
Zwarte Piet en de witte koloniaal
OPINIE – Hans Beerends, oprichter van de Wereldwinkels en auteur van verschillende boeken over de geschiedenis van de mondiale solidariteit in Nederland, mengt zich met dit opiniestuk in de Zwarte Pieten discussie. Door ‘wij wit’ tegenover ‘zij zwart’ te stellen doorkruis je volgens hem datgene waar het werkelijk om gaat, namelijk de strijd tussen onderdrukkers en onderdrukten. De anti-Zwarte Piet activisten kunnen bovendien wel eens precies het tegenovergestelde teweegbrengen als ze nastreven door racisme te koppelen aan een kinderfeest.
Nu de goede Sint alweer terug is naar Spanje met achterlating van de vele Pieten in vele kleuren, lijkt het zinvol om die hele alsmaar doorgaande discussie van enige afstand te bekijken.
Het welles-nietes debat kreeg een paar weken terug weer een nieuw wending door de vertoning van de documentaire ‘Zo zwart als roet ‘ van de succesvolle documentairemaakster Sunny Bergman . Bergman, een verklaard tegenstander van zwarte Piet, kreeg kritiek van vier prominente zwarte vrouwen die in een artikel in de NRC aangaven dat Bergman als witte deze film helemaal niet had mogen maken. Ze moest verzet tegen zwarte Piet overlaten aan de slachtoffers, namelijk de zwarte mensen.
Witte privilege
Bergman en in het verlengde daarvan alle witte mensen die opkomen voor zwarte mensen werd ‘witte privilege’ verweten. Met andere woorden: het bestrijden van onrechtvaardige situaties waarbij je zelf niet behoort tot de slachtoffers, is wit bevoogdend paternalisme.
Als reactie op deze stelling schreef ik enigszins provocerend op Facebook dat het me speet dat ik ooit gestreden had tegen de apartheid in Zuid-Afrika en tegen het kolonialisme in Angola. Gelukkig, zo voegde ik daaraan toe, had ik ook de bevrijdingsstrijd in Latijns Amerika gesteund waar voornamelijk witte mensen wonen, dus daar had ik in ieder geval geen kwaad gedaan.
Binnen een uur had ik een reactie van Amma Asante, gedreven strijdster tegen armoede en afkomstig uit Ghana. Zij had wel begrip voor het verwijt van ‘witte privilege’, maar vond echter dat ik en andere witte Nederlanders vooral door moesten gaan met acties tegen onderdrukking waar ook ter wereld, maar dat je het ‘eigenaarschap’ van de onderdrukten moest respecteren. Ze vergeleek de kwestie met het begin van de tweede feministische golf waar een aantal progressieve mannen deze strijd ondersteunde maar ook al spoedig een dominerende rol gingen spelen.
Ik was het met haar eens dat dominantie in deze een slechte zaak was. Als reactie op mij en op Amma kwam een bericht van journalist Bram Posthumus, een witte man die in Afrika woont en die zijn hele leven zowel daar als in Nederland streed tegen onderdrukking . Bram ergerde zich aan de hele discussie en betitelde deze als een teken van ideologische verwarring. De hele linkse beweging , aldus Bram, heeft haar doelen niet gehaald, heeft de onderdrukkende klasse niet overwonnen en als compensatie wappert zij nu met zoiets als ‘identiteitspolitiek.’
Anti-apartheidsacties
Deze hele discussie rond zwart –wit, identiteitspolitiek, echte, zo aanvoelende of veronderstelde discriminatie, roept een aantal vragen op en hieronder wil ik die vragen toelichten of opwerpen.
Of je je als solidaire, veelal linkse Nederlander wel mocht bezighouden met de apartheids- en onafhankelijkheidsstrijd in Afrika werd in de jaren zestig en zeventig vooral door rechts gesteld. Elk pleidooi voor een boycot van Zuid Afrika kon rekenen op een reactie van dagblad De Telegraaf van ‘waar bemoeien die linkse wijsneuzen zich mee’, en ‘hebben ze de zwarte bevolking wel gevraagd wat die er van vonden.’ Vervolgens wist deze krant altijd wel een zwarte Zuid Afrikaan te vinden die het er helemaal niet mee eens was.
Eerlijk gezegd denk ik dat het ook meestal de leiders waren van de zwarte beweging die voor een boycot pleitten, maar dat roept weer een andere discussie op. De Nederlandse solidariteitsbeweging, aarzelend gevolgd door linkse politieke partijen, vond dat zij na het verzoek van de zwarte leiders, de zwarte bevolking ondersteunde door het steunen van een boycot. Niemand, ook de vier zwarte vrouwen uit het artikel in NRC niet , zal thans naar ik aanneem beweren dat dit een foute houding was.
Soeharto
Toch raakte rechts wel een punt aan waar links soms ook van in vertwijfeling geraakte. Het duidelijkst heb ik dat ervaren in de kwestie van onze kritiek op de onderdrukkende politiek van Soeharto, destijds president van Indonesië. Zijn beleid werd sterk bekritiseerd en Nederland dreigde bij monde van minister Jan Pronk de ontwikkelingshulp in te trekken.
Soeharto was Nederland echter voor en verbrak de ontwikkelingsrelatie met het motief dat zij zich niet de les liet lezen door de voormalige kolonisator. De reactie in Nederland was merkwaardig. In linkse kringen, ja zelfs in activistische kringen, ontstond een houding van: ‘Ja wie zijn wij dan wel, kolonisators, dat we iets mogen zeggen – wij die zoveel kwaads gedaan hebben in dat land.’
Ik vond het een volkomen onterechte zelfbeschuldiging want, zo redeneerde ik: wie zijn die wij? Het is en was niet de Nederlandse witte bevolking die de Indonesische bevolking heeft uitgebuit, maar de in die tijd levende Nederlandse elites (in samenwerking overigens met delen van de Indische elites). Door ‘wij wit’ tegenover ‘zij zwart’ te stellen doorkruis je datgene waar het werkelijk om gaat, de strijd tussen onderdrukkers en onderdrukten.
Ik denk dat Bram Posthumus dat ook bedoelt als hij het heeft over het loslaten van de hoofddoelen van politieke strijd en het als compensatie ‘wapperen met identiteitspolitiek.’
Zwarte Pietendiscussie
Nu nog even over de Zwarte Pietendiscussie want dat was de aanleiding voor dit discours. Ook daar zitten een aantal dubbele kanten aan. Over de afkomst van Zwarte Piet zijn minstens tien theorieën waaronder de theorie van de slavernij. De anti-Zwarte Piet activisten beroepen zich op deze slavernij theorie en roepen daarmee heftige emoties op.
Ik zou die emoties willen verdelen in de eng-nationalistische emoties van mensen die dromen van Neerlands glorie in de VOC tijd en de irritatie van een groot deel van de bevolking. Het negeren en omverwerpen van die irritatie is in mijn ogen niet zonder gevaar. De activisten nemen een zwaar en algemeen veroordelend begrip racisme en koppelen dat aan een traditioneel kinderfeest. Zij verwachten en hopen dat mensen schrikken van het woord racisme, zich snel zullen ontdoen van iets wat zij niet maar de activisten wel als zodanig ervaren en dat zwarte Piet daardoor zal verdwijnen.
Deze strategie kan echter ook precies het tegenovergestelde teweeg brengen. Mensen krijgen te horen dat Zwarte Piet racisme is en denken: nou ja, als dit onschuldige kinderspel ook al tot racisme gerekend wordt, dan zal het met dat werkelijke racisme ook wel meevallen. Resultaat is of kan zijn dat het echt bestaande racisme zoals het zich voordeed en voordoet in de VS en in de voormalige koloniën waaronder Zuid Afrika gerelativeerd wordt.
Fascisme als scheldwoord
Een situatie die ik hierbij wil vergelijken is het woord fascisme wat in de zeventiger jaren door activisten gebruikt werd als scheldwoord tegen de politie. Ik heb me daar altijd tegen verzet. Niet omdat ik zozeer tegen ongenuanceerd taalgebruik was, maar omdat het werkelijke fascisme onvergelijkbaar meer gewelddadig en misdadig was. Door een fors optredende politieagent daarmee te vergelijken relativeer je de gedragingen van een SS’er. De SS’er wordt verkleind tot een fors optredende agent zoals de echte racist verkleind wordt tot een vrolijke Zwarte Piet.
Er dreigt nog een gevaar in de Zwarte Pietenstrijd, iets waar Asha ten Broeke op wees in haar column in de Volkskrant van 4 december. Zij ziet in haar ogen een positieve eindfase in de strijd omdat volgens haar niet meer alleen ‘de links-intellectuele biologische worteltjes volwassenen’ tegen zijn maar ook de meer gematigde witte ouders die van de ophef af willen. Zij reageren met een houding van ‘nou ja als het dan zo nodig moet, maak er dan maar een regenboog of roetpiet van.’ Geen overwinning dus op basis van overtuiging maar meer het toegeven aan iets wat men toch ervaart als gezeur. Nou ja, als er iets bevoogdend is, dan is het wel dit soort overwinning.
Tot slot nog enig commentaar op de dubbele bladzijde Pietverslag in de Volkskrant van 4 december. Volkscultuurexpert Ineke Strouken ziet nog geen alternatief in die gouden, streep en groene Pieten en denkt als oplossing om Sinterklaas te omringen met meer fantasiefiguren als narren, jonkvrouwen en Romeinse soldaten.
Toekomstige actiegroepen
Ik zie de toekomstige actiegroepen al voor me. Groepen die zich tegen de jonkvrouw keren omdat het doet denken aan de macht van de Adel, pacifisten die ageren tegen de Romeinse soldaat en acteurs die vinden dat de theatercultuur belachelijk wordt gemaakt door die jolig rondspringende narren. En dan heb ik het nog niet eens over Sint Nicolaas zelf, een katholieke bisschop. In Amsterdam hebben Marokkaanse (gelovige) jongens Sinterklaas zijn mijter al afgeslagen omdat er een kruis opstond. Het gevolg daarvan is dat er nu alleen nog maar strepen opstaan.
Overigens werd Sinterklaas 200 jaar terug al verboden door de destijds invloedrijke gereformeerden. Maar ja, die gereformeerden en die ‘gelovige’ Marokkanen zijn nog niets vergeleken met het in getal en invloed toenemende leger ongelovigen. Hoe lang zullen die Sinterklaas nog accepteren of zou de door deze groep geprezen tolerantie ook gelden voor deze traditionele figuur? Tenslotte vieren we nog steeds Kerstmis, Pasen en Pinksteren en niet te vergeten Carnaval.