
Beschouwing: Ploumen heeft belang bij betrokken burgers
Er komt geen overheidsgeld meer om betrokkenheid van burgers bij internationale samenwerking te stimuleren. Dat is jammer, betoogt Marc Broere in Vice Versa nummer 2 van dit jaar. En niet slim. Want juist een toename van mondiaal burgerschap is een belangrijke voorwaarde voor Ploumen om haar beleid te laten slagen.
De kogel is door de kerk. Het subsidieloket voor mondiaal burgerschap SBOS blijft gesloten (zie het artikel Mirjam Vossen op pagina 26 en 27). Minister Ploumen heeft besloten om geen overheidsgeld meer voor het stimuleren van mondiaal burgerschap ter beschikking te stellen. We kunnen gerust spreken van een trendbreuk, want Nederland heeft een lange traditie van – mede door de overheid gefaciliteerd – mondiaal burgerschap.
Het stimuleren van mondiaal burgerschap heeft altijd in het DNA van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking gezeten. Toen Oxfam Novib in 1956 door Simon Jelsma werd opgericht, had hij drie pijlers voor ogen. In de eerste plaats het geven van voorlichting aan de Nederlandse bevolking over de armoedeproblematiek in de wereld en de oorzaken daarvan – het bevorderen van mondiaal burgerschap dus. Daarna kwamen pas de tweede en derde pijler, namelijk het creëren van politiek draagvlak om meer geld uit de overheidsbegroting aan ontwikkelingshulp te besteden en fondsenwerving om projecten te ondersteunen.
De meest prominente rol in Nederland was decennia lang weggelegd voor de Nationale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling en Internationale Samenwerking, ofwel NCDO. Deze werd in 1970 opgericht met als doel om voorlichting en bewustwording over de oorzaken van de armoedeproblematiek te financieren. Ook moest NCDO draagvlak creëren in Nederland voor de internationale afspraak van rijke landen om voortaan 0,7 procent van het bruto nationaal product (bnp) uit te trekken voor ontwikkelingssamenwerking.
Bloei
Met door de Nederlandse overheid verstrekt geld kon NCDO uitgroeien tot de huisfinancier van de derdewereldbeweging in Nederland. En met duidelijk resultaat: het leidde tot een bloeiperiode van mondiaal burgerschap in Nederland met honderden wereldwinkels, ‘komitees’ voor landensolidariteit, lokale derdewereldgroepen en veel betrokkenheid van kerken, vakbonden, universiteiten en politieke partijen bij het mondiale armoedevraagstuk. Bovendien was zowel het publieke als het politieke draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking lange tijd bijzonder hoog en trok Nederland tot voor kort zelfs meer dan 0,7 procent van het bnp uit voor mondiale armoedebestrijding.
Onder minister Koenders begon echter een nieuw draagvlakbeleid. In mei 2009 kondigde hij in zijn beleidsbrief ‘Modernisering draagvlak ontwikkelingssamenwerking’ een grote bezuiniging aan op het draagvlakbeleid. Hij besloot het totaalbudget voor draagvlakactiviteiten vanaf 2011 te halveren van 60 miljoen naar 30 miljoen euro per jaar. NCDO raakte haar taak als subsidieverlener kwijt en moest zich van Koenders omvormen tot een kenniscentrum op het gebied van mondiaal burgerschap. De nieuwe subsidieverstrekker vanaf januari 2011 werd SBOS, een consortium van PriceWaterhouseCoopers, Wilde Ganzen en het Nederlands Jeugdinstituut.
SBOS kende een vliegende start. Zoals Mirjam Vossen eerder in dit nummer memoreert, vroegen maar liefst 326 organisaties subsidie aan, waarvan er de eerste maanden na de opening van het loket 69 werden gehonoreerd. Daarbij zaten niet alleen aanvragen van bekende organisaties op het gebied van mondiaal burgerschap, zoals de COSsen, Milieudefensie en de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels. Ook veel op jongeren gerichte activiteiten en uitwisselingsprogramma’s kregen subsidie, zoals het programma Beyond (y)our World van lokaalmondiaal om studenten journalistiek te stimuleren over de Nederlandse grenzen te kijken.
Opgeschort
Op 5 augustus 2011 maakte staatssecretaris Knapen echter bekend dat SBOS tot januari 2013 werd opgeschort. De opschorting werd als een ‘bezuinigingsmaatregel’ gebracht. ‘De teruggang in het OS-budget dwingt tot het maken van keuzes’, zei Knapen als antwoord op Kamervragen. Ik schreef toen al op de website van Vice Versa dat er wellicht ook politieke redenen achter het besluit konden zitten. Er waren programma’s goedgekeurd die tot kritische vragen ten aanzien van het Nederlandse overheidsbeleid hadden kunnen leiden. Wat als Milieudefensie zou oproepen om te consumínderen, iets dat niet in het belang is van de Nederlandse economie? Wat als de naar ontwikkelingslanden uitgezonden studenten journalistiek zouden terugkomen met kritische vragen over de bezuinigingen en reorganisaties van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid? Wat als de Fair Trade-gemeenten, met wie de Wereldwinkels samenwerkten, de Nederlandse regering waren gaan aanspreken op haar mondiale verantwoordelijkheid?
Vroeger hoorde een kritisch maatschappelijk middenveld dat met overheidssubsidie diezelfde overheid kon bekritiseren óók bij het DNA van Nederland. De vorige minister van Buitenlandse Zaken, Uri Rosenthal, verordonneerde echter een nieuw beleid dat bepaalde dat het maatschappelijk middenveld geen activiteiten meer met overheidssubsidie mocht ondernemen die op gespannen voet staan met het officiële Nederlandse regeringsbeleid. Sowieso leek mondiaal burgerschap in te gaan tegen alles waar het naar binnen gerichte kabinet Rutte-I voor stond.
Voordeel van de twijel
Met Lilianne Ploumen op Ontwikkelingssamenwerking hebben we weer een minister met roots in de sector zelf. Rosenthal is bovendien vervangen door minister Frans Timmermans, die op de Apenrots een andere, meer op openheid gerichte cultuur inluidt. Ploumen zegt dat ze het anders wil gaan doen dan haar voorgangers, dat ze de eerste minister is die alles in samenhang wil gaan bekijken en dat dit kabinet het eerste is dat ook daadwerkelijk werk gaat maken van coherentie. Over die uitspraak is terecht wat lacherig gedaan, omdat een aantal van haar voorgangers dit ook al naar behoren deden.
Maar laten we Ploumen eens het voordeel van de twijfel geven. Juist dan zou ik zeggen: investeer in mondiaal burgerschap. Veel mensen in Nederland weten niet wat coherentie is en hoe bijvoorbeeld het handelsbeleid van Nederland of ons consumptiegedrag bijdraagt aan de ongelijke machtsverhoudingen in de wereld. En hoe ze in hun eigen consumptiegedrag ook zelf een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van het mondiale armoedeprobleem kunnen geven. Of dat Nederland een zogenaamd belastingparadijs is geworden, wat er mede toe leidt dat Afrikaanse landen jaarlijks 50 miljard dollar mislopen. En dat ze door politici onder druk te zetten draagvlak kunnen creëren voor regelgeving op dit gebied. Want ook Nederlandse burgers zullen het niet acceptabel vinden dat in tijden van crisis grote bedrijven als Google en Starbucks weinig tot geen belasting betalen.
Als mensen zien dat resultaten geboekt worden door voor ontwikkelingslanden oneerlijke structuren terug te draaien, en dat ze daar zelf ook een rol in kunnen spelen door als consument bewuste keuzes te maken of door als kiezer politieke druk uit te oefenen, krijg je ook meer draagvlak voor bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. Volgens Ploumen zijn we immers op andere terreinen bezig recht te breien wat krom gegroeid was. Investeren in mondiaal burgerschap is daarom ook in het eigenbelang van Ploumen zelf; het is zelfs een voorwaarde om haar ‘nieuwe’ beleid te laten slagen.
Handelslobbyisten
Verder kan de OS-sector natuurlijk ook zelf iets doen op het gebied van mondiaal burgerschap. Het zou bijvoorbeeld goed zijn als er weer eens een grote gezamenlijke campagne komt om de Nederlandse bevolking bij het armoedevraagstuk te betrekken. In Engeland zie je op dit moment de campagne ‘IF’, waarin de Britse ontwikkelingssector gezamenlijk optrekt en van premier Cameron verlangt dat hij een leidende rol in de wereld gaat spelen tegen de bestrijding van honger, en ook politieke oorzaken daarvan, zoals landroof en belastingontduiking, agendeert. Helaas wordt er in Nederland alleen maar samen opgetrokken als het budget onder druk staat en er bezuinigingen komen. Als dat is afgewend, of beter gezegd als men het gelaten over zich heen heeft laten komen, is het weer ieder voor zich en business as usual. Op deze manier wordt mondiaal burgerschap ook niet gestimuleerd. Het leidt eerder tot vervreemding, omdat mensen worden bevestigd in hun sluimerende of nadrukkelijke gevoel dat de sector het alleen maar voor zichzelf doet.
Pak nu eens gezamenlijk een groot coherentiedossier op, bijvoorbeeld handel. Hoe zien die handelsstructuren er dan precies uit? En wat kan Nederland en kunnen Nederlanders doen om het wat eerlijker te maken? De EPA’s zijn tot 2016 actueel, er komt waarschijnlijk dit jaar weer een conferentie van de Wereldhandelsorganisatie: hét moment om net als in 2008 met de ‘Stop EPA’-campagne weer eens gezamenlijk een dossier op te pakken en je zowel te richten op de onderhandelaars en de politiek als op het Nederlandse publiek. Het levert misschien geen fondsen op, maar dit is wel hét echte werk waarover het zou moeten gaan. Het is opmerkelijk dat de gender- en aidslobbyisten op dit moment vrij spel hebben in Den Haag en het ene resultaat na het andere boeken, waardoor ze worden ontzien in iedere bezuinigingsronde. Laat ze eens geduchte concurrentie krijgen van de coherentielobbyisten! De nieuwe ministerspost Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking biedt mogelijkheden om van handel weer een ‘sexy’ thema te maken.