
Interview Manuela Monteiro deel 1: ‘We moeten terug naar de passie voor ons vak’
In aanloop naar het debat op 14 december over de toekomst van het maatschappelijk middenveld spreekt Vice Versa met Manuela Monteiro. De directeur van Hivos is blij met een debat maar ziet graag een uitgebreide discussie in januari. ‘Nederland moet ontwikkelingsorganisaties weer gaan koesteren, zij zijn de belangrijkste assets van de toekomst.’ Vandaag deel 1 van een tweeluik.
Op Partos Plaza in oktober kwam Manuela Monteiro op Vice Versa af. Zij had zich nogal verbaasd over de uitlatingen van Cordaid-directeur René Grotenhuis in een gesprek met NRC Handelsblad. Hierin ontvouwde Grotenhuis zijn plannen voor de toekomst, een toekomst waarin Cordaid steeds minder afhankelijk wordt van de Nederlandse overheid door het instellen van zogeheten business units. Vooral het feit dat Grotenhuis nu al genoegen lijkt te nemen met de halvering van zijn subsidiebedrag, was bij Monteiro niet goed gevallen. Ze verweet haar collega dat hij bij voorbaat al de handdoek in de ring gooide. ‘Ik ben er nog niet van overtuigd dat het per definitie minder gaat worden’, zegt ze op haar kantoor in Den Haag. ‘Wel anders. Misschien heb ik dan teveel vertrouwen in de Nederlandse politiek, maar ik denk dat goede politici in staat zijn om vooruit te blikken en de omgeving te analyseren. Dan kunnen zij niet anders dan concluderen dat ngo’s de belangrijkste partners zijn van iedereen die in de toekomst een fatsoenlijke wereld wil.’
Je zou ook kunnen stellen dat René Grotenhuis de politieke wind die momenteel waait iets beter aanvoelt dan Manuela Monteiro.
‘Ik heb me nog nooit neergelegd bij politieke winden, dus dat zal ik nu ook niet doen. Ik denk dat je altijd de strijd aan moet gaan. Je moet constant analyseren waar tegenkrachten zitten, maar er ook direct op reageren en tegenin gaan als dat nodig is. Dat doe je met de kracht van argumenten. Het is daarom heel belangrijk dat we een goede discussie voeren.’
Hoe zou deze discussie er dan uit moeten zien?
‘Nou, niet zoals de discussie er nu uit ziet. Het lijkt alsof we in een soort impasse zitten binnen de ontwikkelingssector. Het gaat vooral over zaken die niet de kern raken. Als je naar de jaarverslagen kijkt, dan gaat het niet over wat je hebt bereikt of hoe het werk van een ngo heeft geleid tot een betere situatie daar. Nee, het gaat over de vraag hoe dit allemaal is georganiseerd, welke risicoanalyses worden gehanteerd en hoe risico’s worden ingedekt. Dit zijn allemaal organisatorische zaken. Ook als ik naar jullie website kijk gaat het over de decentralisatie van collega A en het ondernemerschap van collega B. Allemaal organisatorische veranderingen die nodig zijn om je hachje te kunnen redden. Ik mis hier de passie van ontwikkelingsorganisaties!’
‘De echte discussie moet gaan over veranderingen in de wereld. Ik zie twee grote problemen die op ons afkomen. Allereerst de toenemende ongelijkheid in de wereld. Staatssecretaris Knapen meldde laatst dat “economische ontwikkeling gaande is en de groeicijfers in Afrika enorm zijn”. Dat is zeker waar, maar het zegt weinig over het verdelingsvraagstuk. De ongelijkheid groeit in landen zelf en ook tussen landen. Als we daar niet mee aan de gang gaan, leidt dit tot meer conflicten in de wereld. Hierin investeren is dus ook in het belang van de Nederlandse burger. Daarnaast wil ik graag praten over klimaat en natuurlijke hulpbronnen. Hoe gaan we om met onze planeet? Roofbouw en land grabbing in ontwikkelingslanden hebben gevolgen voor de hele planeet, maar ook voor stabiliteit in de landen zelf. Deze twee dingen zijn wat je noemt thick problems, problematische issues die niet zomaar zijn op te lossen. Nu zijn we veel te veel, ook in de ontwikkelingssamenwerking, met thin solutions bezig. Om deze problemen aan te pakken heb je ontwikkelingsorganisaties nodig. Laten we dus vooral praten over de toekomst van internationale samenwerking en de rol van ngo’s. Hoe kunnen we relevant blijven?’
Waar zijn we met z’n allen dan die passie voor het vak kwijtgeraakt?
‘Ik denk dat het een sluimerend proces is geweest wat veel te maken heeft met de omgeving waarin wij verkeren. Alle regels en bureaucratische vereisten leiden af van de echte zaken waar we mee bezig zijn. Als ontwikkelingsorganisaties zijn we onderdeel geworden van het MFS en dan moet je eraan geloven. Zelfs de organisaties die niet aan subsidie gebonden zijn maar met donateurs te maken hebben, krijgen ook steeds meer te maken met de vraag of geld wel goed terecht komt en of er niets aan de strijkstok blijft hangen. Het is een heel belangrijk punt, laat daar geen misverstand over bestaan. Die transparantie moet er zeker komen en daar zijn we binnen Hivos ook veel mee bezig.’
Toch hebben jullie zelf besloten om mee te doen aan MFS-2. Om die passie te behouden had je ook gewoon kunnen weigeren. Is het ook niet een beetje de schuld van de ontwikkelingssector zelf die gevallen is voor het grote geld en daarom de hand in eigen boezem moet steken?
‘Ja, natuurlijk moeten we ook naar onszelf kijken. Maar het is ook een dilemma waar je niet snel uit komt. We hebben het zien gebeuren en voor een groot deel laten gebeuren. Misschien hadden we veel meer de discussie aan moeten gaan, juist over de zaken die mij nu zo storen. De scherpte is uit de discussie gehaald.’
Hoe moet het debat weer terug op het spoor worden gezet?
‘Je moet zaken benoemen. We hebben het dan bijvoorbeeld over conflict en macht. Dat is het soort werk wat veel meer aandacht zou moeten krijgen. Ik begrijp ook wel dat de gewone burger op straat niet zo snel zit te wachten op moeilijke analyses en zich liever bezig houdt met kleine, leuke projectjes. Maar het moet wel gezegd worden. Ik denk dat we ons hebben laten sussen en afleiden door te praten in eenvoudige termen, want ‘mijn donateur moet het wel allemaal kunnen begrijpen!’ Ik denk dat dit een onderschatting is. Praat en publiceer erover! Nog belangrijker: zorg dat je kennis vergaart. Dat is op dit moment echt een zorgpunt voor mij. Er is onlangs een zogenoemde kennisbrief van het ministerie uitgekomen waar geen gepassioneerde visie uit spreekt. Ik zou de staatssecretaris graag willen vragen juist heel veel in kennis te investeren. Om thick problems op te lossen heb je onderzoek en kennis nodig.’
Hoe zorg je er dan voor dat je je in de toekomst nog steeds bezig kunt houden met thick problems? Want er is ook minder geld.
‘Vroeger hadden we inderdaad veel mogelijkheden om ons bezig te houden met thick solutions, en dat hebben we ook gedaan. Met name in Latijns Amerika is bijvoorbeeld veel geïnvesteerd in oppositiebewegingen die opkwamen tegen dictaturen. Die dictaturen hebben we niet meer. Maar er is nu niet minder geld dan toen. In de loop der jaren is de begroting natuurlijk ook gegroeid. We kunnen wel degelijk in de echte oorzaken van armoede investeren. We zitten alleen nu wel met de discussie of OS zo moet blijven én met bezuinigen in de sector. Dus om terug te komen op de politieke wind die waait: misschien krijg ik ongelijk en wordt het allemaal minder. Dan nog zeg ik: dat is niet erg zolang het voor de goede zaken gebruikt blijft worden. De staatssecretaris zou daar in moeten investeren en daar heeft hij ons voor nodig.’
Minder geld is dus niet erg als het maar goed besteed wordt. Toch gaat Hivos er waarschijnlijk ook op achteruit. Hoe gaan jullie dat dan doen?
‘Nou, het is goed om te diversifiëren. Sowieso is het niet verstandig om je uit te leveren aan één donor, dus ik sta er wel achter niet te afhankelijk te zijn van de Nederlandse overheid. We zitten al met de 25 procent regel en ik ga er vanuit dat deze in de toekomst alleen maar zal worden opgehoogd. Wij zijn onszelf op de kaart gaan zetten door expertise op een aantal terreinen te ontwikkelen. Er zijn veel donoren in de wereld die ons heel interessant vinden en bereid zijn in programma’s van Hivos te investeren. Bijvoorbeeld onze specifieke aanpak bij de aidspreventie en –bestrijding, waarbij wij vooral inzoomen op de versterking van de positie van kwetsbare groepen zoals sexwerkers. Dit zijn vaak grote programma’s op nationaal niveau. Wij zijn binnen Nederland de organisatie die het meeste geld ontvangt vanuit de Verenigde Staten, wat betreft grote fondsen. Niet alleen van particuliere maar ook van multilaterale instellingen. Ik ben best trots op onze resultaten op dit terrein: dit jaar hebben we onze target al ruim bereikt; ruim 40 procent van onze inkomsten kwam uit andere donoren dan de Nederlandse overheid. Dat was echt niet gelukt zonder ondernemerschap.’
Morgenochtend deel 2 van het interview met Manuela Monteiro waarin we verder praten over externe donoren, de relatie tussen ngo’s en de overheid, de toekomst van de hulparchitectuur en staatssecretaris Knapen.