van herkomst. Meerdere ambassades samen kunnen regeringen aanspreken op misstanden die niet onopgemerkt mogen blijven.  Peter Gabriel beschreef dit principe al beeldend in zijn song over apartheidsactivist Steve Biko met de zinsnede “the eyes of the world are watching you”. Dit principe is het belangrijkste beschermingsmechanisme voor degenen die zo dapper zijn om in een conflictueuze omgeving de hete kolen  uit het vuur te halen. Het behoeft geen betoog dat het postennet, juist ook in fragiele staten, in stand moet blijven om deze rol te kunnen vervullen.

De waakhondrol is voor veel burgers, activisten en maatschappelijke organisaties in fragiele staten betrekkelijk nieuw. In het huidige MFS II programma heeft DCR de ruimte om pleitbezorging en beleidsbeïnvloeding toe te voegen aan het uitvoerende werk. In de fragiele staten waar DCR werkt is het bijvoorbeeld een groot probleem om te bepalen wie stukken land in eigendom heeft. Dit leidt tot conflicten. Niet alleen omdat twee partijen het niet eens worden, maar ook omdat overheden en andere machthebbers claims leggen. In Burundi helpen we mensen bij het verbeteren van hun oogsten en in ruil daarvoor schikken ze in om terugkerende vluchtelingen aan land te helpen. Dan voeren we lobby om eigendomsrecht  te registreren.

We proberen netwerken van gelijkgestemden te creëren in onze zes samenwerkingslanden en die behartigen belangen van burgers op verschillende niveaus in de samenleving. We hopen dit werk ook na 2015 te kunnen voortzetten. En daarmee is de cirkel rond:  de door prof. Frerks, Ronald Wormgoor, het IOB en DCR zelf bepleitte langdurige betrokkenheid is noodzaak voor het behalen van resultaat  in fragiele staten.

Elske van Gorkum is Advocacy Coordinator bij DCR (Dutch Consortium for Rehabilitation) Dit is een samenwerkingsverband tussen CARE, HealthNet-TPO, Save the children en ZOA. Samen werken zij voor een periode van vijf jaar, in zes fragiele staten in Afrika. 

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
08 november 2013