
Jan Jaap Kleinrensink (Hivos): ´Het Nederlandse karakter van Hivos zal verdwijnen´
De afgelopen jaren zijn steeds meer Nederlandse ontwikkelingsorganisaties gaan decentraliseren door wereldwijd regiokantoren op te zetten. Bij decentralisatie wordt de verantwoordelijkheid gedeeld en het uitvoerende werk naar de regiokantoren verplaatst. Hierdoor kunnen ontwikkelingsorganisaties makkelijker samenwerken met lokale organisaties en zijn ze beter geïnformeerd over de lokale context en ontwikkelingen. Wat waren voor Hivos, MDF en ICCO de belangrijkste drijfveren om te gaan decentraliseren? En is het decentralisatieproces voor hen succesvol? De regiodirecteuren van Hivos, MDF en ICCO in Indonesië geven in een drieluik hun visie hierop. Vandaag deel 1: regiodirecteur Jan Jaap Kleinrensink van Hivos.
Jan Jaap Kleinrensink is een nieuw gezicht bij Hivos, maar is een oude rot in het vak te noemen. Hij werkte onder meer als particulier secretaris van de Nederlandse minister van ontwikkelingssamenwerking en als programmadirecteur van de kinderrechtenorganisatie Plan Nederland. Kleinrensink vertelt vol enthousiasme over zijn nieuwe uitdaging in het hectische Jakarta waar hij sinds eind vorig jaar als regiodirecteur Indonesië & Oost-Timor aan de slag is gegaan. ‘God niet erkennen, is strafbaar in Indonesië’ vertelt hij. De Indonesische overheid doet er alles aan om de eenheid in het land te bewaren. In Indonesië ontkom je er dan ook niet aan om als ontwikkelingsorganisatie nauw samen te werken met de overheid. Het humanistische Hivos heeft in dit gigantische eilandenrijk een lange geschiedenis en is er sinds 2004 permanent vertegenwoordigd. De ontwikkelingsorganisatie werkt hier aan duurzaam ondernemen, vrouwenrechten en vrijheid van meningsuiting. Hivos heeft een omvangrijk biogasprogramma lopen in samenwerking met SNV, de Nederlandse ambassade in Jakarta, Stichting Rabobank en het Indonesische ministerie van Energie.
Waarom is Hivos eigenlijk gaan decentraliseren?
‘In de praktijk bleek dat het moeilijk was om vanuit Den Haag goede contacten te onderhouden met de partnerorganisaties en aan acquisitie te doen. Het werkt veel beter als je een lokale vertegenwoordiging hebt die contacten kan onderhouden met de samenleving, partnerorganisaties en donoren. Je zit dan veel dichter op de werkelijkheid. Primair is het decentralisatieproces ingegeven door de behoefte om lokaal te kunnen netwerken en goede contacten te hebben in het veld. Het liefst werken we zoveel mogelijk met lokaal personeel. Van de tachtig werknemers zijn er slechts vier expats.’
Vindt u het decentralisatieproces succesvol?
‘De eerste belangrijke stappen zijn gezet, zoals de opening van het regiokantoor in 2004 en we beschikken over hooggekwalificeerd personeel. Het decentralisatieproces is echter nog niet voltooid. Op termijn verwacht ik dat op het kantoor het Bahasa de voertaal wordt en al het personeel uit Indonesië komt. Ik zal mogelijk door een Indonesiër worden opgevolgd. Ik denk dat Hivos nog internationaler zal worden. Het hoofdkantoor kan eventueel in Den Haag blijven, maar mijn eigen opvatting is we ons anders kunnen gaan organiseren en richten op schaalvergroting. Hivos kan in de toekomst meer samenwerking waarborgen door een strategisch partnership met geestverwante organisaties aan te gaan. Het Nederlandse karakter van Hivos zal geleidelijk aan verdwijnen en dat is een gevolg van het decentralisatieproces. De ramen bij Hivos staan open voor een andere en meer internationale koers. De uitdaging is de huidige kernwaarden van Hivos grotendeels te behouden, terwijl die tegelijkertijd moeten rijmen met de lokale context van onze landen.’
Door wie worden jullie gefinancierd?
‘Ongeveer twee derde van ons regiokantoorbudget komt uit Nederland, met name uit MFS-II. Het overige gedeelte komt uit andere financieringsbronnen, zoals de Europese Commissie, de Noorse ambassade en de Ford Foundation die we via het hoofdkantoor verkrijgen. De trend is dat het aandeel van de Nederlandse fondsen steeds minder wordt en dat juichen we toe.’
‘De beschikking over minder Nederlandse fondsen stimuleert Hivos tot het bedenken van nieuwe strategieën. Een Nederlandse organisatie mag in Indonesië geen fondsen werven bij overheden, burgers en het bedrijfsleven. De Indonesische overheid heeft de beschikking over veel onbestede gelden die niet in de ontwikkeling van het land geïnvesteerd worden. We zien mogelijkheden om daar succesvol een beroep op te kunnen doen door een lokale vestiging op te richten met een Indonesische identiteit. Hoe meer je daarin investeert, des te meer die zal concurreren met een lokale ngo die we juist willen versterken. Daarom zijn wij niet heel snel in het vormen van een lokale entiteit, terwijl dat formeel een fluitje van een cent is. Dat lijkt op een tegenstrijdigheid. Ik denk dat het echter moet kunnen in de praktijk, omdat er veel andere lokale ngo’s in Indonesië zijn en de besten zullen overleven.’
Is er nog veel behoefte aan ontwikkelingssamenwerking in Indonesië?
‘Ja, er blijft voorlopig behoefte aan projecten die de armoede in het land succesvol bestrijden. Op macro-economisch niveau is de groei in Indonesië indrukwekkend, maar er zijn grote welvaartsverschillen tussen en binnen de provincies. De aanpak van de armoede wordt daarmee steeds meer een vraagstuk van eerlijke verdeling van welvaart. We zouden graag zien dat de Indonesische overheid nadrukkelijker beleid en activiteiten hierop ontwikkelen. Op lange termijn zou de aanwezigheid van Hivos dan overbodig kunnen worden.’
Waar wil Hivos Indonesië staan in 2020?
‘Vragen die we ons stellen, beginnen bij hoe het definiëren van de regio. Blijven we werken in Indonesië en Oost-Timor? Komen er minder of meer activiteiten? Een grondige evaluatie van ons programma zal weergeven waar de behoefte en onze kracht ligt. We voeren zowel sociaal-culturele als economische activiteiten uit. Die diversiteit helpt ons in het gesprek met de Indonesische overheid. Desalniettemin vind ik dat onze portefeuille te breed is geworden, dat we binnen elk thema alles willen doen en teveel luisteren naar de donorwensen. Binnen de themagebieden moeten we meer focus aanbrengen en op langere termijn kunnen we eventueel een thema laten vallen. Binnen Hivos voeren we de discussie of we als organisatie willen groeien. Is dat het belangrijkste doel of gaat het primair om de kwaliteit van ons werk te waarborgen? Een krimpscenario zou je niet moeten uitsluiten als dat ten goede komt aan onze doelgroep. Het jaar 2020 is een stip op een onzekere horizon waar Hivos zelfbewust naar toe werkt.’
Wat is uw mening over het debat over ontwikkelingssamenwerking in Nederland?
‘De Nederlandse discussie is de afgelopen twee jaar erg benepen geworden. Veel andere donoren hebben een liberalere kijk op ontwikkelingssamenwerking. Het is treurig dat Nederland daar inmiddels in achterloopt. Het Nederlandse debat gaat met name over het verminderen van het budget, terwijl de Britten en de Duitsers dat niet eens overwegen. Hier in de regio willen de Australiërs hun budget de komende vijf jaar gaan verdubbelen. Er zijn donoren die gelukkig een andere richting dan Nederland kiezen waarmee wij ons voordeel kunnen doen.’
‘Dat de OS-sector zich erg in het defensief bevindt, heeft onder meer te maken heeft met de vergrijzing binnen ontwikkelingsorganisaties waardoor ze vastklampen aan heilige huisjes. De context is de afgelopen tijd ingrijpend veranderd en daarmee ook de denkwijze van nieuwe generaties. Waarden die tien of twintig jaar geleden centraal stonden, zijn nu niet meer vanzelfsprekend. Vroeger was het imago van goede doelen onverbeterlijk, terwijl tegenwoordig per definitie kritische vragen worden gesteld. Het is evident dat het vertrouwen in ontwikkelingswerk sterk is afgenomen. Het gaat om het zoeken naar nieuwe invalshoeken die laten zien waarom ontwikkelingswerk in zowel 2012 als 2020 belangrijk is. Die nieuwe antwoorden hebben we vaak niet en daardoor blijven we als OS-sector in het defensief.’
‘We zeggen als OS-sector voortdurend naar buiten toe dat er geen MFS-III komt. Waarom moeten wij op een klagerige manier per se uitdragen dat het allemaal minder wordt? Alsof vroeger alles beter was. Ik zie geen enkele andere sector zo dom opereren en ik vind het ergerlijk wat we daarmee over onszelf afroepen. De ontwikkelingssector moet geen slachtoffersector zijn, maar de uitstraling van een overwinnaarssector hebben.’
Morgen deel 2 van deze serie met Bart van Halteren van MDF.
Hasse de Boer volgde afgelopen jaar de masterclass ontwikkelingssamenwerking van Jan Pronk en maakte zijn reis naar Indonesië in het kader van Beyond (y)our World, het journalistieke trainingsprogramma van lokaalmondiaal.