
De aardappelmoeheid van collega Hoebink
Hoewel hij geen zin heeft in een ‘columnistenoorlog’, zoekt professor Ton Dietz, directeur van het Afrika Studiecentrum en columnist van oneWorld, vandaag de confrontatie met collega wetenschapper en Vice Versa columnist Paul Hoebink (bijzonder hoogleraar ontwikkelingssamenwerking) over een oer-Hollands onderwerp: de aardappel. Beide heren zijn het oneens met elkaar over de Nederlandse aardappelensexpansie in Afrika.
In het zomernummer van ViceVersa kwam columnist Paul Hoebink gemeen uit de hoek. Onder de kop ‘Naïef’ bespreekt hij de wijze waarop Lilianne Ploumen, Louise Fresco en ik de toenadering van ontwikkelingssamenwerking en ‘het bedrijfsleven’ zouden omarmen. Op het eind van zijn column zegt Hoebink dat hij een betere term zoekt dan naïef en dat zou een term moeten zijn die niet beledigend is. Om zijn verhaal kracht bij te zetten gebruikt hij mijn eerdere column in Oneworld en bekritiseert hij mijn enthousiasme voor de wijze waarop de Nederlandse pootaardappelbranche ‘schitterende aardappelvelden [doet] verrijzen in de hooglanden van Kenia’. Alsof hij opnieuw ruikt hoe de smurrie onder de loodsdeuren van Tanzania vandaan sijpelt verwijst Hoebink (waarschijnlijk terecht) naar het feit dat de Nederlandse pootaardappelboeren al een halve eeuw proberen een poot achter de deur te krijgen van de Nederlandse ontwikkelingsgelden.
Nu lijkt dat tot zijn ergernis gelukt, onder het mom van ‘public-private partnerships’ waar, zo voegt hij smalend toe, ‘de innovatie vanaf zou stralen’. Maar Hoebink zegt ook iets bijzonder bedenkelijks over de aardappelexpansie in Kenia: ‘… die Keniase boeren de koffiestruiken doet uitrukken om te produceren voor de stedelijke middenklassen in Nairobi die bij MacDonald’s (sic) frietjes gaan eten’.
Interesse
Als de politicoloog Hoebink een greintje interesse zou hebben in geografie, dan zou hij weten dat de meeste Keniase aardappelen in andere gebieden worden verbouwd dan koffie. Als hij interesse zou hebben in economie, dan zou Hoebink vergelijken wat boeren de laatste jaren overhouden aan koffie en aan aardappelen en dan zou hij tot de conclusie komen dat degenen die inderdaad koffie vervangen door aardappelen daar verstandig aan doen. Als Hoebink zich zou verdiepen in de marktfeiten, dan zou hij zien dat aardappelen zowel door de Keniase ‘middenklassen’ als juist ook heel erg door armere consumenten aan het dieet zijn toegevoegd, als aanvulling op de ‘stew’ en als groente.
Aardappelen zijn overal ter wereld een relatief goedkope bron van hoogwaardig voedsel als we kijken naar de energiewaardes en de micronutriënten en zo ook in Kenia. Als de FAO cijfers kloppen produceert een gemiddelde boer in Kenia op dit moment op een hectare aardappelen 17 miljoen kilocalorieën en op een hectare mais maar 6 miljoen kilocalorieën. Als die boer de hele oogst van die hectare zou verkopen, dan wordt die oogst op de markt van stedelijk Kenia op het moment dat ik dit schrijf verkocht aan consumenten voor ca 300.000 KShs waar het de aardappelen betreft, en voor maar 50.000 KShs waar het de mais betreft.
columnistenoorlog
Ik had eerst niet zo’n zin in een columnistenoorlog. Maar toen ik collega Hoebink laatst tegenkwam op een congres en hem aansprak over zijn aardappelmoeheid, bleek hij van de oude en recente geschiedenis van de aardappelexpansie weinig kennis te hebben. Laat ik het dus toch maar proberen, want ik houd niet van valse stemmingmakerij.
Niet zo lang geleden, in 2011, publiceerde Charles Mann het boek ´1493´, over hoe de ´ontdekking´ van Amerika door Columbus de hele wereld en vooral ook de wereldlandbouw veranderde. In zijn eerdere boek, ´1491´ had hij o.a. laten zien wat wetenschappers inmiddels allemaal weten over hoe de Andesbewoners de aardappel domesticeerden en een groot aantal rassen hadden weten te ontwikkelen. In ´1493´ kunnen we lezen hoe de aardappel de wereld veroverde en in Europa aan de basis stond van het goedkope, voedingrijke voedsel dat de industriële revolutie mede mogelijk maakte.
We lezen over het Ierse drama in het midden van de 19e eeuw. We lezen over het minder bekende verhaal van de enorme expansie van de aardappel in de voorheen niet ontgonnen heuvelgebieden van China en hoe dat tot zodanige erosie leidde dat in de 19e eeuw de rijstvelden gevaar gingen lopen en er steeds grotere chaos ontstond door voedselcrises in die Chinese rijstgebieden. De aardappel was en is op de eerste plaats een goedkope vervanger van duurdere andere basisvoedselgewassen, zoals rijst en andere graangewassen.
En daarnaast, zo laat Charles Mann ook zien, weet de aardappel het ook te schoppen tot elitevoedsel, vooral door de ontdekking van de ´friet´ vlak voor de Franse Revolutie en het enthousiasme daarvoor van Thomas Jefferson, toen hij ambassadeur van de jonge VS was in het wilde Frankrijk van die jaren. Hij stond aan de basis van de frietgekte in de latere bakermat van McDonald’s.
Enorm groei aardappelproductie
Nederland is een van de landen waar de aardappelproductie tot een gespecialiseerd en zeer succesvol deel van de economie ging behoren. Rond het jaar 2000 had Nederland de hoogste aardappelopbrengst per hectare (gemiddeld 46 ton per hectare) en de Nederlandse pootaardappelspecialisten (en hun wetenschappelijke ondersteuners in Wageningen en elders) werden op veel plaatsen gevraagd om hun kennis te delen.
Gedurende de laatste twaalf jaar wist Nederland dat niveau te behouden, terwijl andere landen, mede door de Nederlandse kennis en kunde, naar dat niveau toegroeiden, of er nu zelfs overheen zijn geschoten (Nieuw Zeeland is nu wereldkampioen met gemiddeld 48 ton per hectare). En door het ontwikkelen van heel veel nieuwe rassen, aangepast aan zeer veel verschillende ecotopen, waar voorheen niemand het aandurfde om aardappelen te verbouwen, is de aardappel wereldwijd bezig met een opmerkelijke ontwikkeling.
Collega Hoebink weet dat ik van cijfers houd. Daar komen ze. Wereldwijd is de aardappelproductie nog wel wat gegroeid (van 328 miljoen ton in 2000 tot 365 miljoen ton in 2012, het laatste jaar waarover de statistische dienst van de FAO cijfers verschaft) maar er is vooral sprake van een grote geografische verschuiving naar het zuiden. In het jaar 2000 was Europa nog goed voor 45% van de wereldproductie en Noord Amerika nog eens 9%. In 2012 was dat teruggelopen tot 32 en 7 procent. De groei zit ook niet in de bakermat van de aardappel: toen en nu produceerde Zuid Amerika slechts 4% van de wereldaardappelproductie en de opbrengsten per hectare in Andeslanden Bolivia en Peru behoren tot de laagste ter wereld. De groei vond plaats in Azië en Afrika. De productie in Azië steeg het meest als we kijken naar productievolumes (van 37% naar 48% van de wereldaardappelproductie).
Maar in groeipercentages uitgedrukt zien we de grootste groei in Afrika, van 4 naar 8% ofwel van 13 miljoen ton in 2000 naar 28 miljoen ton in 2012, meer dan een verdubbeling in deze twaalf jaar. En inderdaad, Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen hebben daarbij belangrijke rollen gespeeld. Tot grote consumptietevredenheid van de stedelijke middenklassen in die landen maar ook als een belangrijke basis voor gezonde, goedkope voeding voor de enorm toegenomen stedelijke en plattelandsbevolking in Afrika en Azië.
Niet naïef maar effectief
In Afrika is de aardappelexpansie vooral een effect van areaaluitbreiding, omdat er steeds meer aardappelrassen zijn ontwikkeld die in steeds meer soorten gebieden kunnen groeien. Het aardappelareaal groeide tussen 2000 en 2012 van 1,3 miljoen hectare tot 1,9 miljoen hectare, een groei van 51%. Maar de groei is ook een effect van gestage opbrengstverhoging. In 2000 produceerde een gemiddelde aardappelboer in Afrika een kleine 11 ton per hectare. In 2012 is dat al gestegen tot bijna 15 ton, een groei van 41%, toch ook indrukwekkend. Landen in noordelijk Afrika en Zuid Afrika komen met hun opbrengsten per hectare nu in de buurt van de Europese tweede garnituur, bv. Ierland. Maar ook Kenia en Malawi zijn bezig met een indrukwekkende groeispurt.
Aan de andere kant zijn er ook nog veel achterblijvers, waaronder het land waar collega Hoebink in zijn jeugd de stank van rottende ontwikkelingshulp-aardappelen rook, Tanzania. Daar zou de innovatieve kracht van Nederlands-Tanzaniaanse publiek-private partnerschappen misschien toch ook maar moeten worden ingezet als onderdeel van OS nieuwe stijl. Dat is niet naïef, maar ontwikkelingssamenwerking die zowel bijdraagt aan economische doorbraken als aan armoedebestrijding die wél effectief is. ‘Weet wat er speelt’ is het motto van Vice Versa. Dat zou het toch ook voor haar gewaardeerde columnist moeten zijn!
Ton Dietz is directeur van het Afrika-Studiecentrum in Leiden en betrokken bij de ASC collaborative research group Agro-Food Clusters in Africa (zie www.ascleiden.nl).
Lees later deze week de reactie van Paul Hoebink op dit stuk.