Ploumen gaat co-voorzitterschap bij OESO aan; Commissieleden hebben twijfels over reorganisatie Wereldbank

Minister Ploumen van Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel zal de komende tijd minder vaak in Den Haag te vinden zijn. Zij is door de OESO voorgedragen voor het co-voorzitterschap van het Global Partnership for Effective Development Cooperation, zo maakte zij woensdag bekend tijdens het algemeen overleg over de Nederlandse inzet tijdens de jaarvergadering van de Wereldbank. Volgende week zal zij in Mexico City officieel worden benoemd.

Het gebeurde welhaast tussen neus en lippen door. Alsof de minister nog even een mededelinkje had voor de drie aanwezige commissieleden tegen het einde van het kort durende (een uur) overleg. Tot een hele uitgebreide uitleg over haar toekomstige werkzaamheden voor het Global Partnership kwam het ook niet. De minister beperkte zich tot de woorden dat ‘daar wordt besloten hoe alle plannen die wij met elkaar maken precies moeten worden uitgevoerd’.

Het mondiale partnerschap bouwt voort op afspraken die zijn gemaakt in onder meer Parijs (2005), Accra (2008) en Busan (2011). Het platform brengt overheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven bijeen. 161 landen en 54 organisaties zijn lid.

Waar Ploumen haar uitnodiging precies aan te danken heeft? Het moderne Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, waarin hulp en handel samengaan. Haar agenda voor hulp, handel en investeringen zal dan ook leidend zijn tijdens het debat dat zij met haar collega’s gaat voeren over de toekomstige strategieën en samenwerkingsvormen binnen ontwikkelingssamenwerking. Een debat waarin opkomende landen, de private sector en het maatschappelijk middenveld volgens Ploumen met elkaar om de tafel moeten gaan, om tot een zo duurzaam mogelijk ontwikkelingsbeleid te komen.

Belangrijk signaal

Een mooie benoeming, vindt SP’er Eric Smaling. Al vraagt hij zich wel af of Ploumens extra functie er niet toe leidt dat de minister straks nog  amper in de Tweede Kamer te vinden is? Roelof van Laar (PvdA) merkt ook op dat de commissie de minister nu waarschijnlijk minder zal zien dan het geval was. Al meent Ploumen dat zij de Kamer zo goed mogelijk op de hoogte zal houden van de voortgang van haar beleid.

Bovenal wil Van Laar benadrukken dat het een belangrijk signaal is dat Nederland anderhalf jaar na de installatie van het kabinet Rutte II weer internationaal meetelt en dat hij de minister graag wil complimenteren voor haar aanpak.

Daadkracht

Ploumen hoopt eenzelfde soort daadkracht te tonen tijden de aanstaande voorjaarsvergadering van de Wereldbank (11-13 april) in Washington DC. Al gaat het tijdens het algemeen overleg voorafgaand aan deze vergadering met name over de gevolgen van de hervormingen binnen de Wereldbank.

Om een einde te maken aan extreme armoede in 2030 en voor gedeelde welvaart in de armste landen te zorgen, heeft Wereldbankpresident Jim Yong Kim behoorlijke organisatorische en financiële hervormingen voor ogen. Zo staat er vierhonderdmiljoen dollar aan bezuinigingen op de rol en zijn onder de noemer van Global Practices veertien beleidsspeerpunten op vijf dwarsdoorsnijdende gebieden aangewezen. De Global Practices moeten mondiale en lokale expertise beter verbinden en voor meer kennis in de organisatie zorgen, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs, energie en water.

Dat klinkt allemaal mooi, maar waar moet dit allemaal toe leiden, vragen de commissieleden zich af. Smaling, die de doelen heel erg breed noemt, zegt hierover: ‘Er wordt hervormd, maar de bank moet volgens Jim Yong Kim ook worden uitgebreid, meer leencapaciteit krijgen. Leaner, but bigger, zegt hij zelf.Maar is dat ook beter?’ Daarnaast zet de socialist zijn vraagtekens bij de personeelsreorganisatie. ‘Er worden een hoop mensen uitgezet, waaronder drie goede topvrouwen. Daar tegenover staat dat bijvoorbeeld Tony Blair als consultant in dienst treedt. Een grote naam, maar wat zegt dat verder? Worden wel de juiste mensen voor de juiste posities aangesteld?’

