De moeizame weg van de Senegalese ui

Deze week komt de nieuwste Vice Versa uit die voor een groot deel in het teken staat van handelspolitiek. In aanloop daarnaartoe publiceert Vice Versa op de website een serie reportages over handelspolitiek in Afrika. Vandaag Senegal: het is precies tien jaar gelden dat de eerste seizoensgebonden importstop van kracht werd in de Senegalese uienindustrie. Maar ondanks dat het land genoeg uien heeft om zelfstandig de bevolking te kunnen voorzien, blijven buitenlandse bedrijven tonnen uien naar het land exporteren. Voedselsoevereiniteit is in Senegal zo simpel nog niet.

Dakar. Het is druk op de Rue Raffanel, de ‘uienmarkt’ in het centrum van Dakar. Het is een smalle straat, waarvan de luifels van het ene gebouw die aan de overkant bijna raken. Het kost veel moeite voor een vrachtwagen om te manoeuvreren. Een blauwe auto moet ervoor verplaatst worden. Op lage karren worden de uien uit de vrachtwagen geladen. Uit een mobiele telefoon klinkt Amerikaanse rapmuziek.

Om de hoek, in een zijstraat, ligt het kantoor van Djibi Mboup. Hoewel hij zelf zegt niet te weten of hij de grootste uienimporteur van Senegal is, geven de secretaresse, de Galaxy S3-telefoon en de met leer beklede deur aan dat de 42-jarige handelaar zeker geen kleine speler op de markt is. Alleen door een zoemer gaat de deur naar zijn kantoor open. Trots laat hij een kaartje zien van een contactpersoon in Nederland, bij wie hij veel uien inkoopt. Hij kent Alkmaar, want daar heeft hij plaatjes van gezien.

Eigenlijk heeft Mboup geen tijd om te praten. Zijn dagen zijn vol. Na zes maanden kan hij eindelijk weer die producten importeren waar hij zijn geld mee verdient: uien. Vanaf augustus tot in februari wordt er per week bijna tweeduizend ton aan uien in Senegal geïmporteerd, voornamelijk uit Nederland. Mboup is verantwoordelijk voor een substantieel deel daarvan. Hij is een van de twaalf grote spelers op de Senegalese uienmarkt.

De maanden februari tot augustus zijn voor Mboup geen leuke maanden, zegt hij. Sinds tien jaar hanteert de Senegalese regering gedurende de lokale oogstperiode een importverbod op uien. Nadat halverwege de jaren negentig onder druk van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) het land zijn invoerheffingen moest terugschroeven, besloot Senegal in 2003 tot een seizoensgebonden invoerstop, om zo de lokale bevolking de kans te geven hun productie zonder concurrentie op de markt te brengen.

De keuze voor de ui was niet voor niets: na Niger produceert Senegal de meeste uien van West-Afrika. Bovendien heeft tachtig procent van de Senegalese bevolking direct of indirect met de landbouw te maken. De ui wordt vooral gebruikt in de specialiteit Yassa; kip in een ui-marinade.

Die beslissing lijkt tien jaar later een succes. De importstop breidde zich in het decennium uit van 46 dagen tot bijna zes maanden. Bovendien verzesvoudigde lokale productie van uien van 40 duizend ton in 2004 tot liefst 260 duizend ton in 2013, ruim voldoende om aan de totale vraag van 200 duizend ton uien te voldoen. President Macky Sall, sinds anderhalf jaar de president van Senegal, heeft bovendien in zijn landbouwcampagne ‘Je cultive’ aangegeven dat er in vijf jaar tweehonderd miljoen euro aan de landbouw wordt uitgegeven, vergezeld met  1200 tractoren.

Nog steeds veel import

Maar getallen zeggen niet alles. In 2006 constateerde Europese hulporganisaties dat er nog steeds veel buitenlandse uien op de Senegalese markt kwamen.  De Belgische ngo 11:11:11 weidde er in 2006 een campagne aan, met een poster waarop een Senegalees een ui door zijn strot geduwd kreeg. Acht jaar later is er aan die situatie niet veel veranderd. Tussen 2007 en 2011 steeg de Europese export naar Senegal met 58 procent. In 2012 werd een totaal van 133 duizend ton naar Senegal geëxporteerd. Daarvan komt liefst 90 procent uit Nederland.

Het gevolg is dat in Senegal weliswaar veel wordt geproduceerd, maar dat een groot deel van de lokale productie op het land blijft liggen. Dit overschot verrot op het land en voor die boeren bestaat geen financiële compensatie. Daar komt nog bij dat voordat het invoerverbod van kracht gaat, Senegalese importeurs kwalitatief betere Europese uien opslaan in hun opslagruimtes. Zo ook Mboup, die langs de Route Nationale een opslagruimte voor 500 ton uien heeft. ‘Europese uien zijn kwalitatief veel beter. Die verkopen we toch wel.’

De status-quo

Na tien jaar importstop is daarom de status-quo bereikt, zegt landbouwexpert Arona Niang. Tien jaar geleden was hij importeur, nu adviseert hij de regering. Volgens hem probeert de Senegalese regering al jaren de import van uien terug te dringen, maar slaagt het daarin niet. ‘We zijn nu op een punt dat iedereen profiteert van de regeling. De lokale boeren komen in de zomer op de markt, de handelaren verdienen geld in de winter. Senegal vindt het wel best zo.’

Het geeft aan dat het stoppen met import ten bate van de eigen landbouw niet makkelijk is. De onderliggende reden waarom Senegal nog zoveel uien importeert is complex, zegt Arona Niang. Volgens hem is Senegal voor een groot deel afhankelijk geworden van de invoerbelasting die het land heft. ‘30 procent van wat er in de staatskas terechtkomt, komt van importbelasting’, zegt Niang.

De inkomsten uit importbelasting doen Senegal verlangen naar import. Het is een van de redenen dat een jaarlijks importverbod niet aan de orde komt, zegt Niang. ‘Dat is een gentlemen’s agreement tussen de importeurs en de regering.’

Het gevolg van deze status-quo is dat Senegal slechts een seizoensgebonden importverbod afspreekt, maar dus niet overgaat tot een jaarlijks importverbod. Begin februari, als in Senegal het oogstseizoen begint, spreken handelaren, boerenorganisaties en de regering af de grens voor een bepaalde tijd te sluiten. De oogsten uit het noorden van Senegal vullen dan de markt, rond mei gevolgd door de oogst van het westelijke deel van het land. Zijn de uien op of niet meer eetbaar, dan worden de grenzen weer opengesteld voor uien van buitenaf.

Zwakte van het productieproces

De markt wordt gereguleerd door de Agence du Régulation des Marchés Publics (ARMP). Deze organisatie werd in 2003 opgericht om de uienmarkt te reguleren en te zorgen dat lokale handelaren een juiste prijs voor hun product kregen. Amadou Abdoul Sy is directeur-generaal van de organisatie. Zijn kantoor in Dakar is versierd door twee dure, bruinleren banken. Zelf blijft hij in een kaki-shirt achter zijn bureau zitten.

Sy is pas een jaar directeur van de organisatie, een foto van zijn voorganger staat ingelijst op de enige kast in het kantoor. Volgens hem is de Senegalese handelspolitiek juist erg goed ingestoken. ‘Onze productie groeit elk jaar en in sommige maanden van het jaar mogen buitenlandse uien ons land niet in. Zeg nou zelf, dan gaat het toch goed?’

Naast het belang van de invoerbelasting voor de Senegalese schatkist ziet Sy ook een andere oorzaak voor het blijven bestaan van uienimport. Hij legt de schuld voor de huidige situatie bij de zwakte in het Senegalese  productieproces. ‘De boerenorganisaties zijn niet georganiseerd. Er is geen beleid en het aanbod van uien is gefixeerd op de zomermaanden en niet het hele jaar door. We kunnen niet anders dan in de resterende maanden te gaan importeren.’

Op tien uur rijden van Dakar, in het noorden van het land, houdt Ousmane Ly de regering daarvoor juist weer verantwoordelijk. Hij staat in het midden van een wit magazijn, vijftig meter naast de weg richting het plaatsje Podor, aan de grens met Mauritanië. ‘Kijk, deze uien gebruik ik nog voor dagelijks gebruik’, zegt hij als hij met zijn handen een tiental uien opschept uit een gammele stellage. ‘Zes maanden oud en niet uit vorm te krijgen. We kunnen het wel.’

Ly is voorzitter van de landbouwregio rond Saint-Louis, de oude hoofdstad van Senegal, en directeur van landbouworganisatie FONGS.  In deze functie heeft hij veel contact met de overheden. ‘In februari komen onze uien op de markt’, vertelt hij. ‘De kwantiteit is geen probleem. De uien komen in zulk grote hoeveelheden dat de prijzen dalen. Opslagruimtes zijn er niet genoeg. Dit magazijn is slechts geschikt voor vijfhonderd ton uien. Deze regio produceert meer dan honderdduizend ton. Je kan heel weinig opslaan voor later. Daar zit het knelpunt van onze productie.’

Volgens ARMP-directeur Amadou Abdoul Sy zijn er de laatste jaren echter genoeg opslagruimtes bijgebouwd. De laatste vijf jaar is bijna drie miljoen euro gestoken in verbeterde opslagcapaciteit, zegt hij. ‘We plaatsen telkens nieuwe. In onze opinie is dat genoeg om een grote hoeveelheid op te slaan.’

Uien tegelijk op de markt

Maar de regering doet niet genoeg, zegt Ly. Het magazijn waar hij in staat is gesubsidieerd door de regering. ‘En dat is te zien’, zegt hij als hij met zijn hand op de muur van het opslaggebouw klopt. ‘Dit gebouw is gemaakt van cement. Niet van leem. Terwijl dat materiaal veel beter tegen de hitte bestand is.’ Het blijkt slechts een van de mankementen van het gebouw te zijn, want Ly is nog niet klaar met zijn opsomming. Het dak is van golfplaat, waardoor de opslagruimte in de zomer een oven wordt en een standaard temperatuur moeilijk wordt. ‘Stel je voor dat het bij jou de ene dag twaalf graden is, en de volgende dag veertig. Dan word jij ook ziek.’

De opslagruimtes die zijn gebouwd kunnen volgens Ly niet het totale aanbod aan uien opslaan. Eerder of later beginnen met de teelt is ook niet mogelijk, zegt hij. ‘Het kost veel meer geld om niet in het seizoen te beginnen. Je verliest dan minstens een derde van je oogst en er gaat veel meer aandacht en tijd in zitten. Niet iedere Senegalees heeft die kennis. Daarom kiest iedereen voor de veilige oplossing, zelfs als dat minder oplevert. En dat terwijl onze uien kwalitatief best goed zijn.’

De 37-jarige Mohammed kan daarover meepraten. Op een stuk land vlak bij de Senegal-rivier steekt een tiental kinderen uienplanten in de grond. Mohammed is de eigenaar van de grond. Hij vertelt dat hij drie stukken grond in zijn bezit heeft. Ze worden in november beplant, zodat hij in maart goede uien heeft. De hoofdprijs zal hij niet krijgen, beseft hij. Daarvoor zijn er in maart te veel uien in de verkoop.

Als Mohammed zijn uien goed verkoopt, houdt hij er per kilo hoogstwaarschijnlijk tien eurocent aan over. Hij zal meer krijgen als hij zijn uien later in het seizoen verkoopt. Toch kiest hij daar niet voor. ‘Mensen moeten geld hebben om eten te betalen’, zegt Ly daarover. ‘Daarom verkopen ze ook op het moment dat ze minder winst maken.’

Bovendien zijn de uien die op de markt komen kwalitatief minder goed, zegt Ly. Door gebrekkige middelen en door het verlangen naar geld worden de uien meteen in de zakken gegooid. En dat terwijl de ui in het beste geval een aantal dagen moet drogen in de zon. Hierdoor worden de uien minder lang houdbaar en leggen ze het af tegen de Europese ui.

Handelaar Mboup is daarom blij als hij weer buitenlandse uien mag importeren. Al moet hij daar wel veel moeite voor doen, vertelt hij als hij in zijn kantoor aan de Rue Raffanel op zijn tablet een email beantwoordt. ‘Wanneer het verbod opgeheven wordt, wil iedereen Europese uien. Het is een ‘ratrace’, maar het is het waard. De kwaliteit van die uien is te goed.’

Desondanks lijkt aan de start van het elfde jaar van de importstop Senegal eerder dan verwacht de grenzen te sluiten voor buitenlandse uien. In februari gaat de grens dicht, terwijl in januari een quota van slechts 10 duizend ton aan uien werd ingesteld.

Toch zal het nog jaren duren voordat de lokale productie de import kan overnemen, vreest Ly. Daarvoor is de Senegalese productielijn nog veels te zwak. Ook Arona Niang is niet positief over de toekomst voor de lokale ui. ‘Je kan het niemand kwalijk nemen. Er is een systeem gevonden waarin iedereen tenminste iets heeft. De regering krijgt geld, de bevolking ook. Het verlangen dat de lokale productie de import gaat vervangen is een droom. Dat gaat voorlopig echt nog niet veranderen.

Deze productie kwam tot stand in het kader van het Beyond World Programma van Lokaalmondiaal. 

 

Auteur
Kick Hommes

Datum:
25 februari 2014