Conflicten laaien op, wat kan het westen doen?

Syrië, Irak, Libië, Oekraïne, Afghanistan, Mali. De lijst conflicten lijkt eindeloos lang, en ze komen soms beangstigend dichtbij. De vraag naar oplossingen is groter dan ooit. Wat kan ‘het westen’ daarbij doen? En welke rol is er voor het Nederlands parlement weggelegd? Ex-NAVO Speciaal Vertegenwoordiger Mari Skåre en Anja Ebnöther van de Geneva Centre for Democratic Control of Armed Forces (DCAF) gingen donderdag met Tweede Kamerleden in gesprek over de noodzaak van een gendersensitieve benadering van vrede en veiligheid.

Hoewel de politiek vaak verdeeld is, is er één onderwerp waarover de partijen het opvallend eens lijken te zijn. Het Gender MultiParty Initiative (GMPI) is een breed parlementair samenwerkingsverband van maar liefst negen politieke partijen op het gebied van gender. Gisteren werd het parlement vertegenwoordigd door Sjoerd Sjoersdma (D66), die de sessie voorzat, Ingrid de Caluwé (VDD), Harry van Bommel (SP), Agnes Mulder (CDA) en Wassila Hachchi (D66.

Vrouwen in conflict

Twee punten zijn essentieel, volgens de Noorse Mari Skåre, die in September werd opgevolgd door de Nederlandse diplomate Marriët Schuurman als NAVO Speciaal Vertegenwoordiger voor ‘vrouwen, vrede en veiligheid’: ‘Conflict heeft een andere impact op mannen dan als op vrouwen, vaak worden vrouwen en meisjes harder geraakt. Daarnaast zijn vrouwen niet alleen maar slachtoffers, maar juist ook actoren in het conflict.’ Anja Ebnöther refereert aan de verjaardag van VN-resolutie 1.325 vandaag, op 31 oktober, waarin die specifieke rol van vrouwen in conflictgebieden wordt erkent. Ze houdt ons voor: ‘Wat is nodig voor een democratische, efficiënte, transparante en verantwoordelijke veiligheidssector? Het enige antwoord is een genderperspectief – een aanpak waarbij de behoeftes en verplichtingen van mannen én vrouwen, jongens en meisjes in ogenschouw worden genomen.’

De genderaanpak in de praktijk

Hoe doe je dat dan precies? Hoe krijg je de soldaat, politieman of politicus zo ver? Ebnöther hamert op een inclusieve benadering: ‘Je vangt hun aandacht pas echt als ze inzien dat ze er zelf ook baat bij hebben. We zeggen daarom niet: ‘Er moeten meer vrouwen in het leger, de politie, op hoge posities of in het parlement.’ Natuurlijk is dat nodig, maar met die aanpak vorm je een bedreiging voor hun eigen positie. Pas als iedereen inziet dat ze er zelf ook bij winnen en iedereen in het proces betrokken wordt creëer je politieke wil om iets te veranderen.’ Ook pleit Ebnöther voor een genderexpert in de top van Defensie. Ze benadrukt het belang om kennis te institutionaliseren, zodat deze niet zomaar verloren gaat.

Mari raadt de Nederlandse politici aan om intensief samen te werken met het maatschappelijk middenveld. ‘Financiële en praktische steun wordt vaak vergeten maar is belangrijk. Mijn positie bij de NAVO werd in eerste instantie gefinancierd door Noorwegen. Op het moment dat ze zelf inzagen dat dit belangrijk is werd het een vaste NAVO-post.’ Mari vervolgt: ‘Er moet druk worden gezet op landen, het moet oncomfortabel zijn om te moeten vertellen dat je maar 1% vrouwen in je organisatie hebt. Dat kan alleen als gendergelijkheid everyday business is, als gender structureel op alle niveaus een rol speelt. Een speciaal vertegenwoordiger is beperkt in wat hij kan bereiken. De mindset van mensen moet veranderen door training, zodat ze zich niet alleen bezig houden met gender omdat het is opgedragen, maar omdat ze van het belang overtuigd zijn. Tot slot is leiderschap belangrijk, om de uitvoerende tak verantwoordelijk te houden.’

Een rol voor Nederlandse politici

De Nederlandse Tweede Kamerleden hebben vooral behoefte aan praktische, concrete tips. Agnes Mulder vraagt zich af wat parlementariërs nu precies kunnen doen, waarop Skåre reageert: ‘Welke resultaten wil je zien? Werk vanuit een strategische visie, met meetbare doelen.’ Ebnöther voegt daaraan toe: ‘Kijk ook naar je eigen mensen in het veld. Wat voor beeld draag je zelf uit? Je kunt mensen daar niets opleggen, wel kun je, aangepast aan de context daar, bijdragen aan de kennisopbouw in hun structuren, de capaciteit van mensen daar versterken.’

Harry van Bommel vraagt welke instrumenten ze tot hun beschikking hebben om ervoor te zorgen dat beleid ook daadwerkelijk geïmplementeerd wordt. Skåre legt uit: ‘Vaak wordt er geen vervolg gegeven nadat beleid is geschreven. Blijf om informatie vragen over de stand van zaken. Wanneer er on the ground gerapporteerd moet worden over hun vorderingen, zullen mensen wel gaan inzien dat dit een onderwerp is waar ze verantwoording over moeten afleggen.’ Dat de Kamerleden hier ook echt mee aan de slag willen blijkt wel als Wasilla Hachchi om input voor een concreet voorstel aan het Ministerie van Defensie vraagt. De Caluwé oppert zelf om de mogelijkheden voor samenwerking met lokale parlementen om lokale vrouwenorganisaties te onderzoeken.

Sjoerd Sjoersdma (D66) sluit af en onderstreept de boodschap van de dag: ‘Gendergelijkheid moet daily business zijn, ook in de veiligheidssector. Dat moet, dat kan, en dat willen we.

Auteur
Marjolein Quist

Datum:
03 november 2014