
Wat is ontwikkeling?
De beleidsagenda van minister Ploumen mist een expliciete visie op ontwikkeling, vindt David Renkema van Oikos. Ploumen zou er beter aan doen om ontwikkeling te benaderen vanuit een breder perspectief, in navolging van de Indiase econoom en filosoof Amartya Sen.
Minister Ploumen heeft met haar beleidsnota een open zenuw geraakt. Die van het brede maatschappelijke veld voor internationale samenwerking om precies te zijn. Achter de goede samenwerking binnen Partos, Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) en EEN lijken uiteenlopende strategische visies schuil te gaan. Cordaid, Solidaridad en ICCO zijn min of meer positief over de plannen; de reacties van Oxfam Novib en Hivos hebben een kritische toonzetting.
Relatieve buitenstaanders signaleren deze verschillen en enkelen komen ook met verwijten aan de ontwikkelingsorganisaties. Deze organisaties zouden onvoldoende hebben ingespeeld op de dynamiek in de mondiale en Nederlandse samenleving. Daardoor hebben ze ook gefaald in de beleidsbeïnvloeding in de schrijffase van de beleidsnota.
Oikos werkt nauw samen met de verschillende ontwikkelingsorganisaties. Oikos geeft geen financiële steun aan non-gouvernementele organisaties of de civil society in ontwikkelingslanden, maar draagt bij aan veranderingen in Nederland gericht op rechtvaardige en duurzame ontwikkeling wereldwijd. Het gaat Oikos om draagvlak voor internationale samenwerking, mondiaal burgerschap en initiatieven van mensen van goede wil.
Schakel
Vanuit dit perspectief plaatsen we enkele kanttekeningen bij de beleidsagenda. Minister Ploumen is in haar nota positief over de inzet van Nederlandse burgers en hun organisaties. Burgers tonen hun betrokkenheid als consumenten, spaarders, beleggers, donateurs en belastingbetalers en via tal van particuliere initiatieven. Maatschappelijke organisaties zijn sterk in het agenderen van mondiale kwesties en in het mobiliseren van burgers.
Tenslotte vormen maatschappelijke organisaties ook interessante schakels tussen de civil society in ontwikkelingslanden en die in Nederland. Ze bieden podia voor directe contacten tussen mensen in verschillende landen, zonder tussenkomst van overheden. Deze lovende woorden staan echter in schril contrast tot de aangekondigde bezuinigingen op de financiële bijdrage aan het ‘maatschappelijk middenveld’.
Beleidscoherentie
Minister Ploumen besteedt ook aandacht aan de zogenoemde beleidscoherentie. Ze omschrijft deze als het meewegen bij beslissingen van de gevolgen van ons beleid voor lage- en middeninkomenslanden. Het gaat hier dus om de samenhang tussen het beleid op de terreinen buiten de Official Development Aid, dus bijvoorbeeld het belastingbeleid, het landbouwbeleid en energiebeleid. De minister spreekt over ‘meewegen’. Dat klinkt vrijblijvend. Bovendien lijkt ze te veronderstellen dat haar gecombineerde portefeuille (hulp en handel) een garantie biedt voor deze beleidscoherentie.
De discussie over beleidscoherentie speelt al heel lang. Nog niet zo lang geleden was er zelfs een coherentie-eenheid op het ministerie dit tot taak had knelpunten te signaleren en te documenteren. Omdat coherentie alleen betrekking heeft op de samenhang tussen meerdere beleidsterreinen, werd destijds ook gesproken over coherentie vanuit het perspectief van de ontwikkelingsdoelstellingen. Daarmee werd de term ook inhoudelijk gevuld. Juist die inhoudelijkheid ontbreekt in de beleidsagenda.
De beleidsagenda mist een expliciete visie op ontwikkeling. Impliciet lijkt de minister te kiezen voor ontwikkeling als economische vooruitgang. De paragraaf over gelijke rechten voor vrouwen en over seksuele en reproductieve gezondheid vormt een uitzondering.
Oikos benadert ontwikkeling vanuit een breder perspectief: economisch, politiek, sociaal en cultureel. We herkennen ons in de visie van de Indiase econoom en filosoof Amartya Sen, die ontwikkeling ziet als een toename van de individuele vrijheid of als een verdere realisering van de universele mensenrechten.
Twee polen
Een meer inhoudelijke visie van de minister is des te belangrijker, omdat de beleidsagenda nadrukkelijk kiest voor een positie tussen twee polen. Die polen zijn in de loop van de geschiedenis verschillend benoemd: koopman versus dominee, eigen belang versus het belang van de ander, egoïsme versus solidariteit enzovoort. Die positie is spannend en uitdagend, maar deze veronderstelt wel een helder beeld van die beide polen.
Als dat beeld ontbreekt, zijn er twee valkuilen. De eerste valkuil is dat de beleidsagenda versmalt tot die kwesties waar ‘hulp’ en ‘handel en investeringen’ elkaar dienen. Andere kwesties waar beide op gespannen voet staat, blijven dan buiten beeld. Dat zal gelden voor een deel van de coherentie vanuit het perspectief van armoedebestrijding, inclusief de belastingverdragen. De tweede valkuil is dat ‘hulp’ ondergeschikt raakt aan ‘handel en investeringen’. Het spanningsveld is reëel, valt ook niet te ontwijken, maar als de minister zich daarin wil bewegen, dan is een expliciete visie op ontwikkeling onmisbaar.