
Column Paul Hoebink: Ingrid de Caluwé
Columnist Paul Hoebink (CIDIN) richt voor de derde maal op rij zijn pijlen op de VVD. Het voorstel van de VVD om 3 miljard euro op ontwikkelingssamenwerking te bezuinigen is volgens hem opmerkelijk omdat geen enkele andere liberale zusterpartij in Europa er zulke standpunten op nahoudt.
De regelmatige lezer van deze column zou bijna kunnen gaan denken dat ik een VVD-basher ben. Het ligt iets anders. De VVD domineert met geradicaliseerde standpunten in belangrijke mate het debat over ontwikkelingssamenwerking in Nederland en dus kan ik het ook nu weer niet laten om toch nog even terug te komen op het VVD-voorstel om de Nederlandse ontwikkelingshulp met drie miljard euro te korten. Niet zozeer omdat dat voorstel het tot dan toe onbekende VVD-kamerlid Ingrid de Caluwé in korte tijd tot een media-ster maakte met optredens voor televisie, radio en discussie-bijeenkomsten in den lande, maar vooral omdat het opiniestuk van de Volkskrant regelrecht in het verkiezingsprogramma van de VVD belandde. Dat is opmerkelijk, want dat verkiezingsprogramma verwoordt dan toch enige, laten we het vriendelijk zeggen, ‘bijzondere’ standpunten.
Zo is vanaf nu ontwikkelingssamenwerking volgens VVD geen kerntaak van de overheid meer: de burgers moeten het maar doen. Dat staat haaks op wat de VVD de afgelopen 60 jaar met fameuze woordvoerders als Frans Weisglas en Erica Terpstra en partijleiders als Joris Voorhoeve heeft gesteld en beweerd. Het is ook opmerkelijk, omdat geen enkele, let wel geen enkele, van de zusterpartijen van de VVD in Europa dat standpunt huldigt. Zoals eerder gemeld in deze kolommen, de Britse conservatieven stellen juist het geheel tegenovergestelde. Zij menen dat er met ontwikkelingshulp ‘miracles’ zijn verricht, waar de VVD zegt dat de resultaten ‘niet erg overtuigend’ zijn en ontwikkelingshulp ‘zinloos’ is. In debatten nuanceerde Ingrid de Caluwé haar standpunt enigszins door aan te geven dat er wel degelijk vooruitgang op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg was geboekt, maar dan was in ieder geval de rest toch ‘zinloos’.
Gevraagd om die mislukkingen en zinloze uitgaven dan te noemen, kwam Ingrid niet veel verder dan het voorbeeld van Suriname. Dat is een wat vreemd voorbeeld in mijn ogen. Allereerst omdat die Nederlandse hulp toch dertig jaar geleden min of meer is gestopt; ten tweede omdat in een genuanceerd oordeel er wel degelijk ook een aantal succesvolle projecten in Suriname is aan te wijzen. Ten derde omdat de grote mislukkingen in Suriname vooral ook het bewijs leveren, dat er veel mis kan gaan, als het betrokken bedrijfsleven zelf, bovenop de haverkist, min of meer zelf de projecten uitkiest (denk aan de spoorlijn in West-Suriname die van niets naar niets loopt).
Wanneer vervolgens voorbeelden van landen worden aangedragen die in de historie de meeste ontwikkelingshulp ontvingen, zoals Zuid-Korea en Taiwan die toch uitermate succesvol zijn, stelt Ingrid de Caluwé dat de groei daar pas tot stand kwam, toen de landen in Oost-Azië zich tot de vrije markt bekeerden. Die analyse is minstens net zo opmerkelijk als die dat ontwikkelingssamenwerking geen overheidstaak is. De VVD zit blijkbaar in het spoor van de barre woestijntochten van economen die toen en nu nog steeds op zoek zijn naar de ‘vrije markt’. Maar die bestond al niet in het Engeland van Adam Smith en al helemaal niet in Zuid-Korea of Taiwan. En dan helemaal: een ‘vrije markt’ in China? Zijn de liberale economische werkelijkheden dan zo ver afgegleden van wat de harde economische werkelijkheid van nu is, namelijk dat die markten in hoge mate gereguleerd zijn en zich bovendien nog in grote mate binnen (gigantische) ondernemingen zelf afspelen?
Mevrouw De Caluwé vergeet bovendien dat de fundamenten voor latere economische groei in Oost-Azië toen, en voor een aantal goed presterende Afrikaanse landen nu, met investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en landbouw voor een belangrijk deel zijn gelegd met ontwikkelingshulp. Opnieuw, Britse en Duitse conservatieve partijen zullen dat niet ontkennen.
Dit alles heeft de net naar Den Haag verhuisde Ingrid de Caluwé niet mogen baten. Ze ging in het Luxemburgse Echternach naar school en daar lopen ze altijd drie passen vooruit en dan weer twee naar achteren. Ingrid had ooit plaats 41 en nu plaats 42 op de kandidatenlijst van de VVD en het werd vervolgens plaats 41, omdat Charlie Aptroot, die direct meldde dat hij die wegbezuinigde drie miljard wel aan wegen wilde uitgeven, burgemeester van de best geasfalteerde stad van Nederland wordt. Ingrid zal Den Haag dus wel weer verlaten en dan beloof ik plechtig in deze column het komende jaar niet meer over de VVD en ontwikkelingssamenwerking te zullen schrijven.
Paul Hoebink is Bijzonder Hoogleraar Ontwikkelingssamenwerking en directeur van het Centrum voor Internationale Ontwikkelingsvraagstukken (CIDIN) van de Radboud Universiteit Nijmegen.