
De zin en onzin van ontwikkelingssamenwerking
Vorige week organiseerde het Humanity House een netwerkborrel om het boek ‘De Congo Codes’ van ontwikkelingseconoom en ex-diplomaat Dirk-Jan Koch te promoten. Speciaal gast Minister Lilianne Ploumen is afwezig, maar dat mocht de pret niet drukken. Het werd een informeel onderonsje van ontwikkelingswerkers en andere geïnteresseerden, waarbij Koch zijn kritische blik over de sector liet schijnen. ‘Hulp is soms veel effectiever dan we hadden durven dromen, maar soms ook veel desastreuzer dan we hadden kunnen voorstellen.’
Na een studie ontwikkelingseconomie aan de London School of Economics promoveerde Dirk-Jan Koch cum laude met zijn proefschrift ‘Heilige Huisjes over kuddegedrag en kluitjesvoetbal in de ontwikkelingssector’. Bij Buitenlandse Zaken koos hij ervoor om als diplomaat op de onpopulaire plek Kinshasa, de hoofdstad van Congo, geplaatst te worden.
Na een paar jaar verruilt hij echter de ambassade in Kinshasa voor een directeursfunctie bij de internationale organisatie Search for Common Ground, die hij combineert met een aanstelling aan de Katholieke Universiteit van Congo. In zijn nieuwste boek de ‘Congo Codes’ schrijft Dirk-Jan Koch over die periode als diplomaat en later als ngo-directeur in Kinshasa.
Positieve ontwikkelingen in de sector
Dirk-Jan Koch begint zijn praatje met een prikkelende stelling: ‘Hulp is soms veel effectiever dan we hadden durven dromen, maar soms ook veel desastreuzer dan we hadden kunnen voorstellen.’ Vervolgens gaat hij in op zowel een aantal positieve als een aantal negatieve aspecten van het huidige ontwikkelingsbeleid.
Als eerste noemt hij performance based financing als een kleine revolutie in ontwikkelingsland. ‘We bouwden een schooltje, leverden potloden, schriftjes, alles wat maar nodig was. Wanneer we dan een jaar later langs kwamen was alles verdwenen; de leraren, de potloden, de schriftjes, de schoolbankjes. Nu worden ze afgerekend op resultaten en zijn ze zelf verantwoordelijk. Pas na positieve resultaten aan het eind van het semester krijgen ze meer geld. Vroeger kreeg je subsidie als je heel zielig was, nu is het een stimulans om de handen uit de mouwen te steken.’
Ook roemt Koch de samenwerking op het gebied van mondiale publieke goederen, wat hij illustreert door over de Duitse regering te vertellen. Zij willen het stropen in Congo een halt toe roepen door de stropers te betalen om in die gebieden parkwachter te worden. ‘Dat was een investering van tien jaar, maar nu is er helemaal geen subsidie meer nodig, omdat er genoeg mensen zijn die graag op apenreis willen gaan en dus naar die parken toekomen. Iedereen profiteert hier van, we moeten ons dus nog veel meer op gezamenlijke belangen richten.’
‘Het idee dat hulp en handel gecombineerd worden, zoals in de portefeuille van Ploumen, kan dan ook heel interessant zijn. We hebben bijvoorbeeld 5 miljoen euro aan Heineken gegeven om ze te stimuleren lokaal hun rijst in te kopen. Inmiddels heeft Heineken voor 25 miljoen euro aan opdrachten bij lokale rijstboeren uitgezet. We moeten kijken hoe we bedrijven erbij kunnen betrekken, zodat zij doorgaan wanneer wij stoppen. We moeten inzetten op meer public private partnership.’
De donkere kant van hulp
Er gebeurt echter ook genoeg in de ontwikkelingssector waar Koch graag wat minder van zou willen zien. ‘Minder corruptie, minder conflicten als gevolg van ontwikkelingssamenwerking. In Congo was ik al snel met praktijken bezig waar ik me niet mee dacht bezig te gaan houden. Heel veel organisaties kampen met bonnetjes waarmee gefraudeerd wordt en dat soort problemen. In Congo kennen ze het gezegde: “Waarom een advocaat betalen als je ook een rechter kan kopen?” Alles is corrupt en je delft al snel het onderspit als je het wel eerlijk probeert te doen. Het enige wat helpt is je financiële medewerkers de ruimte geven om hun werk goed te doen.’
Maar er gaat wel meer mis. ‘De overheid had een geweldig idee: ze wilden kampen bouwen voor de soldaten, zodat ze de burgers met rust zouden laten. Dat idee hebben we gesteund. Vervolgens leidden die kampen tot onderlinge conflicten doordat iedereen in die kampen wilde gaan wonen. Nederland was op die punten absoluut niet conflictsensitief bezig, en heeft zelfs conflicten gestimuleerd.’
Oplossingen
Koch heeft zelf genoeg ideeën over hoe de hulp beter kan. Hij stelt dat het allemaal transparanter moet en dat er veel meer ruimte moet zijn voor evaluatie. ‘Je leert juist als je meet; het is een valse dichotomie om te stellen dat je moet kiezen tussen evaluatie of leren.’
Mijn studenten aan de Katholieke universiteit in Kinshasa zeiden eens: “Uw vak heet internationale samenwerking, maar wij vinden dat er sprake is van internationale tegenwerking.” Kijk maar naar de wapens waarmee gevochten wordt in Congo, waar worden die gemaakt? In Congo of in het Westen? We moeten die bredere agenda niet uit het oog verliezen. We moeten investeren in eerlijke handel en de wapenhandel aan banden leggen.’
Kritisch op de hulp mag Koch dan wel zijn, maar hij is eveneens groot tegenstander van de huidige bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking. ‘Het is niet slim; het zal uiteindelijk voor Nederland zelf veel duurder uitpakken. Het doet me denken aan de aidsepidemie die in de jaren ’80 woedde en meer dan 300 duizend doden in Europa heeft gekost. Wanneer we in Afrikaanse landen een basisgezondheidssysteem hadden opgezet, hadden we die dure rekening, zowel in geld als in doden, kunnen voorkomen.’
‘Het is gemakkelijk financiering te vinden voor een ramp wanneer die er is, maar het is heel lastig om dat preventief te doen. Toch valt er daar juist veel te winnen.
Koch besluit zijn verhaal dan ook optimistisch: ‘Geen enkel land is rijk geworden van hulp, maar met hulp kunnen we wel een hoop verbeteren.’
Lees in de volgende Vice Versa het complete interview met Dirk-Jan Koch. Neem nu een abonnement en krijg dit nummer op 24 april door de bus!