
Bezinning in Bamako
Het leek zo goed te gaan in Mali… In Vice Versa nummer 4, die deze week verschijnt, schrijft Martin van Vliet (Afrika-Studiecentrum) over de huidige chaos in het land en de noodzaak van een Nederlands pre-conflict beleid. Vandaag alvast columniste Manon Stravens, die zich vanuit het regiokantoor van ICCO in Bamako afvraagt hoe het mogelijk is om door te gaan met de geplande programma’s in een land dat is afgegleden van ‘geroemd stabiel naar intens fragiel’.
Een week geleden werd ik ruw gewekt door een radiobericht dat er in Aguelhok, ergens in het noorden van Mali, een koppel was gestenigd omdat ze ongetrouwd twee kinderen hadden. Gestenigd. Twee kinderen, waaronder een baby, in één klap wees. Een actie van les fous de Dieu zoals de Islamisten in de volksmond worden genoemd. Na afschuw over verwoesting van heiligdommen en lijfstraffen in Timboektoe, draaide mijn maag zich die ochtend ter plekke om. Van alle dimensies die de crisis inmiddels kent, wekt de terreur die gepaard gaat met de invoering van de sharia de grootste afschuw op.
Het zijn de berichten die je eraan herinneren dat we leven in een diep dal onder een donkere wolk. Niet dat de crisis niet voel- of zichtbaar is. De media hollen zich er de benen voor uit het lijf. Ik zie billboards met tranen en vraagtekens op een zwartgekleurd Mali of spandoeken met een schreeuw om hulp. Zwartgallige analyses belichten een bodemloze beerput over de oorzaken, gevolgen en het hoe nu verder. Investeringen blijven uit, grote projecten liggen stil en er is een stop op bilaterale hulp. Het toerisme op de knieën, het grootste hotel gesloten, restaurants zien dalende inkomsten met werkloosheid als gevolg. Een naderende sprinkhanenplaag overschaduwt de humanitaire ellende in het noorden.
Tegelijkertijd kuiert het leven in Bamako – tussen de momenten van onrust en oproer – opmerkelijk easy door. Het is geen vanzelfsprekend “alles prima” meer, maar men werkt, gaat naar school, doet boodschappen, leest de krant, drinkt thee en doet zijn gebed. Ik niet anders. Behalve wat ongemak tijdens de militaire controles van voorheen, heb ik geen directe dreiging gevoeld. We kunnen gewoon pinnen, er zijn geen tekorten en bier wordt nog steeds geschonken.
Na een korte periode van stress en evacuatie zitten we ook bij ICCO weer op onze plek. Veiligheid staat hoog op de agenda, maar de projectcyclus draait weer op volle toeren. Eigenlijk heeft die nooit echt stilgestaan. Met dank aan onze Malinese collega’s, die het kantoor runden terwijl het halve team een week lang verplicht buiten Mali bivakkeerde. Ons werk en dat van onze partners in de regio moest en moet zo min mogelijk gehinderd worden. De programma’s in Mali op onderwijs, waardeketens, voedselzekerheid en WASH gaan ook gewoon door. Wel hebben we een nieuwe collega op noodhulp en wordt de samenwerking met de partners in Timboektoe momenteel herzien.
Maar het heeft iets dubbels wat soms dwars zit. Gewoon stug doorgaan met je leven en je (ontwikkelings)werk in een land dat zo diep is geknakt. Je projectplan schrijven, rapporten lezen en betalingen doen, terwijl daarboven mensenrechten barbaars geschonden worden. Zonder te twijfelen aan het nut, de relevantie en de kwaliteit van onze programma’s, maar je zou het hele Medefinancieringsbudget willen de-contracteren en opnieuw besteden aan ontwapeningscampagnes, noodhulp en internationale lobby voor snelle actie. Aan steun voor het ‘verzet’ onder de bevolking. Aan onderzoek naar de financieringsbronnen van AQMI en co. Of aan een ketenanalyse van de drugs value chain in plaats van die van rijst of fruit. Om die vervolgens te ontmantelen uiteraard. Maar al dat snijdt geen hout. ICCO is geen crisisclub. Daar zijn anderen voor; met speciale systemen, processen en capaciteiten voor een rapid response. Hulp is geen hobby, maar een vak met vele specialismen. Kort gezegd blijft ook de wereldverbeteraar beter bij zijn leest.
Neemt niet weg dat er soms pijnlijke vragen zijn. Want wat beteken je nu eigenlijk als het land dat je jaren – met zoveel anderen – hebt lopen ontwikkelen, zomaar afglijdt van geroemd stabiel naar intens fragiel? Hebben we met zijn allen iets over het hoofd gezien? Of niet goed (genoeg) gedaan? Of is het grootheidswaanzin te denken dat ons aller werk een kritieke rol speelt, heeft gespeeld of hád kunnen spelen? Dat het anders was gelopen als wij het anders hadden gedaan, of er helemaal niet waren geweest? Het is een riskante bezinning. De verzameling analyses over het grote waarom ontvouwt een breed scala aan nationale en internationale factoren (Toearegs en Libië), zwakheden (corruptie, zwakke instituties en dunne democratie), bedreigingen (armoede en terrorisme) en verontrustende trends (illegale handel en ontvoeringen). In zijn geheel geen onaannemelijke verklaring voor een aanloop naar een crisis. Bedenk dan maar eens een preventief coherent actieplan, met alle spelers en binnen het aangevreten hulpbudget.
Kritieke speler of niet, een ambitieuze stelling voor een column als deze. Interessant voor een breder debat. Vooralsnog een vraag die soms pesterig opduikt te midden van banaliteiten, brute berichtgeving en beginnende bezinning in Bamako.
Wilt u ook het artikel lezen van Martin van Vliet (ASC Leiden) in Vice Versa nummer 4 over de chaos in Mali en de noodzaak van een Nederlands pre-conflict beleid? Neem dan nu snel een abonnement op Vice Versa en krijg dit nummer thuisgestuurd!
Manon Stravens (33) werkt sinds 2009 op het regiokantoor van ICCO in Bamako, Mali. Op ViceVersaOnline.nl schrijft ze maandelijks een kritische en openhartige column.