Daarnaast zijn de commissieleden niet helemaal overtuigd van de General Practices. ‘Als ik daarnaar kijk, dan vrees ik dat er heel veel overlap tussen de programma’s is’, zegt Ingrid de Caluwé (VVD), die graag een herziening van de strategie van de Wereldbank  ziet en pleit voor een bezuiniging op salarissen. Bovendien vraagt zij de minister of zij erop kan toezien dat het beleid van de Wereldbank – ‘een olietanker die lastig is bij te sturen’ –  goed aansluit bij het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid.

Ploumen zelf ziet niet zoveel beren op de weg. ‘Het is gezond om eens in de vijf jaar de zaken te reorganiseren. Volgens mij is de Wereldbank het goede pad in geslagen, hoewel de uitkomst natuurlijk ook pijnlijk kan zijn, maar daarvoor moeten we afwachten. Er valt zeker iets te zeggen voor de zorgen van meneer Smaling, maar als het leaner, but bigger-beleid leidt tot uitroering van armoede in 2030, zoals de Wereldbank beoogt, dan is het een goede zet geweest. Daarom zeg ik voor nu: laten we het een kans geven. Al zal ik deze kwestie straks zeker aankaarten tijdens de vergadering.’

Ook over eventuele overlappingen maakt de minister zich weinig zorgen. ‘Die zijn nu eenmaal onvermijdelijk, maar de General Practices helpen juist bij het verminderen van overlappingen. De thema’s die al bestonden zijn verder aangescherpt. Ik zie brood in wat de Wereldbank doet. Bovendien is de armoede zo groot, dat hier en daar een beetje overlap geen kwaad kan. Al zal ik ook deze kwestie ter sprake brengen.’

Aanbestedingen

Een ander heikel punt dat woensdagmiddag de revue passeert, is de projectaanbesteding van de Wereldbank aan Nederlandse bedrijven en instellingen. Nederland krijgt namelijk niet zoveel terug, als dat het in de Wereldbank steekt, wordt gesteld.

Ingrid de Caluwé (VVD) is de eerste die de kwestie aanhaalt als zij haar waardering uitspreekt over het goede verloop van de IDA (International Development Association)-onderhandelingen. Ondanks het akkoord, stoort het haar dat Nederland onevenredig veel geld in het IDA stopt in vergelijking met grote landen als Saudi-Arabië en China. ‘De inbreng van Nederland is in vergelijking disproportioneel groot. We stoppen er heel veel in, maar landen die minder geld overmaken, gaan er in verhouding veel vaker met de aanbesteding van projecten vandoor. Hoe kan de minister ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven meer opdrachten van de Wereldbank krijgen?’, vraagt zij zich af.

Ook Van Laar constateert dat Nederland vaak naast aanbestedingen grijpt. ‘Deze gaan nu vaak naar opkomende economieën, gaan Nederlandse bedrijven ooit nog een kans maken?’ Hij vraagt zich dan ook af of er een overzicht van de bestedingen kan komen. ‘Sommige bedrijven zeggen het goedkoop te doen, maar laten de kosten uiteindelijk zo hoog oplopen dat het een ander het beter had kunnen doen’, legt hij de vinger op de zere plek.

Ploumen belooft ook deze zaak in Washington te bespreken. ‘Momenteel is het beleid nog teveel gericht op lage prijzen die bedrijven bieden, niet op de kwaliteit en zekerheid’, zegt zij. ‘Nederlandse bedrijven zetten juist in op value for money en performance based contracts. Ik wil de kwaliteit van Nederlandse bedrijven dan ook onder de aandacht brengen. Nederlandse bedrijven staan goed bekend, komen afspraken na en laten kosten niet enorm oplopen. Hopelijk zorgt dat ervoor dat zij meer aanbestedingen krijgen.’

Evaluaties

Uiteindelijk komt de minister tijdens het korte overleg met één concrete toezegging. Het valt Van Laar en Smaling op dat in evaluatierapporten de Nederlandse resultaten binnen multilaterale projecten weinig zichtbaar zijn. Daarom vragen zij de minister of in de rapportages hierover nadrukkelijk naar voren kan komen wat Nederland precies bereikt heeft. Zij belooft dat dit voortaan zal gebeuren.

 

Auteur
Lennaert Rooijakkers

Datum:
10 april 2014
Categorieën: