Wat een Kameroenese boer niet kent, vreet ‘ie niet!

Nieuw voedsel uitproberen: van de Kameroenees hoeft het niet. En ook de timmerman en kleermaker werken het liefst hun vaste repertoire af. Is dat zonde van de creativiteit, of juist bewonderenswaardig? vraagt Judith van de Kamp zich af. ‘Dat je veertien keer in de week fufu kunt eten is ook een kunst. Die ik niet beheers.’

De Nederlander staat bekend om zijn ontdekkingsreizen, smacht naar nieuwe dingen en alles willen proberen. Het is stoer als je een gebraden kakkerlak durft te eten, en wie supermulticultureel kan koken is voor menig landgenoot een held (en terecht). Als 15-jarige las ik in een reisgidsje over Australië dat ze daar `kreeft´ hadden, en ´coffee-to-go´. Zo´n koffie was voor mij het ultieme symbool van vrijheid: op straat  zwieren met zo’n dampend bakkie in je hand. Drie jaar later – ik weet het nog goed – kocht ik mijn eerste langverwachte loopkoffie in Sydney, op wereldreis. Mijn reismaatje en ik hadden nog net geen checklist; voor alle vreemde etenswaren die we wilden proberen, van kangoeroebiefstuk tot gedroogde krokodil. Het ging er ook niet om of het lekker was; maar om de kick van iets nieuws proberen.

Het eetgedrag van de Kameroenese plattelander

Niet iedereen op de wereld geniet van nieuw voedsel. En van Spanjaarden en Italianen snap ik dat ook helemaal. Maar van de eetgewoonten van Kameroenezen op het platteland snap ik niets! Het gebied waar we wonen is erg vruchtbaar, en menig buitenlander die hier over de lokale markt loopt is onder de indruk zijn van de varieteit. De lokale Kameroenese keuken daarentegen, is onwijs beperkt!

Ten eerste, men eet het liefst elke dag hetzelfde. Fufu (een maisbal) met huckleberry (een soort spinazie). Dat eten mensen twee, drie keer op een dag. Ze eten het als er een kindje wordt geboren en als iemand sterft. Ze eten het met kerst en op andere feestdagen. En heus niet omdat er niets anders is, maar gewoon omdat ze het gewend zijn.

Ten tweede, ze experimenteren niet. Naast fufu zijn er nog wel een paar gerechten die regelmatig gegeten worden. Maar het lijkt een hoofdzonde als je daar eens een ingrediënt aan toevoegt of weglaat. Nergens op de wereld heb ik gezien hoe mensen op zo’n grote schaal exact identieke gerechten maken; in restaurants, in het ziekenhuis en thuis. Alsof het niet anders kan. Voorbeeldje: ik vroeg Christine onze hulp of ze de wortel die we nog hadden liggen door de pepersoep wilde doen die ze ging maken. Met grote ogen keek ze me aan en zei resoluut: ‘Nee, dat kan niet.’ Dat je het weet: er zit geen wortel in de Kumbose pepersoep, dus die gaat er niet in. Zo zijn er meer eetregels: bonen eet je met rijst. Fufu eet je met huckleberry. Maar bonen met huckleberry is on-ge-hoord. Dat heb ik nog nooit iemand zien eten, laat staan bereiden.

Ten derde; hier ben je juist helemaal niet stoer als je nieuwe dingen probeert. Er is hier een ‘expat-winkel’ die wel eens ‘exotische’ dingen verkoopt, zoals rozijnen en knakworst in blik. Toen ik Christine vragend een knakworst voorhield, schudde ze heftig haar hoofd, en zei: ‘Nee dank je, want dat heb ik nog nooit gegeten!’. Toen Rolf een Kameroenese collega vroeg waarom ze hier geen suikerpinda’s verkopen zoals in de grote steden, was zijn uitleg simpel: ‘Dat eten ze hier niet.’

Verschillen in eetgedrag

Cultuur lees je ook af aan kook- en eetgedrag. Ik kan extatisch worden van een nieuw soort fruit op de markt, maar moet niet gek opkijken als niemand hier weet hoe het überhaupt heet. En van de voor mij relatief beperkte opties krijg ik juist een enorme variatiedrang die ervoor zorgt dat ik de meest rare dingen doe, zoals falafel maken van gedroogde kikkererwten (veel werk!), eieren pocheren in plastic zakjes, en brood frituren tot croutons! En tot afschuw van de Kameroenezen houd ik me niet aan de strikte eetregels. Want het is toch onwijs leuk om de overgebleven huckleberry door een omelet te gooien? En hoe grappig is het om fufu te eten met huckleberry en Hollandse jus?!

Eetgedrag is ook cultuur

Het ‘doe-maar-normaal’-gedrag onder de Kameroenese plattelanders zit ‘m niet alleen in eetgewoonten. De timmerman maakt nooit eens een gek meubelstuk, en de kleermaker wijkt niet veel af van haar vaste repertoire. Toen ik vorig jaar mijn studenten in groepjes een presentatie liet voorbereiden, wilde ik lootjes trekken om te bepalen welk groepje als eerste moest presenteren. Er werd heftig geprotesteerd: dat kon echt niet! Waarom niet? Ik moest gewoon met groep 1 beginnen. En dat was geen grapje; ze waren bloedserieus!

Het lijkt onderdeel te zijn geworden van de cultuur om normaal te doen. Creatief zijn wordt door een conservatieve kring van mensen eerder ontmoedigd dan aangemoedigd, en dus blijft dat zo. De vraag is of dat erg is. Vanuit mijn eigen culturele kader denk ik: jammer! Wat zou er wel niet allemaal gebeuren als iedereen zich een beetje liet verrassen! Aan de andere kant: dat je veertien keer in de week fufu kunt eten is ook een kunst. Die ik niet beheers.

Culinaire doorbraak?

Voor ons vertrek naar Kameroen wilde ik hier op Koninginnedag Hollandse pannenkoeken verkopen onder de naam ‘Dutch Ministry of Pancakes’. Vorig jaar heb ik het toch maar niet gedaan, uit angst dat niemand ze komt kopen. Dit jaar kriebelt het toch weer; als het experiment slaagt zou het de culinaire doorbraak zijn voor de Kameroenese plattelander!

PS: Goede pannenkoekenbakkers met oranje schorten zijn van harte welkom!

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
18 februari 2014
Categorieën: