
Joël Voordewind (ChristenUnie): ‘De PvdA heeft het laten lopen’
Binnenkort presenteert minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking haar visie en beleid. Vice Versa vraagt de woordvoerders Ontwikkelingssamenwerking in de Tweede Kamer naar hun mening. Vandaag Joël Voordwind (ChristenUnie), die duidelijk is over de plannen voor het revolverend fonds. ‘Het Nederlands bedrijfsleven mag best meedenken over de vormgeving van het fonds, maar het kabinet heeft zich te houden aan de motie-Slob.’
Het is goed dat Vice Versa eens met de woordvoerder van de ChristenUnie spreekt, ‘want’, zo zegt Voordewind, ‘als er één partij is die voor ontwikkelingssamenwerking heeft gestreden, dan is het de ChristenUnie geweest met de motie-Slob over het revolverend fonds.’ Bij binnentreden van Voordewind’s kantoor heeft de ChristenUnie-woordvoerder het bericht in de Telegraaf eerder die dag over het revolverend fonds nog niet gelezen. Bij het zien van het artikel waarin wordt gesteld dat het Nederlands bedrijfsleven flink zal profiteren, schudt Voordewind zijn hoofd. ‘Ik lees iets over exportkredietverzekeringen. Alleen grote multinationals maken van dergelijke verzekeringen gebruik. Het MKB zeker niet.’
Toch wil en kan Voordewind niet teveel reageren op de inhoud van het bericht. ‘Ik zal eerst Ploumen’s nota moeten zien. Natuurlijk kan het Nederlands bedrijfsleven meedenken over de vormgeving van het fonds, maar met de motie-Slob is bepaald dat het is bedoeld voor het midden- en kleinbedrijf in Afrika. Dat is zelfs nog afgestemd met de PvdA en daar heeft het kabinet zich gewoon aan te houden, punt.’
Voorzag u eigenlijk dat het een lastige klus zou worden voor de VVD en de PvdA om hier uit te komen?
Volgens Voordewind lag dit aan de PvdA. ‘Toen er vorig jaar een bezuinigingsplan van één miljard op tafel lag, hebben de ChristenUnie, D66 en GroenLinks daar bij het sluiten van het Lenteakkoord een stokje voor gestoken. Het is dus mogelijk om bezuinigingen tegen te houden, maar de PvdA heeft het laten lopen. Zeker als het Nederlands bedrijfsleven daadwerkelijk zoveel gaat profiteren van het revolverend fonds. Dan kun je de kosten hiervoor nog eens als een extra bezuiniging zien.’
Begin jaren negentig bent u nog werkzaam geweest voor de PvdA, juist vanwege de visie van die partij op ontwikkelingssamenwerking. Wat doet het dan met u als nota bene die partij het, zoals u zegt, ‘laat lopen’?
‘Ik heb altijd, net als de PvdA, gevonden dat je niet moet marchanderen met de allerarmsten in de wereld. Maar blijkbaar is het kwartetspel nu ook over hun ruggen gegaan. Niet alleen door een miljard weg te geven, maar straks misschien nog wel meer dan dat. Wat dat aangaat ben ik blij dat ik bij de goede partij zit. Wat de ChristenUnie betreft wordt er niet op ontwikkelingssamenwerking bezuinigd.’
‘Natuurlijk moet de minister naar een coherenter beleid toe, maar de sector is door de jaren heen al flink vernieuwd. Ploumen kan roepen dat hulp ouderwets is, maar het is al lang niet meer hetzelfde als in de jaren zestig en zeventig. Hulp heeft zich al tig keren hervormd. Het is een mooie uitdaging voor haar om als eerste minister hulp en handel te combineren, maar als het betekent dat het vooral handel en een beetje hulp wordt, dan help je de allerarmsten in de wereld niet. Dan zet je vooral in op de middeninkomenslanden, en zelfs in die landen moet je je afvragen of je de meest kwetsbaren bereikt. Terwijl dát juist de mensen zijn die je moet helpen mee te kunnen gaan in de ontwikkelingsslag van zo’n land. Die mensen bereik je niet met extra hulp aan het Nederlands bedrijfsleven. En dan heb ik het nog niet eens over de allerarmsten in de écht lage inkomenslanden.’
Heeft u überhaupt vertrouwen in het revolverend fonds?
‘Niet als je er zulke enorme bedragen in stopt, nee. Neem nu het FMO, daar is de afgelopen tien jaar ongeveer vier tot vijfhonderd miljoen bij opgespaard. Het budget voor revolverend fonds gaat in één klap boven dat bedrag zitten, dat is ongelooflijk. Als je het mkb in Afrika wil helpen, dan zou je gemakkelijk met 250 miljoen euro toekunnen. De resterende vijfhonderd miljoen kan dan gebruikt worden om de geplande bezuinigingen van een miljard te halveren. Ontwikkelingsgeld is niet bedoeld om risico’s voor multinationals af te dekken’, stelt Voordewind resoluut.
‘Hetzelfde geldt voor het defensiepotje van 250 miljoen. Hoe gaat dat op een ontwikkelingsrelevante manier besteedt worden? Als je naar de ODA-criteria kijkt, dan voldoet alleen het betalen van de salarissen van Afghaanse politieagenten hieraan. Het kan niet door het financieren van de Pattriot raketten in Turkije of piratenmissies van onze mariniers bij de Hoorn van Afrika. Mocht het wel die kant opgaan, dan is dat verdere vervuiling van het ontwikkelingsbudget.’
Waar zou u gaan snijden als u, net als minister Ploumen nu, als minister met bezuinigingen geconfronteerd zou worden?
‘Ik ga niet in Ploumen’s schoenen staan, maar haar mogelijkheden zijn natuurlijk beperkt. Er zijn nu eenmaal meerjarenafspraken met multilaterale organisaties. De bilaterale hulp is nog maar zeer beperkt, omdat de Tweede Kamer tegen begrotingssteun van landen is. Daar valt dus al niet veel meer te halen. Dan is er nog de MFS-II, dat contract is net afgesloten en loopt tot 2015. Ga er maar aanstaan, linksom of rechtsom zal zij dus contracten moeten verbreken. Ik zou dan kiezen voor het wegsnoeien van de laatste bilaterale hulp en kijken naar de multilaterale organisaties die het slechtst presteren. Pas als laatste zou ik me richten tot de particuliere organisaties, juist omdat die heel erg dicht tegen de mensen aanzitten en elke euro subsidie die zij krijgen kunnen verantwoorden. Dat is bij de multilaterale organisaties wel anders.’
Sommigen van uw collega’s beklaagden zich erover dat het de laatste tijd zo stil is in de sector. Denkt u daar ook zo over?
‘Natuurlijk wacht de sector eerst op de presentatie van Ploumen’s visie, maar naar mijn mening is het echt niet zo stil geweest. De sector denkt juist voortdurend over de toekomst. Het valt mij tijdens de debatten en bijeenkomsten waar ik het afgelopen jaar was op dat de sector goed nadenkt over de manier waarop zij zichzelf kan vernieuwen. De aanbevelingen uit het WRR-rapport worden breed gedragen binnen het veld. De sector is bereid zich te specialiseren en te kijken in welke landen zij van meerwaarde kunnen zijn, waar zij bijvoorbeeld landen kunnen helpen hun belastingen te verhogen. Maar ook hoe zij belastingontduiking van internationale bedrijven harder kunnen aanpakken of hoe Afrikaanse producten zo eerlijk en coherent mogelijk verhandeld kunnen worden. Over dat soort zaken wordt weldegelijk nagedacht. Die organisaties moeten immers exact aan Den Haag aangeven hoe zij hun geld besteden.’
Wat voor soort rol ziet u zelf de komende jaren weggelegd voor het maatschappelijk middenveld?
‘Het maatschappelijk middenveld kan een cruciale rol gaan spelen in het tegengaan van de slechte inkomensverdeling in het groeiende aantal middeninkomenslanden. Niet lang geleden heb ik een ontmoeting gehad met een groep hulpbehoevende vrouwen uit India. Tijdens zo’n gesprek vraag je natuurlijk aan ze: ‘Er zijn zoveel rijken in India, waarom verlenen die jullie geen steun? En waarom doet de politiek niets?’ Vervolgens hoor je dat zij tot de laagste kaste behoren en zij daardoor niet aan werk komen. Ze worden vaak al bij de receptie van een bedrijf weggestuurd. In de politiek zitten alleen mensen uit de hoogste kaste en die hebben weer allemaal lijntjes met het bedrijfsleven. Daar kom je dus niet doorheen. Kortom: het is heel moeilijk om in dat soort landen de minstbedeelden te bereiken met handel. Zij hebben dus echt westerse hulp om hun positie te kunnen verbeteren.’
U haalt daar met ‘mensenrechten’ direct een van uw speerpunten aan. In een interview dat u vorig jaar in aanloop naar de verkiezingen gaf, stelde u dat als u premier zou zijn u meer aandacht voor mensenrechten zou vragen. Heeft u het idee dat minister Ploumen dit zal doen?
‘Ik spreek de minister af en toe, en als je in haar hart kijkt dan zal ze denk ik niets anders willen dan opkomen voor de meest kwetsbaren in de wereld. Als het kabinet ontwikkelingsgeld vooral gaat inzetten voor handel, dan zie ik in de praktijk de organisaties die zich inzetten voor mensenrechten daar de dupe van worden.’
‘In sommige situaties, zoals in de allerarmste landen, gaat het niet om zelfredzaamheid. Daar gaat het erom dat mensen toegang tot zorg hebben of naar school kunnen gaan. Daarom heb ik ook eerder gepleit voor een social protection programma, enigszins vergelijkbaar met het sociale vangnet zoals wij dat hier in het westen kennen. Dat programma richt zich bijvoorbeeld op het faciliteren en financieren van uitkeringen voor wezen en weduwen. Afrikaanse landen hebben het Westen daarvoor nodig, wij hebben dergelijke systemen namelijk ontwikkeld. Als Afrikaanse landen straks die systemen overnemen en zij in staat zijn om hun eigen vangnet op te zetten, dan hoeven Westerse landen niet geld uit te blijven geven aan mensen die buiten de boot vallen. Het gaat vooral om het faciliteren van kennis voor het opzetten van een systeem, zodat Afrikaanse landen 1% van hun bruto nationaal product kunnen besteden aan dit soort sociale vangnetten.’
‘Een paar jaar geleden is bijvoorbeeld een programma opgericht om Afrikaanse landen te helpen een wezenuitkering op poten te zetten. Daarmee voorkom je dat meisjes in de prostitutie terechtkomen en jongens worden uitgebuit als kindarbeiders.’
Als u de minister spreekt, gaat het dan vooral over de motie-Slob of ook veel over mensenrechten?
‘De motie komt inderdaad altijd terug. Maar ook de positie van kinderen in ontwikkelings- en middeninkomenslanden. In India, China en Bangladesh is nog heel veel kinderarbeid. De afgelopen zes jaar heb ik me erg ingezet voor de bestrijding daarvan en zijn er ook successen geboekt. Zo moeten de productieketens van bedrijven transparant zijn. Mocht er aangetoond worden dat er kinderarbeid plaats vindt, dan kunnen deze bedrijven geen aanspraak meer maken op subsidies uit het buitenland. Voorheen was er wel een MVO-advies, gebaseerd op de ILO-normen, maar dat was vrijblijvend. Nu staan er voor het eerst, naar aanleiding van een motie van de ChristenUnie, sancties op het overtreden van de ILO-normen. Kortom, er is nog steeds heel veel dat gedaan kan worden en ik hoop dat Ploumen daar snel mee begint.’