
Close encounters of a third kind?
Een tijdje terug was religiewetenschapper Brenda Bartelink op zoek naar een aansprekende titel voor haar proefschrift, toen een vriendin en collega haar wees op de film ‘Close Encounters of a Third Kind’. Toen de titel van deze film de inspiratiebron voor de titel van haar proefschrift titel werd, besloot ze de film ook maar eens te kijken. Naar aanleiding van deze film reflecteert Brenda in deze column op culturele ontmoetingen rondom religie en seksualiteit.
In de Science Fiction film uit 1977 heeft hoofdpersoon Roy Neary een ontmoeting met een buitenaards schip in de woestijn van California. Na deze ‘close encounter’ tussen Neary en buitenaardse wezens, heeft Neary een aantal bijzondere ervaringen en visioenen. Die leiden ertoe dat hij op zoek gaat naar de plek waar een geheim onderzoekscentrum naar buitenaards leven blijkt te bestaan. Interessant is de rol van de Franse onderzoeker die de ervaringen van de mensen die een ontmoeting hebben gehad uiterst serieus neemt, terwijl het leger alles doet om te voorkomen dat Neary in het onderzoekscentrum terecht komt. Als hij er toch in slaagt en opnieuw een ontmoeting heeft met de aliens, blijkt dat zij tegen verwachting in, met goede bedoelingen zijn gekomen.
Verschillende perspectieven
De film laat op een mooie manier zien hoe verschillende perspectieven en ervaringen elkaar kunnen uitsluiten of bestrijden. Het prachtige boek De Stikvallei van Frans Westerman dat ik enkele jaren geleden heb gelezen is hier ook een voorbeeld van. In dit boek gaat hij vijfentwintig jaar na een ramp in de Nyos vallei in Kameroen, waarbij alle inwoners van de vallei om het leven kwamen, op zoek gaat naar hoe deze ramp vanuit verschillende perspectieven is geduid. Hij beschrijft de verschillende wetenschappelijke opvattingen over hoe de ramp is ontstaan. Hij laat ook zien hoe de ramp vanuit religieus en lokaal perspectief op heel andere wijze betekenis wordt gegeven. Reconstruerend hoe mythes worden gevormd noemt hij de wetenschappers mythe-doders. De uit Europa afkomstige missionarissen beschrijft hij als mythe-brengers, terwijl hij de lokale bevolking mythe-makers noemt. De wetenschappelijke duiding van de ramp is in de lokale gemeenschappen nauwelijks relevant, of zijn hun eigen rol gaan spelen in lokale verhalen die over de ramp zijn ontstaan.
Reflectie of actie?
Al een paar jaar schrijf ik met enige regelmaat columns op deze website en kijk ik met het oog van een religiewetenschapper naar ontwikkelingssamenwerking. Ik verkende hoe verschillende perspectieven elkaar raken, elkaar overlappen en regelmatig ook bestrijden. Vaak had ik daarbij het doel om allerlei aspecten en betekenissen van religie in het dagelijks leven van mensen, organisaties en samenlevingen onder de loep te brengen die in bij Nederlandse ontwikkelings-professionals wellicht onopgemerkt blijven. Ik richtte me daarbij vooral op het begrijpelijk maken en overbruggen van verschillen tussen religieuze en seculiere perspectieven op ontwikkeling en sociale verandering.
Maar in de switch van de wetenschappelijke wereld waarin ik tot 2012 als promovendus rondliep naar de wereld van ontwikkelingssamenwerking gingen andere verschillen me opvallen. Ik ontdekte dat de perspectieven en benadering in antropologisch, sociologisch en religiewetenschappelijk onderzoek en die van ontwikkelingsbeleid en praktijk zo verschillen in hun beleving van tijd en urgentie, dat ze elkaar soms wederzijds lijken te verlammen of uit te sluiten. Zo wijzen onderzoekers graag op de complexiteit van zaken en de rol van macht en ongelijkheid. Terecht kreeg ik soms van de ontwikkelingsprofessionals en beleidsmakers waar ik mee samenwerkte te horen dat men zich daar best van bewust is, maar dat je hier niets aan hebt als een tienermeisje in Malawi of Oeganda niet naar school kan omdat er geen maandverband voor handen is. Dat is een concreet en urgent probleem dat om een concrete oplossing vraagt.
Aan kritische beschouwingen over hoe programma’s rondom gezondheid en seksualiteit seculiere waarden bevestigen heb je dan even niets, zo lijkt het. Kortom, de nadruk op kritische reflectie in het onderzoek gaat niet altijd goed samen met noodzaak tot handelen die (begrijpelijk) zo sterk wordt gevoeld in de ontwikkelingssector.
Ontmoeting
Onlangs verruilde ik mijn baan als coördinator van het Kennis Centrum Religie en Ontwikkelingssamenwerking bij Stichting Oikos voor een baan als senior onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het is na vier jaar in de maatschappelijke sector een goed moment om nieuw onderzoek op te zetten en uit te voeren. Het geeft me de kans een stapje achteruit te doen, me grondiger in te lezen in wetenschappelijke literatuur en vooral ook om nieuw veldwerk te doen. In het onderzoeksproject waar ik aan ga werken staan encounters centraal, maar dan de culturele ontmoetingen rondom seksualiteit, religie en secularisme in de Afrikaanse diaspora in Nederland.
Religie en seksualiteit komen vooral waar het migranten betreft in de Nederlandse media vaak sterk gepolariseerd in beeld, waardoor de suggestie wordt gewekt van fundamenteel verschillende en onverenigbare werelden. De controverse in de media over zogenaamde HIV healings in kerken waarin mensen van HIV/aids zouden worden genezen in 2009, zijn daarvan een voorbeeld. Mijn collega’s en ik gaan daarom onderzoek doen naar de interacties tussen gezondheidsorganisaties, religieuze organisaties en leiders en individuele Afrikaanse migranten. De vraag is hoe die worden beïnvloed door verschillende opvattingen en praktijken rondom seksualiteit, gezondheid en relatievorming.
We verwachten dat er ook mensen en organisaties zijn die de bemiddelende rol van de Franse onderzoeker uit Close Encounters innemen. Daarom is het niet de bedoeling om alleen te kijken naar de verschillen in perspectieven, maar juist ook naar hoe deze in het dagelijks leven overlappen, worden overbrugd, worden onderhandeld en worden verweven.