‘Een gezonde wereldbevolking is ook in ons eigen belang’

Hoe kan de Nederlandse wetenschap meer betekenen voor mondiale gezondheidszorg? Hierover werd op 9 maart gebrainstormd door wetenschappers, ngo-medewerkers, artsen en vertegenwoordigers van de overheid. Een van de conclusies: ‘We moeten uitgaan van lokale behoeften in plaats van ons te richten op specifieke ziekten.’ Een interview met Leon Bijlmakers, die de geanimeerde discussie voorzat. 

Urgente onderzoeksvragen die passen bij de Nationale Wetenschapsagenda én bij de Sustainable Development Goals op het gebied van gezondheidszorg. Om die te formuleren kwam een gezelschap van wetenschappers en praktijkdeskundigen afgelopen 9 maart samen op de zesde verdieping van het hoofdgebouw van de NWO. ‘Hoe kunnen we de zorg overal betaalbaar maken?’ was een van de vele vragen die de revue passeerden. Voorzitter Leon Bijlmakers, hoogleraar aan het Radboud UMC, leidde de bijdragen van dertig enthousiaste en betrokken deelnemers in goede banen en blikt terug op de discussie.

Wat betekent de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) voor u?

 ‘Het is een goed initiatief om het draagvlak en de legitimiteit van wetenschappelijk onderzoek te vergroten. Vroeger werd tegen de wetenschap opgekeken, dat ontzag is verminderd. Iedereen die iets op internet heeft gelezen, denkt algauw dat hij een expert is. In allerlei praatprogramma’s op televisie geven mensen hun mening over belangrijke zaken, zonder dat ze zich goed in het onderwerp hebben verdiept. Bekende voetballers wordt bijvoorbeeld gevraagd hoe de vluchtelingencrisis zou moeten worden aangepakt.

Doordat Nederlandse burgers in de NWA hebben mogen aangeven waar de wetenschap zich mee moet bezighouden, kan er meer draagvlak voor wetenschappelijk onderzoek ontstaan, en meer interesse in de kennis die het onderzoek voortbrengt. Hopelijk gebeurt dat ook. Bij de universiteit waar ik zelf werk, het Radboud UMC in Nijmegen, zijn we begonnen met een forum om burgers te bevragen over de vergoeding van dure vormen van zorg. Het is deel van een groter onderzoek naar het stellen van prioriteiten binnen de gezondheidszorg, waarbij we proberen manieren te vinden om de betrokkenheid van burgers bij dit onderwerp te vergroten.’

U heeft het over het vergroten van draagvlak. Is er volgens u ook draagvlak voor het mondiale perspectief dat de NWO-WOTRO in de Nationale Wetenschapsagenda wil brengen?

 ‘Ik denk het wel. Sowieso voegen we geen nieuwe vragen toe aan de vragen die burgers al in een eerder stadium hebben voorgelegd. Veel van die vragen hebben een mondiale dimensie, alleen realiseert niet iedereen zich dat. Denk aan opkomende infectieziekten, zoals zoönosen, die een significant risico vormen voor de wereldwijde publieke gezondheid. Met deze route maken we die mondiale dimensie expliciet en ontwikkelen we vraagstukken die zowel voor voor Nederland als voor andere landen van belang zijn.’

Waar zag u in de workshop de beste verbinding tussen de NWA en de SDG’s rond het thema gezondheid?

 ‘We hebben in elk geval verbanden gelegd met de duurzaamheidsdoelen over armoede, voedselzekerheid en gezondheid. Maar de meest interessante en verrassende verbindingen zag ik met doelen 16 en 17, over het versterken van instituties en partnerships. Bij de eerste kun je denken aan gezondheidssystemen, maar ook aan de wijze waarop de samenleving omgaat met ziekte en dood, buiten de reguliere zorg om. Zo zijn er in sommige landen bijvoorbeeld kleinschalige spaarsystemen waaruit begrafenissen worden betaald. Het is belangrijk om het bestaan van dit soort informele instituties te erkennen, en te onderzoeken hoe ze eventueel kunnen worden versterkt.

Wat duurzaamheid betreft: men denkt daarbij altijd aan projecten die beklijven nadat de financiering is gestopt, maar dat is niet het enige wat van belang is. Het gaat ook om het bewaren van evenwicht. Vaak zie je dat externe interventies, zoals buitenlandse hulp, ertoe leiden dat evenwichten worden verstoord. Dat was bijvoorbeeld een gevolg van de Millenniumdoelen: er kwam binnen de gezondheidszorg een enorme nadruk te liggen op hiv/aids en malaria. Ik heb wel eens een patiënt hardop horen zeggen: “had ik maar aids”, omdat alle zorg naar aidspatiënten ging. Daarmee verstoor je het evenwicht in een zelfsturend systeem en dat is niet duurzaam. Vandaar dat we in onze workshop hebben opgeroepen tot integraal onderzoek. Daarbij willen we de hele keten betrekken, op verschillende niveaus, met onderzoeksbenaderingen vanuit verschillende disciplines, en bovendien uitgaan van lokale behoeften in plaats van te focussen op specifieke ziekten. Hoewel ik eerlijkheidshalve moet zeggen dat dat laatste met ebola en zika misschien wel voor de hand zou liggen.’

Hoe kijkt u terug op de sessie die u heeft voorgezeten?

 ‘Ik kijk er met plezier op terug. Er was een enorme betrokkenheid en veel enthousiasme. Het bleek niet moeilijk om mensen te betrekken, ik moest vaak kiezen wie ik het woord zou geven, temidden van anderen die aangaven ook graag te willen reageren. Volgens mij heeft iedereen uiteindelijk de kans gekregen om te zeggen wat hij of zij wilde zeggen. Gelukkig werd er goed geluisterd naar elkaar. We hadden misschien wat weinig tijd om ons voorstel specifiek genoeg te maken, maar ik was erg blij met de kapstok die door een van de deelnemers werd aangedragen. Namelijk om het onderzoek dat wij voor ogen hebben in te delen in drie gebieden, die elkaar gedeeltelijk overlappen: ziekten en seksuele en reproductieve gezondheid, gezondheidszorgsystemen en de sociaal-culturele dimensies van ziekte en gezondheid. Volgens mij hebben we zo een goede basis gelegd. Belangrijk was dat deze indeling uit de groep kwam en dat iedereen zich erin kon vinden.’

Wat vond u het meest verrassend?

 ‘Artsen hebben vaak de neiging alleen naar ziekten te kijken. Binnen onze groep bemerkte ik een grote bereidheid om breed en geïntegreerd over onderzoek naar mondiale gezondheid na te denken, ook bij de aanwezige artsen. Ook zij waren bereid om niet alleen op individuele ziekten en patiënten te focussen, of op specifieke facetten van seksuele en reproductieve gezondheid, maar ook naar zorgsystemen te kijken. Dat stemt optimistisch.’

Welke expertise heeft de Nederlandse wetenschap te bieden als het gaat om gezondheid?

 ‘We zijn in Nederland ver als het gaat om het ontwikkelen van medicijnen, vaccins en diagnostische technologie. We hebben daarnaast enkele topwetenschappers op het gebied van malaria. Maar we blijven ook niet achter als het gaat om de inrichting van zorgsystemen, verzekeringen en meer in het algemeen de financiering van zorg.

Bovendien zijn we goed in het bedrijven van wetenschap op een integrale manier. Op het Radboud UMC in Nijmegen bijvoorbeeld richten wij het onderwijs aan studenten op de keten van molecuul tot mens tot populatie. We denken bijvoorbeeld na over celbiologie: wat gebeurt er op molecuulniveau bij afweermechanismen? Vervolgens wordt er gewerkt aan diagnostiek en betere behandelingen voor diverse ziekten en kijken we naar de opbrengst van dergelijke trajecten, bijvoorbeeld in termen van kwaliteit van leven en kosteneffectiviteit. Deze brede blik komt zowel in Nederland als elders van pas. In Nederland wordt de zorg, zoals iedereen weet, steeds moeilijker betaalbaar. We hebben veel nieuwe en innovatieve behandelmethoden en medicijnen, maar sommige daarvan zijn simpelweg te duur, althans vooralsnog, om al breed toe te passen binnen het Nederlandse zorgsysteem. In het Zuiden speelt een vergelijkbaar probleem: hoe kun je zorgsystemen inrichten op een betaalbare manier, zodanig dat iedereen toegang heeft tot de zorg die hij of zij nodig heeft?’

 Wat zou de ideale uitkomst van deze NWA-route kunnen zijn?

 ‘Mondiaal onderzoek moet weer hoger op de agenda komen. Niet alleen voor anderen, maar ook voor onszelf. Het zou rampzalig zijn als dit soort mondiaal onderzoek zou verdwijnen. Jeroen Verheul van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vatte het aan het eind van de ochtend goed samen. Ontwikkelingsrelevant onderzoek is om drie redenen van belang. Allereerst vanuit het oogpunt van solidariteit, maar ook vanuit ons eigenbelang: als ziekten zoals ebola en zika naar Europa overslaan hebben we een probleem. En tenslotte is er nog het verlichte eigenbelang. Wij hebben er in Nederland baat bij als het elders in de wereld goed gaat. De ideale uitkomst is dus een consensus over het belang van een onderzoeksagenda voor mondiale vraagstukken. De Nationale Wetenschapsagenda moet zich niet alleen maar op Nederland richten. Dat kunnen we ons niet veroorloven.’

Kijk voor meer informatie over het SDG traject van WOTRO/NWO op

 

Auteur
Janneke Juffermans

Datum:
05 april 2016
Categorieën: