Houtskoolschets revolverend fonds: groot deel naar Nederlands bedrijfsleven

Twee van de drie voorgestelde sporen uit het revolverend fonds zullen naar alle waarschijnlijkheid naar het Nederlandse bedrijfsleven gaan. Die zal onder andere met exportfinanciering gestimuleerd worden om te exporteren naar ontwikkelingslanden. Dit blijkt uit een eerste houtskoolschets, opgesteld door de Directie Duurzame Economische Ontwikkeling (DDE) van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar Vice Versa beschikking over heeft gekregen.

Binnen het budget van ontwikkelingssamenwerking heeft minister Ploumen 750 miljoen euro gereserveerd voor een speciaal revolverend fonds dat Nederlandse bedrijven tussen 2014 en 2016 de mogelijkheid moet bieden te investeren in ontwikkelingslanden. Hoe dit fonds precies ingevuld zal worden was nog met veel mist omhuld, maar langzaam maar zeker worden de eerste contouren zichtbaar.

In een zogenaamde houtskoolschets van het ministerie van Buitenlandse Zaken staat aangegeven dat het fonds zich zal richten op drie sporen. Ten eerste is dat het bevorderen van investeringen in ontwikkelingslanden van het Nederlands bedrijfsleven en MKB. Dit houdt in dat er programma’s worden ontwikkeld die de beschikbaarheid van financiering bevorderen voor investeringen in ontwikkelingslanden door het Nederlandse bedrijfsleven, in het bijzonder het Nederlandse MKB. In de praktijk zal dit neerkomen op stimulering van onder meer joint ventures, oprichting van dochterondernemingen en directe aandelenparticipaties.

Met het tweede spoor wil de regering de financiering van het MKB segment (oftwel, de missing middle) in ontwikkelingslanden bevorderen. Dit behelst het ontwikkelen van innovatieve financieringsinstrumenten, die private investeerders of financiële intermediairs over de streep trekken om (meer) te investeren in financiële infrastructuur en lokaal MKB in ontwikkelingslanden.

Exportkredieten

Het derde spoor zal ontwikkelingsrelevante export naar ontwikkelingslanden bevorderen. Hierbij zou het export-en financieringsinstrumentairum moeten worden uitgebreid dat ontwikkelingsrelevant is en de concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven verder versterkt, ‘zonder dat de internationale (OESO en EU) regelgeving geweld wordt aangedaan’ staat in de schets te lezen.  Naar verluidt is er een grote lobby vanuit de Nederlandse werkgeversorganisaties op gang gekomen om binnen het revolverend fonds de (financiële) nadruk op dit derde spoor te gaan leggen.  Criticasters zijn juist vooral huiverig voor dit derde spoor omdat dit een terugkeer betekent van de ‘gebonden hulp’ binnen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking.

In de schets staat dat het fonds wordt ontwikkeld in samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven, financiele instellingen, ngo’s en kennisinstellingen. Naast een projectgroep, bestaande uit ambtenaren van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en het Ministerie van Financien, is er een referentiegroep opgericht. Opvallend is dat er sterke vertegenwoordiging is vanuit het bedrijfsleven met onder andere VNO-NCW, Royal Boskalis, Friesland Campina, FMO en de Rabobank. Van de grote ontwikkelingsorganisaties zijn ICCO en Cordaid vertegenwoordigd. Daarnaast heeft ook de FNV een plaats in de groep.

Naar verwachting zal een deel van de programma’s zich uiteindelijk kwalificeren als ODA en vallen onder de officiële richtlijnen voor ontwikkelingssamenwerking, en een ander deel niet. Dit is ook niet iets waar men in de opzet vooraf op zal plannen of ramen. Wel dienen alle programma’s ontwikkelingsrelevant te zijn. Ook worden de activiteiten die het fonds steunt geacht te voldoen aan de Internationale MVO-standaarden.

Het Fonds zal verder additioneel aan de markt moeten zijn en innovatief van karakter met een relatief hoog risicoprofiel. Er wordt gestreefd naar een sterk katalyserende werking waarbij private financiers en bedrijven worden aangetrokken.

Het is nog onbekend of het fondsbeheer buiten de overheid, of de directe sfeer van de overheid wordt geplaatst.

Lees hier de hele houtskoolschets