‘Exportfinanciering moet een prominente plaats krijgen bij invulling van het revolverend fonds’

Het revolverend fonds en het verlenen van exportkredietverzekeringen hebben alle potentie om te slagen. Dat zegt Johan Schrijver, directeur van kredietverzekeraar Atradius Dutch State Business, dat onder andere exportkredietverzekeringen in naam van de Nederlandse staat verstrekt. Schrijver maakt deel uit van de referentiegroep voor het revolverend fonds die in het leven is geroepen door minister Ploumen.

 

Waarom maakt Atradius deel uit van de referentiegroep voor het revolverend fonds?

‘Laat ik voorop stellen dat Atradius dit een belangrijk dossier vindt, zeker in het licht van de voorgenomen nieuwe kijk op invulling van Ontwikkelingshulp. Atradius heeft veel ervaring opgedaan met het zaken doen in wat vroeger nog ontwikkelingslanden waren, maar nu in feite emerging markets zijn. Wij hebben jarenlang transacties of projecten geanalyseerd en ondersteund door middel van de Staatskredietverzekering, waarvan een deel werd gefinancierd uit het ORET programma, later ORIO, en waarbij het andere deel, ongeveer zestig procent, commercieel werd gefinancierd. Dit laatste was alleen maar mogelijk met kredietverzekering van Atradius/Staat. Zo  hebben wij de kennis van die markten en de financiële kennis met betrekking tot het beoordelen van de kredietwaardigheid van overheden en lokale ondernemingen in huis. Daar heeft Atradius een uitgebreide infrastructuur voor. Ik denk dat die kennis, maar vooral ook de opgedane ervaringen, goed inzetbaar is bij de invulling en uitvoering van het revolverend fonds. Die ervaring ligt hem niet alleen bij het opzetten van een financiering in deze landen, maar ook bij het afwikkelen en oplossen van zaken zodra een financiering uiteindelijk niet loopt als bedoeld en tot eventuele schade leidt. Dus het weer op de rails zetten van zo’n zaak is ook politiek gezien van belang. Logisch dus dat Atradius zich zeer betrokken voelt bij dit dossier.’

Bent u tevreden over de samenstelling van de referentiegroep? 

‘Jawel, het is goed dat er een referentiegroep is samengesteld met mensen met ervaring en expertise die een klankbord kunnen vormen voor de beleidsbepalers. Het is een goede zaak dat ook het bedrijfsleven mag meepraten over  mogelijkheden om aan ontwikkelingsrevelante projecten te werken, die puur commercieel niet haalbaar zijn. Ik ben wel van mening dat die referentiegroep relatief groot is. Ook begrijp ik dat er enige discussie is of in de groep geen over- of ondervertegenwoordiging van bepaalde belanghebbenden is. Eerlijk gezegd bepaalt de referentie groep zelf niet het uitnodigingsbeleid, niet het uiteindelijk beleid en ook niet de invulling van de middelen. Dat doet het ministerie. Mijn opvatting is dat we daar niet te lang bij stil moeten staan. Dat kan enorm vertragend werken en zoiets doe je eigenlijk nooit goed.’

Even geleden is er een houtskoolschets voor de invulling van het revolverend fonds verschenen. Kon deze u bekoren?

‘Het is naar mijn mening wat opportuun om in dit stadium een eindoordeel te vellen over de houtskoolschets, noch de verdeling van middelen. Dat is uiteindelijk een politieke keuze. Wel zou ik er een paar opmerkingen over willen maken. Ik vind de driedeling een zeer goede start waarbij ik persoonlijk de optie van investeren van ons Nederlandse midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden het meest uitdagend vind.’

‘Ook zou exportfinanciering een prominente plaats moeten krijgen bij de invulling van het fonds. Bedrijven spelen namelijk al jaren een belangrijke rol in relatie tot de doelgroeplanden. Bij Atradius zien wij dat dagelijks bij grote en kleine projecten. Denk hierbij aan de levering van  machines, het aanleggen van waterzuiveringsinstallaties, de aanleg van wegen die nodig zijn voor transport, de levering van medische apparatuur voor ziekenhuizen, de bouw van kassen, de levering van waterpompen, de levering van een baggerschuit voor het uitdiepen van een haven of zelfs complete de aanleg van havens. De ontwikkeling van de markteconomie en daarmee de economische groei wordt hierdoor lokaal gestimuleerd en dat is naar mijn mening de essentie.’

‘Op projecten in de armste landen biedt Atradius / Staat geen kredietverzekeringsmogelijkheden omdat het risicoprofiel te hoog wordt bevonden. Dit zijn landen in vooral Centraal Afrika, maar ook in Azië en Zuid-Amerika. Met behulp van middelen uit het revolverend fonds zou iets meer risico genomen kunnen worden, waardoor kredietverzekering ten aanzien van het financieren van transacties op landen mogelijk wordt gemaakt. De transactie vormt dan een goede stimulans voor de lokale economie en het risico is dan te overzien.’

Bent u zelf betrokken geweest bij een voorbeeld dat werkt?

‘Jazeker. Als Staat en Atradius hebben wij eerder op grote schaal projecten met revolverend karakter opgezet die succesvol zijn verlopen. Toen Oost-Europa ongeveer failliet ging was het betalingsrisico voor Nederlandse exporteurs op die landen lange tijd niet verzekerbaar. Toch moest die economie daar een stimulans krijgen. Vanuit de Nederlandse overheid is toen de SENO-Faciliteit opgericht. SENO staat voor Stichting Economische Samenwerking Nederland-Oost Europa. Later is dat uitgebreid met de Garantiefaciliteit Opkomende Markten, dat gericht was op arme, met name Afrikaanse, landen waar wij regulier geen dekking op boden. Het beschikbare fonds bedroeg uiteindelijk een bedrag rond de driehonderd miljoen euro. De verwachtingen waren dat we geconfronteerd zouden worden met omvangrijke schade en dat er niet betaald zou worden. In de praktijk waren er weliswaar non-betalingen, maar een groot deel hebben we kunnen recupereren vaak samen met de hulp van onze ambassades. Uiteindelijk is er meer dan tien miljard euro onder deze faciliteit aan transacties gedaan en waren de kredietverzekeringspremies voor de Staat hoger dan de uiteindelijke schades. Dus per saldo heeft het geen geld gekost. Dit voorbeeld is zo revolverend als het maar kan en heeft maximum resultaat met weinig middelen opgeleverd.’