‘De wetenschap moet meer vragen stellen over machtsverhoudingen en internationale processen’

Hoe kan de Nederlandse wetenschap samenlevingen wereldwijd veerkrachtiger maken? Een bont gezelschap boog zich afgelopen 9 maart bij de NWO-WOTRO over deze vraag. Verschillende werkgroepen kregen de opdracht om de Nationale Wetenschapsagenda duidelijker met de Sustainable Development Goals te verbinden. Een kort interview met Isa Baud, voorzitter van de werkgroep Veerkrachtiger samenlevingen.

Ongelijkheid indammen, internationale instituties hervormen, praktijkonderwijs verbeteren. Om een samenleving veerkrachtig te maken, kun je tal van middelen aanwenden. Aan Isa Baud (professor International Development Studies aan de UvA), voorzitter van de werkgroep veerkrachtiger samenlevingen, de taak om samen met een twintigtal wetenschappers en experts een keuze te maken: welke kennis is nodig om globalisering zo invulling geven dat de wereld veerkrachtiger wordt?

Wat betekent de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) voor u?

‘Voor mij is het een interactief proces waarbij we kijken hoe onderzoeksvragen en maatschappelijke vragen met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Methodologisch moet onderzoek natuurlijk wel onafhankelijk zijn. Er kunnen zowel positieve als negatieve antwoorden uitrollen, maar het “waarom” achter een onderzoeksvraag is binnen de Nationale Wetenschapsagenda maatschappelijk verankerd. Dat zag je ook mooi terug in de discussie tijdens de workshop die we vandaag hadden.’

Waar zag u in de workshop het beste de verbinding tussen de NWA en de Sustainable Development Goals (SDG’s)?

‘De Nationale Wetenschapsagenda snijdt vraagstukken aan die in potentie een  ontwikkelings- en globaliseringsperspectief bieden, maar dit is nog onvoldoende expliciet gemaakt. De economische groei die met globalisering gepaard gaat, wordt vaak opgevat als iets heel positiefs, maar deze groei heeft ook ongewenste resultaten. Wanneer je bijvoorbeeld kijkt naar de sociale effecten, en de invloed op inkomen en omgeving, zie je dat die heel ongelijk zijn verdeeld. Ongelijkheid – op lokaal, nationaal en mondiaal niveau – is een van de grootste vraagstukken van dit moment.  Daarin zie ik een duidelijke verbinding met de SDG’s, waarbij we kijken hoe de wereld er in z’n geheel beter op kan worden. Door dit mondiale perspectief aan de NWA te verbinden, zorg je voor een verdieping van de agenda.

Je kunt internationale discussies inbrengen en vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken benaderen. Neem een vraag als ‘wat zijn gevolgen van de laatste recessie op Nederland’. Die wordt interessanter voor een thema als veerkrachtiger samenlevingen door hem breder te definiëren. Wat doen recessies met samenlevingen? Wat kunnen wij leren van de recessie in 1929 of die in de jaren tachtig? En hoe is een regio als Latijns-Amerika omgegaan met een recessie? Op die manier vat je een breder proces in plaats van een specifieke ervaring.

Wat ik tevens boeiend vind aan de SDG’s: aannames over instituties, ontwikkelingsprocessen en verdeling worden vrij expliciet gemaakt. Maar de SDG’s dagen ook uit om vragen te stellen over machtsverhoudingen en internationale processen. Ik vind dat we dat in de NWA beter naar voren mogen brengen.’

Hoe kijkt u terug op de sessie die u heeft voorgezeten?

‘Ik ben heel blij hoe het proces verliep. We hadden deelnemers die kennis vanuit verschillende niveaus inbrachten, maar allen op een hoog analytisch niveau spraken. Ze kwamen uit het onderwijs, stedelijk bestuur en technische studies. Iedereen sprak heel gericht over instituties en de processen die instituties bouwen. Dat is behoorlijk abstract. Maar toch vond iedereen elkaar en dat was bijzonder inspirerend!

Wat ik ook erg boeiend vond, was de discussie over de definitie van veerkrachtiger samenlevingen, hoe die er dan uitzien. Daardoor maak je expliciet wat je waarden en doelstellingen zijn.  Dat vond ik heel goed, want dat wordt niet altijd benoemd. Terwijl openheid en duidelijkheid over waar je heen wilt, heel belangrijk is voor het vaststellen van een agenda als de NWA.’

Wat was de meest verrassende aanpak die uit uw sessie is gekomen?

‘We begonnen de conferentie met een plenaire inleiding over open complexe systemen en de gevolgen daarvan voor je onderzoek. Dat ik die gevolgen precies zo terugzag in onze themadiscussie vond ik erg verassend. Zo zijn de grenzen van complexe systemen niet van tevoren duidelijk. Daar moet je heel goed over nadenken, iets waar we het tijdens onze sessie uitgebreid over hebben gehad. Net als het feit dat het inschatten van effecten lastig is en dat die tot onverwachte uitkomsten kunnen leiden. Dat kwam ook terug in onze sessie, evenals het feit dat je voorzichtig moet zijn met interventies. Want in de vaak lange periode voordat een nieuwe interventie kan worden gepleegd, hangt veel af van het zelfsturend vermogen van de betrokken instituties. Het is moeilijk om de werkwijze van organisaties om te buigen. Je moet dus heel  voorzichtig en heel strategisch interventies plegen, dat is iets om extra aandacht voor te hebben als je ontwikkelingsgericht onderzoek doet.’

Welke expertise heeft de Nederlandse wetenschap op dit specifieke terrein te bieden?

‘Het gaat mij niet zozeer om de Nederlandse kennis, maar meer om de wijze waarop Nederland kennis opbouwt, inzet en uitwisselt met anderen. Het gaat veel meer om het proces dan om de vraag: wat weten wij als Nederland en waarmee kunnen we de wereld overrompelen? Dat is de verkeerde vraag. Je alleen daarop richten is een te statische manier van denken en ondermijnt het toekomstige wetenschappelijke potentieel. Wij kunnen de rest van de wereld maar op een beperkt aantal terreinen iets leren. We moeten juist andersom denken. Neem verstedelijking. Dat is in Nederland een groot onderzoeksthema. Maar onze grootste steden hebben niet meer dan een miljoen inwoners. Dat is elders heel anders. Er zijn veel grotere steden in de wereld, waar we ontzettend veel van kunnen leren. Hoe pakken processen in die verstedelijkte gebieden uit? En wat zijn verschillen en overeenkomsten met wat er in Nederland gebeurt? Het is ontzettend nuttig om bredere netwerken van kennisopbouw voor de lange duur te ontwikkelen. Op die manier ontstaat een mooie, interactieve vorm van leren.’

Wat zou een ideale uitkomst van deze NWA-route zijn?

 ‘Dat hij recht doet aan het internationaal georiënteerd onderzoek. Er is steeds minder expliciete erkenning van het belang daarvan. Zowel in EU-programma’s als in onderzoek dat wordt uitgezet door ministeries overheerst het Nederlandse perspectief. Het gevolg: we definiëren migratie als een integratievraagstuk in plaats van een mondiaal vraagstuk. We kijken naar de vijf procent migranten die hier zitten en niet naar de 95 procent die in hun eigen regio wordt opgevangen. Die scheve manier van kijken naar de wereld zou ik graag anders zien. Dus een ideale NWA-route voor veerkrachtiger samenlevingen bevat een mondiale blik en internationaal georiënteerd onderzoek.’

Kijk voor meer informatieo ver het SDG traject van WOTRO/NWO op

Auteur
Eva Huson

Datum:
06 april 2016
Categorieën: