Zoeken naar een beter evenwicht voor fragiele staten

Carl Montgomery

De hulp aan fragiele staten laat te wensen over. Om meer werk te verzetten moet er veel meer samengewerkt worden en moeten er scherpere analyses worden gemaakt. Dat lieten meerdere sprekers afgelopen donderdag weten tijdens de slotconferentie van de IS Academie in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Die lieten zich soms in pittige bewoordingen uit. ‘Maatschappelijke organisaties en actoren die binnen dit proces samenwerken moeten eens in de spiegel durven te kijken en zich afvragen wat zij zelf beter kunnen doen in plaats van met de beschuldigende vinger naar donoren of het gebrek daaraan te wijzen.’  

Hoewel de IS Academie volgens Joost Andriessen, hoofd van het departement voor Stabiliteit en Humanitaire Hulp van het ministerie van Buitenlandse Zaken, een building block is geworden waar verscheidene experts met elkaar konden sparren en van elkaar leerden, is het werk nog niet gedaan. Intensievere samenwerking op meerdere gebieden is geboden, luidt het devies in Koninklijke Schouwburg.

Biljart

Het meest vurige betoog komt op dat gebied op naam van de Amerikaan Gary Milante. De programma directeur van SIPRI  ziet namelijk dat er veel goed werk is verricht, maar meent dat de samenwerking tussen diverse partijen nog veel meer versterkt moet worden.  ‘Willen we de problemen in fragiele staten echt aanpakken, dan is de grootste uitdaging om een zo sterk mogelijke verbinding te maken op diplomatiek-, humanitair-, ontwikkelings- en veiligheidsvlak’, bepleit hij. ‘Onderzoekers, beleidsmakers en uitvoerders van hulpprogramma’s werken nog steeds veel te gescheiden. De samenwerking moet niet zomaar verbeterd worden, maar enorm geïntensiveerd.’ Ook op academisch gebied moet meer toenadering worden gezocht volgens Milante. ‘Economen, antropologen, sociologen, rechtsgeleerden, ingenieurs, noem het maar op: ze zouden veel vaker met elkaar om de tafel moeten zitten.’

‘Dat gezegd hebbende moeten we ook in acht nemen dat we ons niet blindstaren op onze eigen kenners’, vervolgt hij. ‘Laten we vooral iets leren van het Zuiden, in plaats van met een kant en klaar plan aan te komen waarvan wij denken dat het goed is voor fragiele staten. Op onderzoeksgebied kan nog een grote slag geslagen worden.’

Milante’s rede sluit op dat punt aan bij de boodschap die hoogleraar Thea Hilhorst, hoofd van de IS Academie, kort voor hem uitdraagt. Elk gebied verdient op maat gemaakte hulp, dat aansluit bij sociale omgeving.

Wil je exact weten wat de problemen zijn die daar spelen, dan heeft Hilhorst nog een goede tip: blijf vooral niet op je kantoor zitten ‘Begeef je onder de mensen, luister naar ze, zorg dat je te allen tijde weet wat er speelt’, zegt zij. Als voorbeeld haalt de hoogleraar het verhaal van een Nederlandse diplomaat in Oost-Afrika aan. ‘Deze man ging iedere dag een potje biljarten in een nabijgelegen kroeg. Als hij met zijn keu boven de tafel hing hoorde hij constant om zich heen wat de bevolking bezighield en zorgen baarde. Daar speelde hij vervolgens beleidsmatig op in.’ Dit moet volgens haar leiden tot een systeem waarin zo flexibel mogelijk hulp moet worden geboden. Hulp op maat, zogezegd. ‘Scherpe analyses van de actoren en projecten zijn daarvoor nodig’, benadrukt Hilhorst.

Wicked Problems

Over het belang van scherpe analyses en het aandragen van de juiste oplossingen doet Milante ook nog een duit in het zakje. ‘De oplossingen die nu worden aangedragen, zijn niet per definitie juist of onjuist. Elk probleem is uniek, dus moet elke oplossing op maat gemaakt worden. Ga er niet van uit dat je de zekerheid van het ‘juiste’ antwoord hebt. Dat kan niet, dat bestaat niet.’

Het zijn, zoals Milante het noemt, wicked problems die op dit gebied opspelen. De problemen worden niet goed begrepen of aangepakt, al dan niet door het verzamelen van incomplete of de verkeerde informatie. ‘Soms lees je als onderzoeker een heleboel rapporten waardoor het lijkt alsof je een hoop doet, maar is dat in feite niet zo. Het is als door de modder fietsen: het zwaar is en daardoor lijk je veel werk te verzetten, maar in werkelijkheid valt het mee. Je had beter naar andere routes kunnen kijken.’

Milante geeft een voorbeeld over het effect van hulpprojecten in de Democratische Republiek Congo. In twee grafieken laat hij de gevolgen van de tien slechtste en beste ontwikkelingsprojecten van de laatste jaren zien. ‘Wat is goed, wat is slecht? Wat kun je ervan leren? Wat moeten we doen en wat juist niet?’, vraagt de Amerikaan zich hardop af als hij naar grafieken kijkt. Logisch is dat de slechte projecten amper effecten teweeg hebben gebracht, maar des te opvallender is dat de ‘beste resultaten’ lang niet zo denderend zijn als gehoopt. ‘Ik begrijp dat je van een koude kermis thuiskomt als je bedenkt dat deze projecten de beste uitwerking hebben gehad’, zegt Milante. De lijnen op het schema liggen niet veel gunstiger dan bij de slechtste projecten.  Maar Milante bepleit dat je hier niettemin een heleboel waardevolle informatie uit kan putten. ‘Misschien ben je teleurgesteld door de effecten, maar dit biedt wel de mogelijkheid om te kijken naar wat goed is geweest en waarom. Welke aanpak was juist en welke desastreus? Wat heeft de positie in de grafiek bepaald? Zorg ervoor dat je die informatie tot je neemt, eruit pikt wat goed is gegaan en daarop voortborduurt. Maak je niet de illusie dat deze methode je helpt straks alle problemen op te lossen, maar op die manier kan het er alleen maar beter op worden.’

‘Achteraf leer je altijd meer en zal je afvragen: wat als we dit anders hadden gedaan? Er bestaan duizenden manieren om armoede te bestrijden. Voorafgaand aan tal van projecten verschijnen de mooiste analyses waarin dat duidelijk wordt gemaakt, maar erna des te minder. Terwijl dáár de informatie in hoort te staan die beleidsbepalers nodig hebben.’

Beschuldigende vinger

Het bundelen van de krachten staat ook centraal tijdens de break-out sessions, die tussen het ochtend en middagprogramma gepland staan. In de vele foyers die de Koninklijke Schouwburg rijk is schuiven de aanwezigen aan om discussies van panels over tal van onderwerpen bij te wonen en daarna zelf over de onderwerpen mee te praten. Moeten we bijvoorbeeld meer rekening houden met hoe plaatselijke elites omgaan met de hulpprogramma’s die wij opzetten? Wat kunnen de pers en ngo’s van elkaar leren na het uitbreken van rampen? En in hoeverre zorgt beleid écht voor vrede en stabiliteit?

Zo vertelt de Britse onderzoeker Paul Harvey in het ontgoochelende verhaal Real Peope, Real Problems over de leefomstandigheden, het aanbod van basis voorzieningen en het bestuur in fragiele gebieden. Of beter gezegd, de wijze waarop dit beter kan worden gedaan.

In de korte tijd dat hij spreekt maakt Harvey haarfijn duidelijk wat de importantie van goede samenwerking tussen verschillende partijen in een fragiel gebied is. Wie er nog aan twijfelt of Gary Milante niet doordraaft met zijn gehamer op meer en betere samenwerking, is na een paar minuten luisteren naar Paul Harvey direct overtuigd. Want van een effectieve coöperatie  samenwerking tussen verschillende partijen is volgens de Brit, die onderzoek deed in onder andere Congo, Pakistan en Uganda, op dit gebied amper sprake. Verslagen over de leefomstandigheden laten te wensen over en door een gebrek aan visie en doortastendheid is van beleidsimpact vaak weinig sprake. Sterker nog, aan het eind van Harvey’s korte maar krachtige betoog rept hij harde woorden over ngo’s en hulpverleners ter plekke. ‘Maatschappelijke organisaties en actoren die binnen dit proces samenwerken moeten eens in de spiegel durven te kijken en zich afvragen wat zij zelf beter kunnen doen in plaats van met de beschuldigende vinger naar donoren of het gebrek daaraan te wijzen.’

Een evenwichtig verhaal

Tijdens de break-out sessions tekenen en schrijven verscheidene kunstenaars op stukken canvas de belangrijkste bevindingen van de debatten en lezingen. Na afloop mag een panel bestaand uit Dirk-Jan Koch, Winnie Wiarimu en Ian Christoplos ingaan op de belangrijkste conclusies die op de linnen weefsels staan genoteerd.

Christoplos, senior onderzoeker bij het Deens instituut voor International Studies, zoekt desgevraagd een quote op die hem aanspreekt. ‘Zoek altijd naar een evenwichtig verhaal’, zegt hij na even twijfelen. ‘Die zin vat mooi samen waar het vandaag over gaat. De onderzoeksprogramma’s die ontstaan zijn enerzijds waardevol, maar zeggen anderzijds niet altijd iets over de manier waarop we zaken vandaag de dag moeten aanpakken. Wat dat betreft ligt er een grote uitdaging voor onderzoekers. We blijven tegen ze zeggen: wees flexibel, spreek met allerlei partijen. Maar wat kunnen we precies van ze eisen? Zij geven commentaar op beleid dat gisteren is uitgevoerd. In zekere zin is dat niet interessant en zijn de onderzoeksresultaten dus achterhaald. Nu is het zo dat eerst beleid komt, dan onderzoek en vervolgens hulp. Op de een of andere manier moeten we daar een verandering in zien aan te brengen.’

Dirk-Jan Koch kaart op zijn beurt het probleem aan van de onderzoeken die beleidsbepalers wel en niet besluiten te lezen. ‘Beleidsmakers kiezen vaak onderzoeken uit die hen welgevallen. Daartoe behoren niet de klassieke, zware rapporten, maar eerder de goed leesbare, licht verteerbare variant.’

Een ander probleem ligt volgens Koch op het gebied van wat beleidsmakers graag wel en niet lezen. ‘Toen ik in Congo zat was Buitenlandse Zaken niet blij toen ik naar buitenkwam met de bevindingen waarin ik over in mijn boek De Congo Codes schrijf. Hoewel sommige beleidsmaker het uiteindelijk wel interessante en belangrijke informatie vinden, is het voor hen niet voordelig om met deze verhalen naar buiten te komen.’

Christoplos herkent het probleem dat Koch schetst. Hij vertelt een anekdote over een serieuze Afghaanse denktank die bijzonder goede research verrichte, maar taaie rapporten aanleverde aan de Amerikaanse ambassade in Kabul. Daarnaast bestond nog een tweede denktank, een Engelstalige, die berichtte in blogvorm. ‘Daarop werden goede, journalistieke verhalen gepubliceerd die als een trein lazen. De blog was zeer populair onder de medewerkers van ambassade’, zegt Christoplos. ‘Maar omdat de Afghaanse denktank gewoonweg beter was, adviseerde het team waar ik deel van uitmaakte om de subsidie voor die denktank te verlengen en voor het blog stop te zetten. Dat hebben ik en mijn collega’s geweten ook. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken was laaiend.’

‘Zo zie je maar’, vervolgt Christoplos. ‘Het zou perfect zijn als je deze twee werelden van het uiterst gedegen onderzoek en het goede leesbare werk bijeen kunt brengen. Ook dat zou een duidelijk stap voorwaarts betekenen voor de beleidsaanpak binnen fragiele staten.’

Auteur
Lennaert Rooijakkers

Datum:
15 september 2014
Categorieën: