Change the Game; What’s next?

De Nederlandse ontwikkelingssector viert dit na jaar een (bescheiden) feestje; hij is namelijk 65 geworden. Is het tijd voor pensioen, of gaan we verder? En hoe dan? Met krimpende ontwikkelingsbudgetten aan de ene kant van het spectrum en een wereldwijd groeiende middenklasse aan de andere wordt lokale fondsenwerving en claim-making steeds vaker gepresenteerd als de toekomst voor internationale samenwerking. Maar wat houdt deze benadering werkelijk in? En welke uitdagingen komen hier bij kijken? Deze eerste bijdrage van het Change the Game debat geeft een introductie voor de komende weken van discussie.

Volgens een studie van de OECD groeit de middenklasse de komende 15 jaar wereldwijd met 165% en ook de mondiale koopkracht zal een sterke groei doormaken van 161%. Opvallend is dat deze groei zich voornamelijk zal manifesteren buiten Europa en Noord-Amerika, en dan met name in opkomende economieën zoals China, India en Brazilië. Waar de middenklasse in China in absolute termen de middenklasse in de Verenigde Staten nu al evenaart, zal de Indiase middenklasse deze naar verwachting in 2020 voorbij streven. Tegelijkertijd heeft er ook op het gebied van armoede het afgelopen decennium een belangrijke demografische verschuiving plaatsgevonden. Waar eerst het gros van de armen in lage inkomenslanden woonde, is dat nu in deze zelfde opkomende economiën.

De veranderingen in het mondiale speelveld hebben ook zijn weerslag op de toekomst van internationale samenwerking. Terwijl er in het Westen hard wordt gesneden in ontwikkelingsbudgetten vanwege de krimpende economische groei, biedt de economische ontwikkeling in opkomende economieën juist enorme potentie voor de filantropie. Volgens Jenny Hodgson, executive director van het Global Fund for Community Foundations (GFCF), is het dan ook hoog tijd dat de potentie van lokale fondsenwerving internationaal wordt gerealiseerd. ‘Veel organisaties zijn nu nog grotendeels of volledig financieel afhankelijk van het Westen. Maar Westerse financiering is niet onuitputtelijk en internationale organisaties zullen niet voor altijd blijven bestaan. Voor de duurzaamheid van ontwikkelingssamenwerking is het daarom belangrijk dat er naar alternatieve financieringsbronnen wordt gezocht. Dit maakt organisaties en de projecten die ze uitvoeren minder kwetsbaar.’

Lokale fondsenwerving

De term lokale fondsenwerving refereert hier naar het Engelse concept domestic resource mobilisation. Deze vorm van fondsenwerving behelst niet alleen monetaire donaties maar ook bijdragen in natura zoals kennis, netwerken, tijd en goederen, zowel van particulieren als van het bedrijfsleven vallen hieronder. Op grotere schaal komt dit ook tot uiting in een eerlijkere welvaartverdeling door de overheid en steun in de vorm van subsidies of een gunstige belastingstructuur.

In de laatste jaren is het belang van lokale fondsenwerving door verschillende partijen op de agenda gezet. Zo publiceerden Cordaid en Mama Cash in 2005 het rapport ‘Lokale fondsenwerving. Samen doen’ en zijn er internationaal veel bijeenkomsten en programma’s geweest. Toch staat deze nieuwe benadering volgens Hodgson nog echt in de kinderschoenen en maken veel organisaties hier nog onvoldoende gebruik van.

Naast de eerdergenoemde financiële argumenten zijn er volgens Hodgson ook sterke, inhoudelijke redenen om meer in te zetten op lokale fondsenwerving. ‘Door de sterk thematische focus van veel Westerse maatschappelijke organisaties wordt het volle potentieel van ontwikkelingssamenwerking niet bereikt. Ontwikkelingssamenwerking blijft hierdoor toch top-down en aanbod gestuurd. Door in te zetten op lokale fondsenwerving ontstaat de mogelijkheid voor een meer holistische visie en een lange-termijn perspectief, waarbij het welzijn van de hele gemeenschap het uiteindelijke doel is.’

Claim-making

Lokale fondsenwerving heeft ook een belangrijke politieke functie. In veel landen neemt de ruimte voor het maatschappelijk middenveld drastisch af. ‘De ruimte voor mondigheid krimpt met de dag’, zoals een VN rapporteur onlangs in Trouw stelde. Met name ontwikkelings- en mensenrechten organisaties hebben veel last van de aanscherping van de lokale CSO (civil society organisations) wetgeving. Waar in Ethiopië onder het mom van de anti-terrorisme wet kritische noten vanuit de bevolking in de kiem worden gesmoord door middel van hoge celstraffen en harde optredens tijdens protesten, zijn er recentelijk ook in landen als Azerbeidjan, Ecuador, Indonesië en Algerije wetsvoorstellen aangenomen om de speelruimte van maatschappelijke organisaties in te perken. In landen als Kenia en Rusland wordt zelfs specifiek gelobbyd voor een wetswijziging die er voor moet zorgen dat buitenlandse financiering van lokale organisaties lam wordt gelegd.

Lokale fondsenwerving kan volgens Hodgson een belangrijke rol spelen in het vergoten van de legitimiteit en daarmee ook de politieke macht van een organisatie. De capaciteit van een lokale organisatie om aanspraak te maken bij de overheid op de diensten waar de bevolking recht op heeft wordt ook wel claim-making genoemd. ‘Op het moment dat een organisatie lokaal fondsen weet te mobiliseren laat het aan de overheid zien dat de bevolking achter het doel staat en de organisatie niet slechts een spreekbuis is van het Westen’, stelt zij. ‘Je neemt in de besprekingen met de overheid op dat moment niet alleen je eigen eisen mee, maar vertegenwoordigt de stem van het volk, dat maakt je politiek sterker en minder kwetsbaar.’

Toch valt er volgens Hodgsons ook te pleiten voor een meer internationale aanpak op het gebied van lobby en advocacy. ‘Omdat internationale ngo’s hun basis in het buitenland hebben zijn ze minder kwetsbaar voor overheidsbemoeienis en kunnen ze daardoor gemakkelijker controversiële issues aan de kaak stellen. Aan de andere kant’, vervolgt ze, ‘kan dit er juist ook voor zorgen dat de beslissingen die er worden gemaakt misschien op de lange termijn voor andere organisaties negatieve consequenties hebben.’ Volgens Hodgson is het daarom belangrijk een gezonde mix te vinden tussen internationale en lokale organisaties waarbij er ook in de financiering sprake is van genoeg diversiteit.

Uitdagingen

Behalve een complexe politieke context, staan organisaties ook op het gebied van maatschappelijke steun nog voor een aanzienlijke uitdaging. Zo is de middenklasse in veel landen lang niet overtuigd van de toegevoegde waarde van ngo’s. ‘Jarenlang was internationale samenwerking een extern proces waar de lokale bevolking buiten werd gehouden’, legt Hodgson uit. Daarbovenop is een groot wantrouwen ontstaan doorwanbeheer en corruptie schandalen, zoals het ontstaan van de zogenaamde briefcase ngo’s, wiens primaire doel niet ontwikkeling is maar financieel gewin.

Om lokale bronnen van fondsenwerving aan te spreken is er dus allereerst een investering in het vertrouwen van de potentiële donateur nodig. Dit vraagt volgens Hodgson van ngo’s een culturele verandering. ‘Termen als impact evaluaties, financieringsvoorstellen en andere ‘donor praat’ spreekt de lokale bevolking niet aan. Organisaties moeten aansluiten op de lokale context en geeftradities.’ Hierbij noemt Hodgson ook digitale technologie als belangrijk middel. ‘In Afrika is mobiel bankieren en het geven per sms ongelofelijk populair. Door hier op in te spelen kunnen organisaties een enorm potentiële donateursbestand aanboren’, aldus Hodgson.

Maar juist deze lokale geeftradities presenteren een volgende uitdaging, want met de groei van het inkomen groeit in veel culturen ook de verantwoordelijkheid om allereerst voor de eigen familie te zorgen. Deze sociale verplichtingen leggen een groot beslag op het besteedbaar inkomen waardoor het begrip ‘middenklasse’ relatief wordt. Geïnstitutionaliseerde, lokale filantropie voor structurele armoedebestrijding lijkt hierdoor nog slechts een stip aan de horizon.

Toch zijn er ook positieve tekenen aan de wand. Volgens de laatste World Giving Index, een jaarlijkse studie uitgevoerd door de Charities  Aid Foundation, is filantropie in midden- en lage inkomenslanden de afgelopen jaren flink toegenomen. Met name de categorie ‘Helping a stranger’ zit bij opkomende economiën flink in de lift.

Reoriëntatie

Maar hoe kan deze geefcultuur het beste worden gestimuleerd en welke type organisatie neemt hierin het voortouw? Het laatste decennium laat een duidelijke trend van decentralisatie zien waarbij internationale organisaties hun regiokantoren vestigen in de landen waarin zij opereren. Organisaties als Greenpeace, Amnesty International, Unicef, Save the Children en het Rode Kruis hebben kantoren over de hele wereld. Het gevaar van deze trend is volgens Hodgson dat wanneer deze organisaties zich op de de lokale fondsenwervende markt begeven, zij concurreren met lokale ngo’s wat de oneerlijke machtsverhouding versterkt.

Door de sterke capaciteit en professionaliteit van deze internationale ngo’s delven lokale organisaties hierdoor niet alleen op het gebied van het mobiliseren van fondsen het onderspit, maar ook in het aantrekken en behouden van het meest bekwame personeel. ‘Nog altijd worden internationale organisaties als prestigieuzer gezien dan lokale ngo’s’, legt Hodgson uit. ‘Daarbovenop is het salaris dat werknemers bij deze grote organisaties krijgen vaak vele malen hoger dan bij lokale ngo’s. Wanneer ontwikkelingswerkers de kans krijgen, dan is de keuze daarom vaak snel gemaakt.’

Lokale fondsenwerving en claim-making gaat volgens Hodgson dus verder dan alleen het diversifieren van het donateursbestand van een organisatie, maar vraagt om een complete andere aanpak op het gebied van internationale samenwerking. ‘Uiteindelijk is het een kwestie van het overdragen van de macht van het Noorden naar het Zuiden’, stelt Hodgson. Betekent deze focus dat wij onze handen er helemaal van moeten aftrekken? ‘Nee, zeker niet’, stelt ze. ‘Juist nu is het belangrijk om te investeren, zowel in de fondsenwervende capaciteit als in de lobbykracht van lokale organisaties.’

Duurzame investering

Het het nieuwe subsidiekader van Minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, dat volledig is gericht op pleiten en beïnvloeden, lijkt in dit kader erg geschikt voor deze heroriëntatie van de ontwikkelingssector. In een rapport dat onlangs door het ministerie van Buitenlandse Zaken naar buiten werd gebracht, wordt domestic resource mobilistion zelfs als een van de ‘Key messages for civil society development’ genoemd. En ook in haar videoboodschap voor de Global Partnership for Effective Development Co-operation Steering Committee, onderstreept de Minister het belang van domestic resource mobilisation voor het behalen van de post-2015 doelstellingen.

Echter, de praktijk is ingewikkelder. Doordat alleen initiatieven in lage- of lage-middeninkomenslanden aanspraak kunnen maken op subsidie vanuit de strategische partnerschappen wordt het potentieel van lokale fondsenwerving en claim-making onbenut gelaten, zo betoogt Fabio Poelhekke, senior beleidsmedewerker van Wilde Ganzen. Door de geografische beperking vallen initatieven die een voorbeeldfunctie vervullen voor organisaties in andere landen en die sterk bij kunnen dragen aan de kwaliteit en kracht van internationale netwerken, buiten de boot.

Eerder wees ook Ewoud Plate, Advocacy Trainer bij MDF Training & Consultancy op de moeilijkheid van lokale capaciteitsopbouw op het gebied van pleiten en beïnvloeden. Zo schreef hij in een opiniebijdrage op de website van Vice Versa: ‘Het afstemmen van beleidsbeïnvloeding tussen partners is in veel allianties een warrig proces. Het verband tussen de advocacyactiviteiten en de overige programma’s binnen organisaties ontbreekt soms, of beide wijzen van interveniëren staan soms ver van elkaar.’

Het valt dus te bezien hoe deze strategische heroriëntering zal uitpakken en hoe deze investering zo duurrzaam mogelijk kan worden gemaakt. Want wat gebeurt er als deze subsidiestroom afloopt? En ook internationaal de steun voor ontwikkelingssamenwerking afneemt? What’s next?

In augustus organiseert Vice Versa in samenwerking met Wilde Ganzen een online discussie over lokale fondsenwerving en claim-making. Op 5 september vindt er over ditzelfde thema een afsluitend live event plaats in het Humanity House in Den Haag.