Oprichter Text to Change verkozen tot Young Global Leader

Vorige week werd Hajo van Beijma, oprichter van Text to Change, verkozen tot Young Global Leader door het World Economic Forum. Vice Versa sprak hem over deze erkenning, over het succes van Text to Change en zijn ideeën over de Nederlandse ontwikkelingssector. ‘Sociaal ondernemen is de toekomst. Het moet alleen nog gezien worden door iedereen.’

Elk jaar organiseert het World Economic Forum (WEF) een bijeenkomst voor internationale politici, CEO’s van de grootste bedrijven ter wereld en andere invloedrijke personen om te discussiëren over mondiale sociale en economische problemen. Ook de Young Global Leaders komen dan samen. Sinds vorige week hoort Hajo van Beijma van Text to Change daar ook bij.

Text to Change haakt in op de groei van mobiele telefonie in ontwikkelingslanden om verbetering op het gebied van gezondheid, economie en educatie te stimuleren. In opdracht zetten ze grote voorlichtingscampagnes op en verschaffen ze informatie via interactieve sms’jes.

Wat betekent jouw verkiezing tot Young Global Leader?

‘Zij zien mij als andersdenkend door het oprichten van Text to Change. De Young Global Leaders zijn mensen die bezig zijn met grote wereldproblemen en opkomende markten. Het WEF heeft besloten dat één keer per jaar met alle wereldleiders samen zitten niet genoeg is, omdat ze elkaar niet goed genoeg kennen. Dan moet Rutte met de premier van China praten, terwijl ze helemaal geen band hebben. En zijn die grote bedrijven als Shell en Unilever daar nu echt bezig met het oplossen van problemen buiten hun blikveld?’

‘Toen hebben ze gezegd: “We moeten de jongere generatie hebben. Die is niet alleen maar bezig met zichzelf beter neerzetten, maar ook met het oplossen van grotere problemen. Als die groep van jonge creatievelingen en andersdenkenden elkaar gedurende een paar jaar beter leert kennen, kunnen ze veel meer bereiken.” Ze zullen wel naar ons moeten luisteren, want op een gegeven moment worden ze afhankelijk van de nieuwe generatie. Ze hebben geen keus, dit is de toekomst.’

Wat maakt Text to Change dan zo innovatief en anders?

‘We maken eigenlijk gebruik van wat er al is en knopen dat aan elkaar. Vanaf het begin hebben we gezegd: we willen alles anders doen. Dat doen we nog steeds bij elk nieuw project en iedere nieuwe regio. We geloven niet in innovatie als het ontwikkelen van nieuwe software of hardware, maar gaan juist uit van wat er al is en hoe we dat op een andere manier kunnen inzetten.’

Van Beijma vervolgt: ‘We zien de groei van mobiele telefonie in ontwikkelingslanden en combineren die met de universele vraag om informatie en de vraag van steeds meer organisaties die zich afvragen wat er nu precies in Afrika gebeurt. We zijn niet steeds alles opnieuw aan het uitvinden, maar proberen dat wat al bestaat op een innovatieve manier in te zetten. We proberen op een fatsoenlijke manier heel tegendraads te zijn. Dus niet schoppen om het schoppen, maar zeggen: “het kan anders” en dat gewoon laten zien. Dat maakt ons een succes.’

‘Elk project moet economisch haalbaar zijn én meetbare sociale impact bewerkstelligen. We zouden bijvoorbeeld wel voor een grote groep tabaksboeren een sms-systeem willen opzetten om ze betere informatie te geven over zaaien, oogsten en verkoopprijzen, omdat dit leidt tot een betere inkomenspositie. Maar we zouden nooit voor een Tabacco willen werken om sigaretten aan te prijzen, dat gaat gewoon over het vergroten van de aandeelhouderswaarde.’

Waar begon het allemaal?

‘Een vriend van mij, Bas Hoefman, kwam naar mij toe met het eerste idee. Zijn zus kwam net terug van coschappen in Zuid-Afrika en zei: “Die HIV/Aidsvoorlichting is daar zo eendimensionaal.” Op de plekken waar ze was geweest, hadden ze campagnes met grote borden langs de kant van de weg met: “Ga niet vreemd,” of: “Gebruik een condoom.” Je kunt wel tellen hoeveel mensen het zien, maar verandert dat ook het gedrag of verhoogt het de kennis?’

‘Wij dachten dat het veel interactiever met computers zou kunnen. Uit ons onderzoek bleek dat het internet in Afrika waardeloos was. We besloten heel simpel te beginnen en langzaam mee te groeien met de technologie daar, dus begonnen we met de mobiele telefoon.’

‘Het ministerie van Buitenlandse Zaken vond ons plan geen goed idee. Het werd ons echt afgeraden omdat we de huidige vorm van gezondheidsvoorlichting zouden verstoren. Heel veel andere bedrijven en NGO’s vonden het ook waardeloos. Ons eerste businessplan is waarschijnlijk het meest afgekraakte businessplan wat er is. Uiteindelijk kregen we toch opstartgeld vanuit onverwachte hoek, van een farmaceut die het wel een leuk idee vond om te gaan testen.’

Beijma en Hoefman lieten zich hier echter niet door tegenhouden. ‘We waren altijd heel ambitieus, al vanaf het begin. We begonnen in Uganda, en toen dachten we gelijk, nu moeten we heel Oost-Afrika doen. We richtten ons op aids, maar als snel wilden we ook malaria erbij. Nu doen we echt alles wat te maken heeft met sociale impact in ontwikkelingslanden. ‘

Hoe financieren jullie de projecten van Text to Change als sociale onderneming?

‘Onze klanten bestaan voor het merendeel uit non-profit organisaties en overheden. De Duitse overheid heeft bijvoorbeeld een heel groot programma rondom zonne-energie geproduceerd en wilde na afloop weten wat mensen daar van vonden en of die zonnepanelen daadwerkelijk gebruikt werden. Normaal zou je dan met landcruisers het veld in moeten om al die mensen te interviewen, wij bellen die mensen of sturen ze een sms en weten het gelijk.’

‘Subsidies zijn geen goede basis is voor een groeimodel. Wanneer de Wereldbank ons opbelt gaat het niet over subsidie, dat is gewoon een opdracht. Die kunnen ze aan het bedrijfsleven uitbesteden, of aan een sociale onderneming zoals wij. We werken tot nu toe minder met bedrijven dan we willen, maar het begint wel steeds beter te lukken. We hebben al wat kleine dingen voor Unilever gedaan en ook voor grote typisch Afrikaanse bedrijven. Ook begint het rustig aan op te komen dat mensen voor onze programma’s gaan betalen.’

‘Er is een enorme markt voor het versturen en verzamelen van informatie. Veel bedrijven weten helemaal niks van de Afrikaanse consument, denken dat die de hele dag om rijst aan het bedelen is. Een grote groep heeft echter een basisinkomen dat armoedig is, maar dat hen wel instaat stelt zelf beslissingen te maken; of ze product A of B kopen, of ze naar het ziekenhuis willen, of ze een verzekering willen. Daar ligt een potentiële markt.’

Text to Change is indirect dus toch afhankelijk van ngo’s en de subsidie die zij ontvangen, hoe kijk je tegen de ontwikkelingen in de sector aan?

‘We zullen er wel wat van merken als de subsidies minder worden, maar Text to Change is heel flexibel en kan gewoon verder gaan. De Nederlandse sector staat stil door traditionele ngo’s die vinden dat ze iets goeds doen en daarom maar geld moeten krijgen, terwijl ze nooit zo goed konden bewijzen wat hun toegevoegde waarde was. Subsidies zouden moeten dienen als vliegwiel, maar niet als iets dat het jarenlang draaiend moet blijven houden. Dan hang je echt gewoon aan zo’n borst en dan weet je helemaal niet meer hoe je op andere manieren aan geld zou kunnen komen.’

‘Veel organisaties zouden iets kunnen leren van Text to Change over ondernemerschap. Over hoe je kunt werken vanuit een vraag of een probleem en hoe je dat kunt oplossen met business modellen in plaats van subsidies.’

Welke rol is er dan nog voor ngo’s in de toekomst weggelegd?

‘Mensen zonder telefoon, mensen die aan het vluchten zijn voor oorlog, de allerjongsten: dat is niet de doelgroep die Text to Change kan bereiken, daar heb je nog wel traditionele ngo’s vaak voor nodig. Wij vervangen ook niet het werk van traditionele ngo’s. We verbreden juist het speelveld veel meer rondom ondernemerschap en sociale issues.’

‘Noodhulp zal altijd gewoon nodig blijven. Ook aan het opzetten van infrastructuur in bepaalde landen kunnen ze bijdragen. Ze blijven dus wel een rol houden, maar die is toch wel minder groot dan het vroeger was. Hun rol zal steeds meer gericht worden op de allerarmsten of landen die in conflict of post-conflict zijn, en niet zozeer het neerzetten van een weeshuis of ziekenhuis. Dat kan op zoveel meer manieren; met crowdfunding, met ondernemerschap, met een café eraan vast. Ngo’s moeten gaan begrijpen waar ze goed in zijn en niet meer gewoon zeggen dat ze alles willen gaan doen.’

Hoe zie je de taak van de Nederlandse overheid hierin?

‘Tegenwoordig moet alles gepaard gaan met handel. Ontzettend goed dat je een minister hebt van OS en handel tegelijkertijd, maar hoe ga je dat dan aanpakken? Ga je alleen maar financiering regelen voor een aantal grote bedrijven die toch al in Afrika zitten? Shell, Unilever, Akzo? Of ga je innovatiegeld beschikbaar stellen om jonge ondernemers juist die kant op te krijgen?’

‘Over nieuwe potjes wordt het komende jaar nog wel gepraat. Ik vind wat ik voorbij zie komen ook niet heel erg intelligent vormgegeven. Bij projecten als het Dutch Good Growth Fund vraag ik me af wat dat voor resultaat zal hebben. Wanneer een kleine innovatieve club zou zeggen dat ze iets heel cools willen neerzetten in Botswana, zou ik niet weten hoe Buitenlandse Zaken ze zou kunnen helpen.’

Van Beijma heeft wel ideeën over hoe dat anders kan. ‘Buitenlandse Zaken moet met innovatiegeld bedrijven, ngo’s en sociale ondernemingen te helpen starten in nieuwe landen in plaats van weer een nieuw subsidiekader vorm te gaan geven.  Na een lening of een investering zijn voor het eerste jaar is het weer klaar en moet het succesvol zijn.’

‘Als Text to Change een typische ngo was geweest was die erkenning van het WEF er nooit gekomen. Ook niet als we een keihard bedrijf waren geweest dat vol voor de winst ging. De echte successen zijn kleine clubs die zich internationaal bewegen, die op het snijvlak zitten van ondernemerschap, economische groei en sociale impact. Erkenning van het WEF is mooi, maar ook Buitenlandse Zaken zou daar een grotere rol in kunnen spelen. Sociaal ondernemen is de toekomst. Het moet alleen nog gezien worden door iedereen.’

 

Auteur
Marjolein Quist

Datum:
19 maart 2014
Categorieën: