
Geen algemene begrotingssteun onder Ploumen
Nederland zal in de toekomst geen algemene begrotingssteun meer verlenen en gaat over naar sectorale begrotingssteun en stabiliteitssteun. Dat stelde minister Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gistermiddag in de Tweede Kamer tijdens de commissievergadering evaluaties Ontwikkelingssamenwerking.
De vergadering behandelde onder andere het in 2012 verschenen IOB evaluatierapport over tien jaar begrotingssteun. In dit rapport concludeert de Inspectiedienst Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) dat begrotingssteun een aantoonbaar positief effect heeft op armoedebestrijding, maar dat politieke hervormingen en goed bestuur hiermee niet kunnen worden afgedwongen. Resultaten zonder voorwaarden lijkt dus het devies van het IOB.
Blanco cheque
In de discussie over begrotingssteun die de afgelopen jaren in Nederland steeds feller woedt, wordt het argument van oncontroleerbaarheid juist vaak door fervent tegenstanders tégen begrotingssteun aan gevoerd. Oud-Kamerlid Arend-Jan Boekestijn werpt zich in deze discussie vaak op als woordvoer van de kritische stem. Zo noemde hij eerder het beleidsinstrument ‘een blanco cheque aan corrupte regimes.’
Dat nu juist diezelfde Boekestijn tijdens een conferentie over begrotingssteun, eind vorig jaar in Scheveningen gehouden, de uitspraak deed dat ‘het IOB rapport de vooroordelen van conservatieven die altijd wezen op corrupte regimes wegneemt’, gaf voorstanders van dit instrument reden tot hoop dat het negatieve sentiment over begrotingssteun is gedraaid. Ook de uitspraken die minister Ploumen deed tijdens deze conferentie, waarbij ze stelde dat ze begrotingssteun niet bij voorbaat wilde afschrijven en zou kijken op welke manier dit instrument een plek krijgt in het nieuwe beleid, boden perspectief.
Maar dat was te vroeg gejuichd. Ingrid de Caluwé bleek in tegenstelling tot haar bekeerde voorganger tegen begrotingssteun te zijn en ook de minister zelf kwam terug op haar eerdere uitspraken. De trend die is ingezet onder Kabinet-Rutte I om begrotingssteun af te bouwen wordt dan ook als het aan Ploumen ligt onder Rutte II doorgezet. Hiermee geeft ze gehoor aan de motie Mulder die zij in december tijdens het Wetgevingsoverleg Kamerdebat juist nog ontraadde. De motie, die op een meerderheid van de stemmen kon rekenen in de Tweede Kamer, pleit voor het volledig stopzetten van de algemene begrotingssteun aan ontwikkelingslanden.
Verwarring
Ploumen stelt wel te willen voldoen aan de aflopende verplichting aan Burkina Faso, maar hierna algemene begrotingssteun naar ontwikkelingslanden volledig stop te zetten. Wel zijn er volgens de minister andere vormen van bilaterale steun mogelijk en wenselijk. Zo pleit ze tijdens de vergadering uitvoerig voor sectorale begrotingssteun en stelt ze dat in de context van fragiele staten, zoals op dit moment Mali, stabiliteitssteun een geschikt beleidsinstrument zou zijn.
Hoewel Ploumen de verschillende vormen van begrotingssteun inhoudelijk sterk van elkaar ziet verschillen zagen de andere Kamerleden veel overlap en ontstond er verwarring hoe anders de uitkomsten zouden zijn. Waar volgens Ploumen bij algemene begrotingssteun generieke steun is aan de schatkist van het ontvangende land richt sectorale begrotingssteun zich slechts op één sector van de begroting van een land en mag het geld ook alleen voor die sector worden ingezet.
Bij stabiliteitssteun zijn de voorwaarden nog scherper geformuleerd en wordt een financiële bijdrage alleen geoormerkt ter beschikking gesteld. Van te voren wordt afgesproken naar welke sectoren en welke projecten binnen die sectoren het geld zal gaan. In samenwerking met de Europese Unie zal er vervolgens streng worden toegezien op de besteding van de stabiliteitssteun.
Maar zoals onder andere De Caluwé opmerkte zou het geld dat het land zelf voor bepaalde sectoren begroot op deze manier ergens anders voor gebruikt kunnen worden, voor doelen die niet in lijn liggen met de visie van het Nederlandse beleid. Hierbij gaf ze het voorbeeld van de situatie in Rwanda waar het geld voor militaire doeleinden ingezet zou worden. Volgens Ploumen zouden strengere afspraken en monitoring van die overeenkomsten er juist voor zorgen dat het geld beter zijn doel bereikt en overeenstemt met het Nederlandse beleid.
Meer regels
Met deze opstelling lijkt Ploumen recht tegen het advies van de IOB in te gaan, die juist strakke regelgeving en de hooggespannen verwachting van goed bestuur en politieke hervormingen ontraadt. Ook de Britse ontwikkelingseconoom Paul Collier waarschuwt in VV #01 dat teveel regelgeving de legitimiteit van de staat ondermijnt. Begrotingssteun vergroot de verantwoordelijkheid van de lokale overheid en dat is ‘veel gezonder is dan dat een stelletje buitenstaanders bepaalt waar het geld naar toe moet gaan’, aldus Collier.
Zoals Sjoerd Sjoerdsma, woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking van D66, tegen het einde van de vergadering opmerkt is het beleid van de PvdA met de beslissing van Ploumen 180 graden gedraaid. Daarmee lijkt het beleid van de PvdA meer op één lijn te komen met coalitiepartner VVD. Ploumen beaamt dit wanneer ze over de samenwerking tussen beide coalitiepartijen spreekt: ‘Wij zijn zo één in de coalitie, voorzitter. ’