Land grabbing of investering?

Palmolie is een zeer veel gebruikte grondstof die in Indonesië grootschalig wordt geproduceerd en de nationale economie de laatste jaren een sterke impuls heeft gegeven. Maar lang niet iedereen deelt mee in de gecreëerde welvaart. Ook botst de snelle groei van deze sector geregeld met de belangen van kleinschalige boeren en heeft de natuurlijke omgeving in veel gebieden veel te lijden gehad onder het aanleggen van palmolieplantages. Veel activisten en wetenschappers stellen dat het gaat om land grabbing, maar de overheid spreekt van investeringen. Maarten Vreeburg maakte een rondreis door Indonesië en sprak met verschillende spelers uit de Indonesische palmolie-industrie.

In het bedrijvige zakencentrum van Jakarta bevindt zich in een kolossale kantoortoren het kantoor van RSPO, de Roundtable for Sustainable Palm Oil. Desi Kusumadewi, directrice van de Indonesische tak van deze in Zwitserland gevestigde organisatie, legt me uit wat de Principles & Criteria van haar organisatie zijn. Ze komt over als een enthousiaste en gedreven vrouw. Bedrijven die zich – op vrijwillige basis – verbinden aan haar organisatie moeten blijvend aan een reeks eisen rondom arbeidsomstandigheden, compensatie aan bewoners en milieu-impact  voldoen en mogen vervolgens het RSPO-keurmerk hanteren. ‘Het is goed voor het imago van bedrijven als ze ons keurmerk op hun product hebben, zegt ze overtuigd. Als ik vraag waarom er zoveel Nederlandse organisaties (onder meer Oxfam Novib, Unilever en Rabobank) actief zijn in de diverse bestuurslagen van de organisatie, glimlacht ze. ‘Nederland is al lang sterk betrokken bij duurzaamheidsinitiatieven. De Nederlandse overheid is de enige die heeft beloofd dat vanaf 2015 alleen nog duurzame palmolie wordt geïmporteerd.’ De visie en het initiatief van de RSPO klinken positief. Een kanttekening die de directrice zelf ook al maakt is dat er nauwelijks Chinese bedrijven lid zijn van de organisatie. ‘Chinese bedrijven zijn tot nu toe moeilijk te overtuigen van onze ideeën over duurzame productie.’ Ze vindt dit zelf jammer, omdat China bij de grootste importeurs van palmolie hoort.

Drijver van land grabbing

Palmolie is misschien wel een van de meest gebruikte grondstoffen die we kennen. In talloze voedingsmiddelen, maar ook in cosmetica en andere goederen zit palmolie verwerkt. Ook is palmolie een populaire optie voor biobrandstof. De grote vraag naar deze grondstof maakt palmolie tot een belangrijke motor van de Indonesische economie. Desondanks heeft de palmolie-industrie in Indonesië al vaak in een slechte reuk gestaan. Wetenschappers en activisten uiten al jaren kritiek op de manier waarop veel bedrijven omgaan met mens en milieu. Beleidsmakers in Indonesië en daarbuiten hebben op hun beurt de industrie erop aangesproken en er zijn de laatste jaren (in ieder geval op papier) verbeteringen te merken. Toch wordt deze bedrijfstak door activisten in Indonesië vaak genoemd als belangrijke boosdoener en drijver van land grabbing, met de overheid als passieve toeschouwer of zelfs als facilitator hiervan. Uit alle hoeken van de Indonesische archipel komen onderzoekers, activisten en journalisten met verhalen van mensen die door onduidelijke contracten of zelfs met geweld hun grond kwijtraken aan bedrijven die grootschalige oliepalmplantages willen beginnen.

Een week later verplaatst mijn auto zich over een drukke weg, die vanuit Palangka Raya, centraal Borneo, naar het westen leidt. Mijn gids P. wil anoniem blijven uit angst voor bedreigingen. Hij wijst plotseling naar voren, naar een tankwagen met de naam van een bedrijf erop. ‘Daarin zit CPO.’ Crude Palm Oil, oftewel ruwe palmolie. Dit product is het resultaat van het persen van oliepalmvruchten en is één van de belangrijkste exportproducten van Indonesië. ‘Ik begrijp niet waarom dat bedrijf een RSPO-licentie heeft. Een half jaar geleden zijn er dode orang-oetans gevonden op hun plantage.’ Of deze bewering nu klopt of niet, in de praktijk zijn er veel aanwijzingen dat regels die in Jakarta worden opgesteld maar moeizaam kunnen worden gehandhaafd. De RSPO is een organisatie waar bedrijven zich op vrijwillige basis aan verbinden en er zijn zodoende geen wettelijke middelen die zorgen dat deze regels worden nageleefd.

De dagen erna bezoek ik met P. diverse dorpen waar verschillende oliepalmondernemingen actief zijn. Sommige mensen zijn uitgesproken negatief over de bedrijven. Onduidelijke afspraken, niet nagekomen beloften, verlies van inkomen en vervuiling van de natuurlijke omgeving zijn veel gehoorde klachten. Andere bewoners zijn gematigder, maar laten zich niet in positieve zin uit over de onderneming. Het lijkt erop dat weinig lokale bewoners er met de explosieve groei van palmoliebedrijven op vooruit zijn gegaan, in veel gevallen zelfs achteruit.

Biobrandstoffen

Is de palmolie-industrie dan één groot kwaad? Uiteraard niet. Palmolie heeft grote economische potentie als plantaardige olie, omdat het per eenheid vele malen efficiënter te verbouwen en te produceren is dan andere oliën, zoals koolzaadolie. Hiermee is palmolie ook een populaire optie voor biobrandstoffen. ‘Ik ben ook helemaal niet tegen palmolie’, benadrukt Noer Fauzi in het kantoor van het onderzoeksinstuut Sayogjo Institute in Bogor, nabij Jakarta. Als sociaal-wetenschapper heeft hij al veel gepubliceerd over landconflicten en landrechten. ‘Maar ik ben wel tegen de manier waarop die bedrijven te werk gaan. Moet je dit eens zien.’ Zijn grijze wenkbrauwen vormen een boze frons als hij naar iets zoekt op zijn laptop. Hij laat een bericht op de site van de Jakarta Globe, een Engelstalige krant. Het gaat over een recente onteigening van boeren in Sumatra, waarbij de politie excessief geweld zou hebben gebruikt, met slachtoffers tot gevolg. ‘Wettelijk klopt het niet, maar het komt gewoon vaak voor dat de politie geweld gebruikt tegen mensen als een palmoliebedrijf aanspraak maakt op een stuk land.’

Veel critici van de palmolie-industrie geven aan dat de huidige wetgeving rondom landrechten botst met de mensenrechten van veel inwoners van landelijke gebieden. Noer Fauzi verwijst hiervoor naar de Domeinverklaring uit 1870. Deze koloniale wet stelde – samengevat – dat al het land dat niet aantoonbaar aan een groep of individu toebehoort aan de staat toe zou vallen. Hij stelt dat veel van de huidige wetgeving hierop voortbouwt. Veel Indonesische boeren bebouwen al generaties lang een stuk grond waarop ze geen formele of wettelijke claim hebben. ‘Maar het gaat er niet om dat ze een certificaat of een stuk papier hebben!’, zegt Andri Wibisana, een rechtsgeleerde van de Universitas Indonesia, in zijn werkkamer. ‘Het gaat erom dat hun recht op voedsel wordt erkend.’

Maar het ligt ingewikkelder dan dat. Onder bedrijven en bij de Indonesische overheid zijn termen als ‘investering’ en ‘landleasing’ gangbaar. Een bedrijf dat een vergunning krijgt voor een plantage kan officieel een stuk grond in overeenstemming met de bevolking voor een bepaalde termijn leasen. Deze overeenstemming wordt ingericht volgens het concept van ‘kern en plasma’. Tachtig procent van het beschikbare gebied is voor het bedrijf om te gebruiken (de kern) en twintig procent van het gebied is bedoeld voor kleine boeren (het plasma), die de opbrengst van die oliepalmen zelf mogen verkopen aan het bedrijf. Dit concept doet denken aan de werking van een cel in een levend lichaam, waarbij de kern en de plasma samen bestaan en van elkaar afhankelijk zijn. Dat klinkt goed. ‘Maar’, zegt Iwan Nordin van landbouwhervormingsorganisatie KPA, ‘vaak is de grond die de boeren krijgen niet van goede kwaliteit, of ver weg van hun woonplaats. Vaak kopen de bedrijven hun productie ver beneden de marktwaarde op.’ De vaak gebrekkige uitvoering van dit concept wordt ogenschijnlijk verhuld door de mooie naam die het heeft. ‘Dat noem ik ‘het naturaliseren van onteigening’’, zegt Noer Fauzi. ‘Door in het beleidsconcept een vergelijking te maken met een cel in een lichaam doen ze dit concept voorkomen als natuurlijk, zelfs als gezond.’

Klinkt onethisch

Er is veel te doen om de framing, of de manier waarop over deze problematiek gesproken en geschreven wordt. Onderzoekers verbonden aan het in Amsterdam gevestigde Transnational Institute constateren een radicale verandering in hoe er over grootschalige transacties van land wordt gesproken. Na aanhoudende kritiek vanuit het maatschappelijk middenveld zijn bedrijven en overheden deze activiteiten gaan profileren als investeringen. Land grabbing klinkt onethisch, als uitbuiting, maar investeren klinkt als vooruitgang, als een oplossing voor armoede. Een ‘extreme make-over’ van één en hetzelfde probleem, concludeert het Transnational Institute.

Welke ‘versie van de werkelijkheid’ het meest naar voren gebracht wordt hangt dus erg af van wie er over deze kwesties rondom land aan het woord is. Wel zijn er veel aanwijzingen dat regels, of ze nu van een duurzaamheidsinitiatief of van de overheid komen, lang niet altijd gehandhaafd worden. Mijn gids P. en zijn vaste kameraad A, die ook anoniem wil blijven uit angst voor bedreigingen, zijn op hun hoede voor de politie en werknemers van palmoliebedrijven. ‘Wat wij doen als milieuactivisten is niet illegaal, maar we moeten op onze tellen letten hier’, zegt P., uitkijkend over een stuk bos dat zwaar te lijden heeft gehad onder exploitatie door bedrijven. ‘Vorig jaar stond ik hier om foto’s te maken van een orang-oetan in die boom daar. Er kwam een politieman die zei dat ik weg moest gaan, maar ik ging door. Hij trok zijn pistool. Toen stond ik wel even met knikkende knieën.’

In Jakarta kijkt Andri Wibisana naar de vallende regen, een kreteksigaret aan de lippen: ‘Ik en veel andere studenten hebben ons leven op het spel gezet tijdens de jaren ’90, in de jaren voordat Suharto viel. We deden het omdat het na die dictatuur beter zou worden. Ik had niet gedacht dat het zou worden zoals het nu is. Eerst had je hier de Nederlanders, daarna Suharto, en nu hebben we het vrijmarktfundamentalisme.’

Ondanks deze commentaren zijn er tekenen dat er verandering komt. Een Maleisisch bedrijf in palmolie dat eerst zware kritiek te verduren kreeg heeft recentelijk vriend en vijand versteld doen staan met een radicale omslag in hun benadering van duurzaamheid. Een bezoekje aan hun plantages zit er voor mij niet in, maar ik krijg een bevlogen e-mail vol woorden over ‘onze veelomvattende en volledige benadering van duurzaamheid’. De tijd zal uitwijzen of het opzienbarende voorbeeld van dit bedrijf echt ‘het goede voorbeeld’ is.

De journalistieke reis van Maarten Vreeburg naar Indonesië werd mogelijk gemaakt door het Beyond (y)our World-project van lokaalmondiaal.

Auteur
Maarten Vreeman

Datum:
03 januari 2013
Categorieën: