Gemengde reacties op Bali-akkoord

Winand Quaedvlieg van VNO-NCW is uitermate blij. ‘Het is een substantieel akkoord. Complexe en ontransparante douaneprocedures beslaan 15 % van de kosten van handel. Het akkoord heeft misschien niet direct morgen een effect, want het vergt belangrijke veranderingen in met name niet-westerse landen. Maar voor hen is dit akkoord ook een stap vooruit, want ze krijgen technische middelen om de afspraken te implementeren. Het is grote winst, want het kost nu heel veel tijd om containers over een weer te brengen en het is goed dat dat wordt aangepakt. Het akkoord maakt ook elektronische betalingen verplicht en ook dat is enorm voordelig. De mogelijkheden om te investeren worden groter, met name omdat er minder kans is dat je bederfelijke waar als tomaten of ananas wegrotten omdat ze dagenlang aan de grens moeten wachten.’

Quaedvlieg was in eerste instantie nog aan het twijfelen of hij wel naar de WTO-top zou moeten gaan, maar omdat het akkoord op douaneregels toch enorm veel positieve gevolgen zou hebben op het Nederlandse bedrijfsleven, besloot hij om toch te gaan.

Lilianne Ploumen, die zelf deze week ook op Bali aanwezig was, reageert vanuit Israël ook positief. ‘Dit akkoord zal wereldwijd veel voordeel opleveren voor bedrijven en consumenten’, aldus de minister.  ‘Van deze afspraken zullen met name de minst ontwikkelde landen profiteren.’ Met het akkoord op handelsfacilitatie ‘is een belangrijk obstakel voor internationale handel weggenomen’, aldus Ploumen. ‘Door dit akkoord op Bali komt er een eerlijker handelssysteem en dalen de kosten van de internationale handel. Dit zal met name ten goede komen de minst ontwikkelde landen.’

Togo, Niger, Gabon, Guinee…

Dat ontwikkelingslanden veel van het akkoord profiteren wordt niet alleen door minister Ploumen, maar ook door de EU, de Verenigde Staten en WTO-directeur Roberto Azevedo herhaaldelijk geuit. Terwijl sommige ontwikkelingslanden uitermate blij zijn, zijn er ook reserves bij de delegatieleden. Er wordt vooral gehamerd om de Doha-ontwikkelingsagenda nu snel weer op te pakken.

Een delegatielid uit Togo komt een beetje beteuterd over: ‘Het is beter dan niets. We moeten het hele multilaterale handelssysteem verbeteren. We hebben momentum nodig om door te gaan met waar we zijn begonnen en we hebben nog een lange weg te gaan. Hoe vroeger, hoe beter. Waar we vandaag toe zijn gekomen is voor nu genoeg, maar het is niet helemaal wat we wilden. We moeten nu optimaal gebruik maken van datgene wat we nu hebben en een stap vooruit zetten. In de toekomst hebben we technische en financiële assistentie nodig om onze producten op de markt te brengen. En er zijn nog steeds te veel barrières. Zo zijn er te veel Sanitaire, Non-sanitaire en Fytosanitaire maatregelen (kwaliteitseisen van producten waar ontwikkelingslanden aan moeten voldoen en die soms erg ver kunnen gaan, red.) die onze handel blokkeren.’

‘We hebben zojuist de WTO gered van een catastrofe, ’ verklaart een positieve WTO-ambassadeur van Gabon. ‘De situatie zou erg gevaarlijk kunnen zijn voor de WTO. Voor Gabon zelf zijn de winsten echter iets minder duidelijk. De cruciale vragen van deze conferentie: het vereenvoudigen van douaneprocedures, de kwestie van landbouw en die van de minst-ontwikkelde landen, hebben niet direct betrekking op Gabon. Gabon is geen laag-inkomensland en ook hebben we niet veel belang bij het Indiase voorstel op voedselzekerheid, want wij hebben nog geen middelen om zo’n programma te doen. Handelsfacilitatie is belangrijk voor het multilaterale handelssysteem, maar we hebben technische en financiele assistentie nodig om de capaciteit te ontvangen om goederen te produceren.’

Wat voor Gabon centraal staat, is de Doha-ontwikkelingsronde. ‘Het feit dat deze Top ervoor kan zorgen dat Doha weer in het centrum komt te staan van de onderhandelingen is voor ons erg belangrijk. Deze conferentie is weliswaar heel moeilijk geweest, toch heb ik de overtuiging dat de onderhandelingen over het post-Bali pakket ons toestaan om voordelen te krijgen.’

‘Voor het post-Bali proces hebben we ook financiële hulp nodig. We hebben nu namelijk een industrialisatieprogramma dat erop gericht is om onze natuurlijk rijkdommen te transformeren. We hebben veel natuurlijke rijkdommen zoals bos, mineralen en benzine. Deze exporteren we naar het buitenland, maar we kunnen er veel meer op verdienen als we die ruwe materialen ook transformeren.  We moeten toegevoegde waarde creëren om te exporteren. In dat proces hebben we ondersteuning nodig.’

De WTO ambassadeur voor Niger is blij en vindt het akkoord een succes, met name omdat Niger ook graag een zelfde soort programma in wil voeren als India. ‘Het is een hele goede uitkomst, vooral op het gebied van landbouw. Het is nodig dat wij voedselvoorraden op kunnen kopen en op kunnen slaan: niet om commercieel te verkopen, maar om de productie op te stuwen.’ Ook heerst er tevredenheid over de uitkomst op handelsfacilitatie, waarin onder andere wordt geregeld dat doorvoer naar havens gemakkelijker gaat doordat er bijvoorbeeld gebruik gemaakt mag worden van oliepijpleidingen. ‘Wij zijn een landlocked land, dus het is goed als we gemakkelijker goederen kunnen vervoeren naar havens. Handelsfaciliatie zal goed uitpakken als we technische en financiele hulp krijgen.’

Het delegatielid erkent wel dat de tekst voor de minst ontwikkelde landen is niet zo sterk is, maar zegt daarbij wel dat het een belangrijke stap is. ‘Als we dit niet hadden gehad, hadden we niets gehad. We kunnen niet alles hebben wat we willen. We moeten nu werken aan een post-Bali programma.’

De delegatie Guinee-Buissau is al helemaal euforisch. Ze feliciteren elkaar en slaan elkaar op de schouders. De adviseur over handel en economie verklaart: ‘Het tweede deel van het akkoord op handelsfacilitatie is erg belangrijk: ontwikkelingslanden moeten technische en financiële assistentie krijgen. We gaan nu met een open blik naar Genève om verder te onderhandelen. Het is belangrijk dat daar goede dingen uitkomen: we hebben nu een bevolking die wil dat we iets in handen krijgen.’

Civil society

Afrikaanse civil society activisten lijken kritischer dan hun regeringen. Zo verklaarde het Third World Network dat er in het Bali-pakket absoluut niets voor ontwikkelingslanden inzat. Ook Nicolas Imboden, directeur van de ngo IDEAS, is kritisch op het pakket voor ontwikkelingslanden. ‘Het is een zwakke tekst, maar het was prijs die ze moesten betalen om te blijven onderhandelen.’

Vanuit de Europese Unie klinkt echter wel een hoopvol geluid. ‘We moeten het post-Bali werkprogramma nu implementeren’ zegt EU-handelscommissaris Karel de Gucht tegen Vice Versa. ‘De akkoorden die vooral politieke commitments lieten zien moeten verplichtende commitments worden, ook op het pakket van de minst ontwikkelde landen. Wij hebben daar geen problemen mee, want wij geven al volledige markttoegang voor ontwikkelingslanden.’

Tetteh Hormeku, van het Third World Network Africa, ziet echter in het akkoord niet alleen zwakke winsten, maar ook echte gevaren voor ontwikkelingslanden. Hij vreest dat het akkoord op handelsfacilitatie ervoor zorgt dat grote bedrijven de transportprocedures van ontwikkelingslanden over gaan nemen, waardoor de Zuid-Zuid routes opgeofferd worden voor routes tussen ontwikkelingslanden en westerse landen, en waardoor lokale bedrijven worden weggeconcurreerd. Bovendien plaatst de deal te veel onnodige lasten op ontwikkelingslanden om iets te implementeren waar helemaal niet hun prioriteiten liggen.

Cheikh Tidiane Dieye van de Senegalese ngo ENDA, is iets gematigder. ‘Het faciliteren van handel door douaneprocedures te vereenvoudigen zou heel goed voor ons kunnen zijn, maar of specifiek dit akkoord goed is, is te betwijfelen. We wijzen het akoord niet direct af, maar we moeten zien dat het niet alleen goed is voor import maar ook voor export en de handel met buurlanden.’

Volgens Tidiane Dieye waren er meer onderhandelingen nodig geweest in Genève. ‘Afrikaanse landen hebben meer tijd nodig voor diepere analyse. De Senegalese douanemakelaars (waar in het akkoord op handelsfacilitatie wordt bepaald dat nationale wetgeving het gebruik daarvan niet meer mag verplichten, red.) zijn op dit moment belangrijk voor Senegal, maar we hebben niet eens een goed debat daarover gevoerd. De Afrikaanse landen hebben niet de tijd genomen om een positie in te nemen en waren er nog niet klaar voor om de tekst goed op z’n meritus te beoordelen. Iedere keer vertel ik ze dat ze zichzelf moeten voorbereiden, maar ze weten niet precies waar ze het over hebben. Als ngo’s hebben wij de verantwoordelijkheid om hen te dwingen goed naar de teksten te kijken.’

Multilaterale systeem

Ook al hameren de ontwikkelingslanden om de Doha-ontwikkelingsagenda weer op te pakken, en ook al heeft Roberto Azevedo verklaard dat daar een werkprogramma over wordt opgezet, er zijn ook sceptische geluiden of het wel haalbaar is dat die agenda ooit nog wordt afgesloten. Ivan Oliviera, onderzoeker van het Braziliaanse Institute for Applied Economic Research (IPEA) : ‘Ik vrees dat we niet de hele agenda terug kunnen brengen naar de onderhandelingen. Ik wil niet te pessimistisch zijn, maar het is naar mijn mening het beste dat we de Doha ronde sluiten na Bali. Laten we dit akkoord implementeren en laten we een nieuwe ronde met nieuwe issues bedenken, want ik denk niet dat de Doha ontwikkelingsronde er nog van gaat komen. Met zoveel moeilijkheden rondom een klein pakket, is het niet mogelijk om het hele Doha-pakket weer terug op tafel te leggen. Het is niet zo’n beloftevolle agenda voor het mulitateraal handelssysteem de komende jaren. Het systeem is al bijna gebroken. Toch wil ik ook graag zeggen dat een akkoord belangrijk is, want anders had het multilaterale handelssysteem helemaal begraven moeten worden.’

Over het algemeen wordt aangenomen dat ontwikkelingslanden, en dan met name de minst ontwikkelde landen, veel te winnen hadden bij dit akkoord, omdat het hen in staat stelt te blijven zitten aan de multilaterale onderhandelingstafel. Zonder een akkoord binnen de WTO zou de onderhandelingspoot van de WTO zo’n grote klap in het gezicht krijgen dat deze irrelevant zou worden. De grote machten zouden dan vervolgens hun toevlucht zoeken tot grote regionale en bilaterale handelsdeals. Deborah Elms van Temasek Foundation Centre for Trade and Negotiations legt uit: ‘Ontwikkelingslanden hebben de WTO nodig. Als we kijken naar Azië, is niemand geïnteresseerd om Free Trade Agreements af te sluiten met kleine landen, ze zijn daar veel te klein en arm voor. Deze handelsverdragen worden weliswaar nu al afgesloten, maar zonder een sterk WTO zou dat proces worden versneld. Landen zouden immers nergens andere meer kunnen onderhandelen over vrije markttoegang. Als de WTO relevant blijft, gaat er een klein beetje druk van de ketel af.’

Maar Marc Maes van de Belgische ngo 11.11.11  is kritisch. Hij denkt dat de verwijzingen naar het belang van het multilateraal handelssysteem vooral zijn gebruikt door ontwikkelde landen om ontwikkelingslanden meer onder druk te zetten om akkoorden te sluiten die voor westerse landen gunstig zijn. Bovendien is er volgens hem in het multilateraal handelssysteem niets te winnen voor ontwikkelingslanden, gezien het hen tot nu toe weinig meer dan negatieve gevolgen heeft opgebracht.

Het was dan ook geen wonder dat de aanwezige maatschappelijke organisaties, verenigd in de coalitie ‘Our World is not for Sale’, deze week de slogal ‘End WTO’ hadden. ‘De WTO is is jaren verlamd geweest en zou gewoon moeten accepteren dat het heeft gefaald en legitimiteit heeft verloren’, zegt Jean Enriquez van de World March of Women. ‘Het Bali akkoord is een teken van een agressieve neoliberale agenda’, zegt Ario Adityo, coördinator van de Indonesian Peoples Alliance (IPA). ‘De handels- en investeringsregels die rijke landen bevooroordeelt boven arme landen en voorkomt dat arme landen daadwerkelijke ontwikkeling bereiken, zijn met dit akkoord nog steeds intact’, aldus Dewi Amelia Putri van IPA.

Nick Dearden, directeur van de World Development Movement , verklaart: ‘Het eerste WTO akkoord is een akkoord voor bedrijven, niet voor de armen. Positief is dat ontwikkelingslanden concessies hebben geforceerd op de bedrijfslevenagenda van de Verenigde Staten en de Europese Unie. Maar de agressieve agenda van de VS en de EU heeft laten zien dat we slechts een klein beetje zijn opgeschoten, en laat opnieuw zien dat de WTO nooit een forum kan zijn voor een rechtvaardig mondiaal economisch systeem. Nu het Bali pakket is aangenomen, moeten we onze aandacht verleggen naar het vrijhandelsoffensief dat de komende jaren plaatsvind: de deal tussen de EU en de VS, de deal over de handel op diensten en het Trans-Pacific Partnership. Samen representeren deze handelsdeals de grootste shift van macht van de bevolking naar het bedrijfsleven dat we de laatste tien jaar hebben gezien. Dat moet worden gestopt.’

Voedselzekerheid

Ook op het voedselzekerheidsakkoord zijn maatschappelijke organisaties kritisch. Het akkoord was ten opzichte van het eerste akkoord op twee punten gewijzigd. Allereerst is er een sterkere formulering gekomen voor de zogenaamde “peace clause” die India voor vier jaar in staat stelt haar voedselzekerheidsprogramma uit te voeren, zonder dat zij daarvoor wordt aangeklaagd door andere leden van de WTO onder Dispute Settlement Mechanisme. Ook is er nu sprake is van een “interim mechanisme”, wat feitelijk geinterpreteerd moet worden als dat de peace clause ook geldig is indien er na vier jaar onderhandelen geen overeenstemming is voor een permanente oplossing. Een tweede verandering is dat ook andere ontwikkelingslanden aanspraak kunnen maken op een permanente oplossing. Dat betekent echter niet dat zij eenzelfde programma kunnen opzetten als India, maar dat zij in dat geval vallen onder de reguliere regels van de Agreement of Agriculture (de 10% de minimis regel).

Het nieuwe akkoord wordt door de India, VS en EU euforisch ontvangen, omdat het de voedselzekerheid van arme boeren garant zou stellen. Maar senior onderzoeker Sangupta Rhai van het Third World Network India heeft haar kanttekeningen: ‘Het akkoord beperkt de ruimte voor India om haar programma uit te voeren, omdat het aan allemaal regels moet voldoen en omdat ze nu allerlei data en documenten moeten overleggen om te laten zien dat ze niet handelsverstorend bezig zijn. Dit akkoord lijkt hun voor het geschillenbeslechtingsmechanisme te vrijwaren, maar ze kunnen nog steeds vervolgd worden. Er staat in het akkoord dat India’s programma niet handelsverstorend moet zijn, maar wat er precies met handelsverstorend wordt bedoeld, wordt niet uitgelegd. Het is gemakkelijk om te zeggen dat India’s programma handelsverstorend is, want dat doen de Verenigde Staten in feite nu al door vanaf het eerste begin bezwaar te maken tegen de opzet van het programma. Bovendien kan het gemakkelijk gebeuren dat kleine boeren hun rijst toch verkopen op de lokale markt – de Indiase regering heeft geen controle op al die boeren. We zijn bang dat dit akkoord ontwikkelingslanden blijft achtervolgen. Liever hadden we geen akkoord gehad, want in feite heeft India schuld erkend met dit akkoord. Zonder akkoord hadden ze kunnen volhouden dat hun programma binnen de ‘Green Box’ zat (dit zijn voedselsubsidies die door de WTO worden aangewezen als weinig of niet handelsverstorend en toegelaten zijn) en daarover hadden ze kunnen onderhandelen voordat ze voor het geschillenbeslechtingsmechanisme gedaagd zouden worden.’

De Social Movements for an Alternative Asia hebben nog een scherper standpunt. Henry Saragih, hoofd van de Indonesische boerenbeweging, verklaart: ‘Het Bali pakket bedreigt ons recht op voedselsoevereiniteit. De WTO gokt met onze toekomst. Het recht op voedsel, het recht op het overleven van kleine boeren, mag geen onderwerp worden voor wat voor onderhandeling dan ook in de WTO of ergens anders. Het recht op voedsel is een mensenrecht en de tyrannie van de WTO kan daar geen haken omheen zetten.’

Lees alle artikelen over de WTO conferentie in ons dossier: http://www.viceversaonline.nl/dossiers/wto-conferentie-bali/

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
08 december 2013