Vrijdagmiddagborrel: Continuering MFS waard om voor te vechten

De ontwikkelingssector is het nieuwe jaar begonnen met in ieder geval één zekerheid: er komt geen nieuw medefinancieringsstelsel. Een grote vergissing, betoogt hoofdredacteur Marc Broere. Met het medefinancieringsstelsel is namelijk helemaal niets mis, integendeel zelfs. Wel met de manier waarop verschillende bewindspersonen er de afgelopen tien jaar mee om zijn gegaan.

Allereerst nog de allerbeste wensen aan al onze lezers. Dat het in alle opzichten een mooi en positief 2013 mag worden. Natuurlijk hebben wij ook onze goede voornemens.

We hopen u op deze site en in ons blad weer veel verhalen over inspirerende mensen die bezig zijn met een betere wereld, mondiale trends en de ontwikkelingen binnen de Nederlandse ontwikkelingssector voor te schotelen. Zeker dat laatste zullen we op een kritische manier doen, overigens zonder zuur te willen zijn.

In ieder geval wordt 2013 een belangrijk jaar voor de ontwikkelingssector omdat het nieuwe beleid van minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de komende maanden vorm moet gaan krijgen.

Oude rot Kamp versus nieuwkomer Ploumen

Er zijn twee dingen die in ieder geval vast lijken te staan. Minister Henk Kamp van Economische Zaken maakte op 17 december bekend dat het zogeheten revolverende fonds van 750 miljoen uit de begroting van Ploumen, dat vanaf 2014 in werking treedt, ten goede gaat komen aan het Nederlandse MKB. Hiermee lijkt al vrij snel aan het begin van de rit van dit nieuwe kabinet een antwoord te zijn gekomen op de belangrijke vraag of dit fonds bedoeld is om het lokale bedrijfsleven in ontwikkelingslanden te ondersteunen of het Nederlandse bedrijfsleven te helpen internationale markten te exploiteren met ontwikkelingsgeld.

Ploumen wilde hier tijdens het wetgevingsoverleg overigens nog geen uitsluitsel over geven en antwoordde ontkennend noch bevestigend toen ze met de uitspraak van Kamp werd geconfronteerd. Toch mag je verwachten dat de stem van de ervaren politieke rot Henk Kamp zwaarder zal wegen binnen de ministerraad dan die van Ploumen voor wie dit haar eerste ministerspost is. Bovendien is de afgelopen maanden wel duidelijk geworden dat de PvdA ontwikkelingssamenwerking als een van de inruilportefeuilles heeft gezien in het kwartetspel met de VVD. Mocht Kamp gelijk hebben, dan zakt het percentage dat Nederland aan officiële, volgens de OESO vastgestelde normen, zuivere hulp geeft steeds verder naar beneden en belandt Nederland zo langzamerhand in het rechterrijtje (om maar een Studio Sport term te gebruiken) van internationale donoren.

Geen MFS-3

Wat we ook nu al met zekerheid kunnen vaststellen is dat er geen MFS-3 meer komt. Daarover was Ploumen duidelijk tijdens het wetgevingsoverleg van 17 december. Hoewel ze de belangrijke rol van maatschappelijk organisaties mondeling erkent, stelde ze dat het het maatschappelijk middenveld in toenemende mate alternatieve financieringsbronnen moet aanboren en een gewortelde achterban moet creëren.

Het argument om geen MFS-3 meer in te voeren, was volgens Ploumen dat de huidige regeldruk niet ten goede komt aan de kracht van ngo’s. Dit laatste argument zal niemand bestrijden, maar of hier logischerwijze dan maar de conclusie uit getrokken moet worden om helemaal te stoppen met het medefinancieringsprogramma door de overheid, gaat mij een behoorlijke stap te ver.

Ploumen bracht het bijna als een gunst naar de ngo-sector: als wij stoppen met financiering zijn jullie eindelijk van alle regeldruk af. Het is dus vooral in jullie eigen voordeel. Alsof het zoeken naar alternatieve financieringsbronnen of de concurrentie op de charimarkt niet haar eigen regels en wetmatigheden met zich meeneemt.

Op het bordje van de OS-sector leggen

Ploumen is niet de eerste bewindspersoon die een zwak punt van een systeem – in dit geval de doorgeslagen regelgeving en verantwoordingsplicht – op het bordje legt van de ontwikkelingssector. Dit terwijl het in feite de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zelf is die hiervoor de meeste verantwoordelijkheid draagt en het dus ook binnen haar eigen beleid zou kunnen oplossen door die regeldruk te verminderen.

Partijgenoot Bert Koenders sprak tijdens zijn regeerperiode op ontwikkelingssamenwerking over de ‘ongelooflijke versnippering’ van de ‘ontwikkelingsindustrie’ en, ‘eiste’ van MFS-organisaties dat ze zich gingen verenigen in allianties om subsidie uit MFS-2 te krijgen. Hij was bijna boos op de ontwikkelingssector, omdat er zoveel organisaties subsidie van de overheid kregen.

Koenders had zijn boosheid beter kunnen richten op zijn voorgangers Agnes van Ardenne en Eveline Herfkens die hoogstpersoonlijk voor deze wildgroei verantwoordelijk waren. Het was Herfkens die aan de fundamenten van het medefinancieringsprogramma begon te zagen door Foster Parents Plan toe te laten en Van Ardenne die de versnippering pas echt in gang zette door het brede en het thematische medefinancieringsprogramma van de overheid samen te voegen tot één MFS-subsidieloket. Ook was het Van Ardenne die ervoor zorgde dat de N van ngo steeds meer verdween, omdat organisaties voortaan veel meer in de pas met het Nederlandse overheidsbeleid moesten lopen om nog subsidie te krijgen.

Opofferen van autonomie

Je kunt de toenmalige directeuren binnen de Nederlandse ontwikkelingssector overigens wel het verwijt maken dat ze destijds in ruil voor een recordbedrag aan overheidssubsidie zo makkelijk akkoord zijn gegaan met het opofferen van een deel van hun autonomie. Aan de andere kant heerste er in die tijd een enorme angst binnen de sector (en ook op haar eigen ministerie) voor het onberekenbare en explosieve karakter van Van Ardenne en hadden organisaties als Hivos of ICCO niet vreemd hoeven staan te kijken als hun subsidie cold turkey zou zijn stopgezet als ze zich toch verzet hadden tegen de plannen van deze minister.

Nu merkt Lilianne Ploumen terecht op dat de regeldruk voor MFS-organisaties veel te groot is geworden, maar deze regeldruk is ingesteld door oud-minister Koenders met het instellen van MFS-2. Zij trekt er nu de conclusie uit om dan maar te stoppen met het MFS-programma. Ploumen had het ook anders kunnen oplossen, namelijk door die regeldruk te verminderen, iets dat overigens al door haar voorganger Ben Knapen was beloofd.

Geen efficiëntieslag

In de laatste papieren Vice Versa van december 2012 geeft Rolien Sasse tijdens haar afscheidsinterview als directeur van Simavi duidelijk aan wat er mis is aan het huidige systeem. Ze noemt de architectuur van MFS-2 een van de dieptepunten in haar achtjarig directeurschap van Simavi. Sasse zegt: ‘Het systeem van MFS-2, zoals dat onder oud-minister Koenders werd geïntroduceerd, is bepaald geen efficiëntieslag geweest. Ik vond het heel omslachtig met erg veel detailregeltjes. Het oude systeem van Thematische Medefinanciering vond ik veel sterker. Dat systeem was gebaseerd op vertrouwen, maar wel op geïnformeerd vertrouwen, met verantwoording achteraf. Ik vind dat veel beter dan allerlei programmasubsidies die tot in het kleinste detail zijn uitgewerkt en waarschijnlijk over een jaar of twee door bezuinigingen en veranderingen in de wereld alweer achterhaald zijn.’

Op de vraag waarom men niet meer durft terug te gaan naar een dergelijk model, antwoordt Sasse: ‘Omdat de politiek het niet meer aandurft een organisatie bij voorbaat dat vertrouwen te geven. Iedereen wil het tot in detail geregeld hebben, in de veronderstelling dat je dan controle hebt. Maar je kunt het natuurlijk niet onder controle houden, want de wereld is zo snel in verandering. Je moet ook niet tot in details willen controleren hoeveel mensen over vier jaar hoeveel waterputten krijgen op welk plekje. Als je goede resultaten wilt hebben, kun je een organisatie beter op basis van visie en kwaliteit steunen en later op resultaat afrekenen. Dat deden wij met Simavi ook met onze partners; je maakt afspraken over waar je aan gaat werken en de organisatie moet goed reageren op wat er gebeurt. Dat is belangrijker dan dat je exact doet wat je vijf jaar geleden had gepland. Maar ik weet niet of de Tweede Kamer en de Algemene Rekenkamer die ruimte nog gaan geven.’

Op de vraag of de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking in handen is gekomen van technocraten, antwoordde Sasse. ‘Nee, in handen van juristen. Vanuit de politiek worden vaak meerdere doelstellingen aan een ontwikkelingsprogramma gegeven. Je moet met het bedrijfsleven werken, maar je mag ze niet financieren. Je moet armen bereiken, duurzame resultaten leveren, maatschappij opbouwen, samenwerken, harmoniseren, uitfaseren en efficiencydoelen opstellen. Al die doelen moeten vertaald worden in regeltjes en indicatoren die objectief te scoren zijn. Daardoor krijg je een wirwar aan regels die hun doel voorbij schieten en de sector verkrampen, terwijl de politieke doelstellingen op zich helemaal niet slecht zijn.’

Onverstandig

Het zijn woorden van Sasse die aan de kern van de problematiek geraken en ik hoop dat minister Ploumen ze ook gelezen heeft en daar iets mee kan. Het zou heel onverstandig zijn om het Nederlandse medefinancieringsprogramma zonder slag of stoot op te geven. Het oorspronkelijke idee achter een dergelijk programma staat namelijk nog steeds als een huis en is uniek in de wereld: een deel van het budget in Nederland wordt bilateraal besteed, een deel multilateraal en een deel aan maatschappelijke organisaties omdat die in staat zijn om andere groepen mensen te bereiken dan binnen bilaterale en multilaterale programma’s en zich bovendien op een veel politiek gevoeliger terrein kunnen begeven. Daarnaast hebben ze altijd een belangrijke rol gespeeld in het betrekken van Nederlanders bij dit soort onderwerpen door het aandacht vragen in campagnes voor de ongemakkelijke waarheid van armoede, en juist ook voor thema’s die onder de coherentieagenda passen.

Nederland heeft jarenlang een uitstekende reputatie op het gebied van mondiale armoedebestrijding gehad. Dat komt aan de ene kant door sterke ministers als Jan Pronk, Jan de Koning en (als het om donorcoördinatie, coherentie en ownership ging)  Eveline Herfkens. En verder komt dat door de hoge kwaliteit die SNV en de organisaties die onder het medefinancieringsprogramma vallen al jaar in jaar uit leveren. Het zou echt kapitaalvernietiging zijn om onder het mom van het verminderen van regeldruk hier zo maar mee te stoppen. Het hoort bij een traditie van Nederland om dit ook mede met publieke middelen te doen omdat het gewoon een heel efficiënt kanaal is.

Met de grondbeginselen van het medefinancieringsprogramma is niets mis, integendeel zelfs. Wel met de manier waarop verschillende bewindspersonen er de afgelopen tien jaar mee om zijn gegaan. Ploumen zou bij mij een hoop geloofwaardigheid krijgen als de ze politieke moed heeft om er weer een systeem van te maken met vertrouwen vooraf en verantwoording achteraf in plaats van het nu als een gemakkelijke bezuinigingspost maar helemaal af te voeren.

Auteur
Jeroen Aerts

Datum:
04 januari 2013
Categorieën: