
Vrijdagmiddagborrel: Wie A zegt, zegt B
In deze vrijdagmiddagborrel schrijft Marc Broere over de oude B-doelstelling van SNV, de eis dat ontwikkelingswerkers in het veld ook aan voorlichting en bewustwordingsactiviteiten in Nederland moesten doen. Onder leiding van Thea Fierens was deze formule enorm succesvol in de jaren tachtig en leidde het tot grote betrokkenheid van Nederlandse groepen en gemeenten bij ontwikkelingsprojecten. Misschien een idee om nog eens af te stoffen en in vernieuwde vorm op de markt te brengen? Het zou de missing link kunnen zijn tussen de dagelijkse praktijk van ontwikkelingssamenwerking en betrokkenheid van Nederlandse burgers.
In 1978 kreeg ontwikkelingsorganisatie SNV naast de zogeheten A-doelstelling, het uitzenden van ontwikkelingswerkers, ook een B-doelstelling: het werken aan voorlichting en bewustwording in Nederland. Iedere teruggekeerde ontwikkelingswerker mocht zich bij de voorlichtingspool van SNV aansluiten om te vertellen over zijn of haar werk.
En daar was ook vraag naar in het land. Er kwamen veel aanvragen van bijvoorbeeld afdelingen van de Bond van Plattelandsvrouwen, de Vereniging van Huisvrouwen en van scholen binnen. Ze vroegen een ontwikkelingswerker op de koffie of in de klas om te vertellen wat ze daar allemaal in den vreemde deden. Ook voor ontwikkelingswerkers was het goed om hun verhaal kwijt te kunnen. Na vier keer over je ervaringen vertellen zegt je eigen familie natuurlijk ook dat het maar eens over iets anders moet gaan.
Een enorme impuls
Vanaf 1984 kreeg de B-doelstelling bij SNV een enorme impuls, toen Teja Fierens werd aangesteld als hoofd van de afdeling vorming. Fierens was afkomstig uit de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels en was het prototype van een beroepsactiviste uit de derdewereldbeweging. Het enige waarin ze verschilde van de meeste andere beroepsactivisten was dat ze altijd stijlvol gekleed was en duidelijk aandacht aan haar uiterlijk besteedde.
Tijdens haar jaren bij de wereldwinkels had Fierens zelden contact gehad met SNV en met teruggekeerde ontwikkelingswerkers. Het waren gescheiden werelden. Je had de wereld van de activisten die zich bezighielden met de politieke thema’s van die tijd, zoals El Salvador, de Filippijnen, Nicaragua en Zuid-Afrika. Zij bemoeiden zich nauwelijks met de armoede in Afrika. En naast die beweging van activisten was er SNV. Dat waren mensen die in die landen zelf zaten. Zij woonden in een dorp, sloegen putten, legden waterpompen aan, gaven een prikje in de gezondheidspost en reden op een brommertje door het rode zand.
Door veel mensen uit de derdewereldbeweging werd SNV als soft gezien. SNV’ers waren niet met de echte oorzaken van armoede bezig, zo dachten de activisten. Maar bij SNV gingen de ogen van Teja Fierens open. Daar leerde ze pas wat er in ontwikkelingslanden écht gebeurde. Ze realiseerde zich dat er maar weinig activisten uit de derdewereldbeweging waren die daadwerkelijk verstand hadden van hoe het leven in ontwikkelingslanden echt was.
Uit de schaduw halen
Fierens ging energiek aan de slag en haalde bij SNV het bewustwordingswerk uit de schaduw van het uitzenden van ontwikkelingswerk. Ze reorganiseerde de afdeling Vorming, schreef de nota Wie A zegt, zegt B, trok een kring van veldwerkers in Nederland aan en zette zich met verve in voor de als paddenstoelen uit de grond schietende koppelingen tussen Nederlandse gemeenten en SNV-projecten. Het belangrijkste verschil met vroeger was dat de B-doelstelling voorheen gedragen werd door teruggekeerde ontwikkelingswerkers. Maar onder Fierens kreeg hij juist vorm met behulp van ontwikkelingswerkers die nog volop in de dagelijkse praktijk van het werk zaten.
Ze vond dat SNV bij uitstek de mogelijkheden had om de situatie in ontwikkelingslanden dichter bij Nederlandse burgers te brengen. SNV had immers eigen mensen in ontwikkelingslanden en werkte bovendien samen met organisaties in wat we toen nog ‘Derde Wereld’ noemden. Toen Fierens die mogelijkheid zag -de koppeling tussen mensen hier en daar met hulp van SNV- dacht ze: dit is een gouden bedrijf. SNV zat propvol kennis, ervaringen en contacten. Maar met die kennis van honderden mensen werd haast niets gedaan. Het bleef allemaal in bureaulaatjes zitten.
Projectkoppelingen
Fierens ging aan de slag met twee projectkoppelingen die al vanuit de gemeente Noordwijk en Wageningen bestonden met SNV-projecten in Rwanda. Het was zaak om het concept te verbreden naar alle landen waar SNV werkte en waar SNV’ers in het project als intermediair konden worden ingezet. Verder moest voor herkenbaarheid worden gezorgd. De gemeente Boskoop bijvoorbeeld, waar veel boomkwekers wonen, ging een koppeling aan met een bomenproject van SNV. Een vissersgemeente in Nederland koos voor een koppeling met een visserijproject.
Toen Fierens vier jaar later vertrok bij SNV, waren projectkoppelingen een ware rage geworden en uitgegroeid naar een aantal van meer dan driehonderd. Overal in het land werden weken of dagen georganiseerd op scholen of in gemeenten, waarin de koppeling met een SNV-project centraal stond. Ook Novib, Hivos, de NCDO en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten waren zich in het kielzog van SNV op projectkoppelingen gaan richten. Gezamenlijk hadden ze de stuurgroep Gemeentelijke Initiatieven opgericht.
Warme herinneringen
Zelf bewaar ik ook mooie herinneringen aan deze tijd omdat ik als 19-jarige student journalistiek door Teja werd ingeschakeld om ‘projectbeschrijvingen’ van de koppelingen te maken. De paar honderd gulden die ik voor deze stukken kreeg waren een fijne aanvulling op mijn studiebeurs. Regelmatig moest ik in de avonduren naar gemeenten in alle uithoeken van het land om bij vergaderingen aanwezig te zijn en op te schrijven wat er gebeurde, of om mensen te interviewen.
Teja was enorm plezierig en inspirerend om mee te werken. Ik ben één keer vermanend door haar toegesproken omdat ik te brutaal was geweest tegen een lid van een plaatselijke groep die naar mijn mening te weinig ‘politiek’ was en die ik het vuur aan de schenen legde over het grote ‘liefdadigheidsgehalte’ van deze projectkoppeling. De man had achteraf geklaagd over mijn manier van interviewen.
Ook herinner ik me nog goed dat ik op een avond in 1986 naar een bijeenkomst van een lokale groep in Noord-Holland moest, net op de avond dat er een belangrijke Champions League wedstrijd tussen PSV en Bayern München werd gespeeld. Die avond rinkelde twee keer kort de telefoon in de mooie boerderij van de voorzitter van de plaatselijke groep. Met mijn jongere broer had ik afgesproken dat hij bij een doelpunt van PSV de telefoon één keer zou laten overgaan en bij een doelpunt van de Duitsers twee keer. De voorzitter begreep niet waarom hij twee keer voor niets naar de telefoon moest lopen en het toestel maar twee keer over ging. Toen de secretaris na afloop van de vergadering opmerkte dat hij erg benieuwd was naar de uitslag van de wedstrijd PSV-Bayern München, kon ik hem met enige trots melden: 0-2. Toen ik hem vertelde hoe ik dat wist, werd ik met enig ongeloof aangestaard en kon niemand daar om lachen, zeker de voorzitter niet.
Zielig
SNV’ers in het veld reageerden heel verschillend op de opmars van de B-doelstelling. Een grote groep vond het leuk. Het feit dat een gemeente zich betrokken voelt bij het project waarin je werkt is natuurlijk een steun in de rug. Andere ontwikkelingswerkers waren minder enthousiast. Ze dachten: wat moet ik nu met zo’n gemeente? Straks komen ze nog langs en gaan ze zich met mijn project bemoeien. En moet ik opeens allemaal brieven en vragen gaan beantwoorden.
Ook in de praktijk deden zich soms gevoeligheden voor. Gemeenten wilden soms actie voeren voor zaken waarvan de SNV’ers in het veld vonden dat ze niet die prioriteit verdienden. Dat kon tot wrevel leiden. Maar andersom ook. Zo vroeg de lokale bevolking uit een dorpje uit Rwanda eens of de Nederlandse koppelgemeente een project van kleine huisdieren kon ondersteunen. Dit was een project waarmee extra inkomsten voor vrouwen gegenereerd kon worden. Dit idee werd door de gemeente in Nederland meteen afgeschoten omdat men het zielig vond dat die kleine konijntjes uiteindelijk opgegeten werden.
Uit het zicht verdwijnen
Teja Fierens vertrok in 1988 bij SNV om ergens gemeentesecretaris te worden. Ze veranderde haar voornaam prompt van Teja in Thea. Later keerde ze van 2000 tot 2003 terug bij SNV als directeur, was ze van 2003 tot 2006 Tweede Kamerlid en woordvoerder ontwikkelingssamenwerking voor de PvdA, en verhuisde ze daarna naar New York om directielid te worden van UNFPA, het bevolkingsfonds van de VN. Inmiddels is ze alweer enkele jaren terug in Nederland, werkt ze op de Haagse Hogeschool en hebben we weer contact met elkaar. En ik vind haar nog even energiek en inspirerend als vroeger.
Na haar vertrek in 1988 zou SNV zich helaas steeds verder uit de Derde Wereldbeweging terugtrekken. De projectkoppelingen werden overgenomen door de internationale unit van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en gingen verder zonder SNV, andere activiteiten werden overgenomen door de COSsen. De hele invalshoek van vorming en bewustwording verdween weer uit het beleid. Het menselijke kapitaal werd niet langer gebruikt en teruggekeerde SNV’ers verdwenen ook letterlijk uit het zicht van de organisatie. Ondertussen is SNV ook een veel internationaler organisatie geworden en is nog maar een klein percentage van de veldwerkers afkomstig uit Nederland.
Spannender en innovatiever
Toch denk ik dat de B-doelstelling elementen in zich heeft die vandaag de dag nog niets aan kracht hebben ingeboet. Mensen in het veld en uit de dagelijkse praktijk van het ontwikkelingswerk koppelen aan gewone geïnteresseerde Nederlandse burgers hier. Op deze manier geef je ontwikkelingssamenwerking een gezicht en maak je duidelijk wat er nu daadwerkelijk in de praktijk gebeurt. Daar hebben mensen meestal geen goed idee van. Hun idee van ontwikkelingswerk is vaak op achterhaalde aannames gestoeld. Het is echter veel spannender en innovatiever dan mensen vaak denken; het is gewoon hartstikke sexy. Mijn ervaring is dat wanneer mensen eenmaal meer weten over de dagelijkse praktijk van ontwikkelingssamenwerking, ze er ook veel enthousiaster over worden en betrokken raken. Misschien geen gek idee om dit concept opnieuw op te pakken en weer eens tegen het licht te houden.
En Thea Fierens, voor mij blijf je altijd Teja volgens de oude spelling.