Filosoferen met Ellen: Stereotypes en schuldgevoel

BLOG – Hoe vaak stellen we ons werkelijk gelijk aan de mensen met wie we werken? Hoe kunnen we vermijden dat we onze houding bepaald wordt door stereotypes, schuldgevoel en medelijden? Ellen Mangnus vraagt het zich af tijdens een bezoek aan Ivoorkust en neemt haar eigen houding onomwonden onder de loep.

Hotels in hoofdsteden in ontwikkelingslanden. Ik ervaar ze als eilanden drijvende in een omgeving waarvan ze geen onderdeel zijn. Of als wolken, zwevend boven de werkelijkheid. Hoogstens geven ze je een kijkje in het gedrag van de bovenlaag van een samenleving, met hun restaurants en zwembaden als recreatieplekken voor de high society. Het enige moment dat je even terug gezogen wordt op aarde is wanneer de internetverbinding het begeeft. Die onmogelijkheid om vat te krijgen op de realiteit en als gevolg daarvan in een irrealiteit te verblijven, is mijn grootste frustratie met korte missiebezoeken in landen die ik niet ken. Liever dan in een hoofdstedelijk hotel verblijf ik daarom in provinciale steden en dorpen. Daar lukt het me namelijk beter om me te verbinden met mijn omgeving, denk ik vaak. Maar klopt dat wel?

Ik ben voor een opdracht in Soubre, een provinciestad in het westen van Ivoorkust. Tijdens een wandeling op de eerste dag van mijn verblijf word ik aangesproken door een hippe gozer. Baseballpetje schuin op zijn hoofd, een glimmende ketting en nonchalante gympjes. ‘T’es très belle’,zegt hij. Of hij met me op de foto mag. De smartphones van zijn vrienden komen tevoorschijn en voor ik het weet poseer ik acht maal met verschillende leden van deze Soubre-gang.
Ik voel me ontzettend ongemakkelijk.

Vreemd gedragspatroon

Ik betrap mezelf op een gedragspatroon in mijn korte reizen. De eerste dag duik ik vol energie in mijn omgeving. Ik struin markten af, probeer te ontdekken wat de lokale lekkernijen zijn, roep vrolijk wat terug op alle ‘Eeeii la blanche, tu va où?’ en leg de afremmende taxi’s netjes uit dat ik wil wandelen. Dag twee heb ik een snellere wandelpas en knik ik kort naar mensen die me gedag toeroepen. Dag drie zet ik een zonnebril op en doe alsof ik de ‘bonsoirs’ niet hoor. Dag vier zeg ik streng tegen mezelf dat ik me op straat moet begeven om iets van het leven te begrijpen. Maar mijn wandelingetje is korter en in het restaurantje lees ik wel heel geconcentreerd in een boek. Dag vijf besluit ik in het hotel te blijven. Net als dag zes.

Hoe komt het toch dat ik ongemak ervaar bij al die positieve aandacht? Waarom voel ik me in het middelpunt van deze belangstelling juist eenzaam?

Het komt omdat de mensen die me zo vrolijk benaderen me onbedoeld laten voelen dat ik anders ben. Met alle aandacht die ze me geven bevestigen ze dat ik geen onderdeel ben van hun omgeving. ‘Eenzaamheid is het ervaren van een gebrek aan verbondenheid met anderen’, stelt Wikipedia. Ik vraag me af: wat staat die verbondenheid in de weg?

Stereotypes

Hoe we ons tot een ander verhouden heeft te maken met hoe we die persoon zien. Ieder van ons bekijkt de wereld vanuit een persoonlijk referentiekader. Dat kader is gebaseerd op ervaringen uit eigen verleden, beelden in de media of verhalen die we gehoord hebben. Ben jij bijvoorbeeld op een werkbezoek in Ethiopië hartelijk door de mensen ontvangen, dan zal je een nieuwe Ethiopische collega sneller waarderen. We beoordelen en categoriseren mensen en situaties simpelweg aan de hand van eerdere ervaringen. Op deze manier ordenen we de wereld en verdrinken we niet in de complexiteit. We maken gebruik van stereotypes: beelden die we hebben van een bepaalde groep. Eenmaal ingedeeld in een groep, gaan we er vanuit  dat de persoon de kenmerken van die groep vertoont. Stereotypering is, kort samengevat, het reduceren van een individu of groep tot een bepaalde clichématig, vaak op vooroordelen gebaseerd archetype op grond van ras, etniciteit, geslacht, seksuele geaardheid, nationaliteit, geloof, beroep of sociale klasseHoe minder goed je een ander kent, hoe sterker je je baseert op stereotypes.

Rob Wijnberg legt in zijn artikel ‘De inflatie van het begrip racisme’ (De Correspondent, 16 december 2013) bondig het ‘stereotype-kwadrant’ van sociaal psycholoog Susan Fiske uit. Fiske onderscheidt vier mogelijke categorieën stereotypes waar we mensen in indelen:

1. Lage status-lage sympathie: i deze groep deel je de mensen in die je weinig status toekent en voor wie je ook weinig respect hebt. Uitkeringstrekkers en migranten worden door veel Nederlanders in deze groep geplaatst.

2. Lage status-hoge sympathie: dit zijn mensen die je als incompetent ziet, maar waarvoor je wel sympathie hebt. Bijvoorbeeld gehandicapten en bejaarden.

3. Hoge status-lage sympathie: mensen van wie je vindt dat ze belangrijke posities bekleden, maar die geen warmte bij je opwekken. De goedverdienende bankmanager die bonussen opstrijkt kan een voorbeeld zijn.

4. Hoge status-hoge sympathie groep: voor deze mensen heb je bewondering en je waardeert ze. In mijn geval zijn dat grote denkers die niet naast hun schoenen lopen.

Met ons referentiekader plaatsen we anderen die we niet kennen in één van de vier groepen. Maar behalve die categorisatie verhouden we ons ook op een specifieke manier met deze groepen. Voor iemand die je in de eerste groep hebt geplaatst, zul je je neus ophalen, je zult hem of haar negeren. Met mensen in de tweede groep heb je medelijden, je hebt de neiging ze te helpen. Tegen mensen uit de derde groep verzet je je, je vindt hun gedrag niet correct. En mensen in de vierde groep roepen bewondering in je op. Je wilt met ze in aanraking komen en met hen geassocieerd worden. Waarschijnlijk plaatsten de jongens uit Soubre mij in de hoge status-hoge sympathie groep.

Stereotypes helpen ons dus om de wereld te ordenen en ze zijn een gids voor hoe we ons moeten gedragen. Maar ze zijn beperkt en veelal op oppervlakkige inzichten gebaseerd.

Misschien vind ik dat nog wel meer confronterend dan die openbare benadrukking dat ik anders ben; mijn anders zijn is niet gebaseerd op wie ik als persoon ben. De positieve associatie die ze maken heeft misschien wel te maken met mijn huidskleur, mijn lengte of mijn moderne schoenen.

Schuldgevoel en medelijden

Ik word dus ongemakkelijk van een positief stereotype. Tegelijkertijd kan ik me heel goed voorstellen dat een exoot in een voor pubers saai dorp interessant is. Daarom ben ik ook niet goed in staat de jongens af te wimpelen, want daarover zou ik me schuldig voelen. Eigenlijk heb ik medelijden met ze dat ze mij hoog achten.

En daarmee hebben we de tweede factor die ons in de weg staat om gelijkwaardig contact aan te gaan. Schuldgevoel en medelijden. Medelijden voel je omdat jij het beter hebt dan de ander. In een relatie gebaseerd op medelijden zit per definitie een hiërarchie.

Hoe vaak stellen wij ons werkelijk gelijk aan de mensen met wie we werken? Hoe vaak begrijpen wij elkaar echt?

Filosoof Roman Kzarnic stelt dat empathie de basis is voor het begrijpen van elkaar. Empathie is noodzakelijk om gelijkwaardig met elkaar om te gaan, maar stereotypes staan empathie in de weg. Kzarnic maakt het volgende onderscheid tussen medelijden en empathie: medelijden is een emotionele reactie, gebaseerd op aannames. Bij empathie probeer je echt het perspectief van de ander te begrijpen. Je erkent ook dat die ander misschien wel een ander perspectief heeft of andere gevoelens ervaart dan jij.

Oei! Mijn veronderstelling dat de jongens uit Soubre vooral interesse in mij hadden door mijn blanke huid en westerse kleding zou wel eens harstikke fout kunnen zijn. Misschien is het wel mijn onvermogen om hen te begrijpen dat werkelijk contact in de weg staat.

In zijn boek geeft Kzarnic een aantal tips voor het cultiveren van empathie. Eén daarvan is; het gesprek aangaan. Een gesprek dat dieper gaat dan een praatje over het weer, bijvoorbeeld over ambities en interesses. Volgende keer zet ik mijn zonnebril af en neem ik de tijd om contact te maken.

Auteur
Ellen Mangnus

Datum:
02 november 2015
Categorieën: