
Filosoferen met Ellen: Habermas en de PPP-Faciliteit
Onlangs was Ellen Mangnus op bezoek bij een presentatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken over de Public Private Partnership faciliteit. Maar de presentatie stelde haar niet gerust. Is de subsidiefaciliteit wel een goed startpunt voor duurzame samenwerking? Met filosoof Jurgen Habermas gaat Mangnus op zoek naar het antwoord.
Den Haag, Carlton Beach Hotel, 26 April. Het Agentschap NL presenteert samen met Buza een nieuwe subsidiefaciliteit: de Public Private Partnership Faciliteit voor duurzaam ondernemen en voedselzekerheid. Namens het Koninklijk Instituut voor de Tropen ga ik luisteren wat de mogelijkheden zijn die deze faciliteit biedt.
De opzet van de presentatie stelt me niet gerust. Op het podium zitten de vertegenwoordigers van de faciliteit, relaxed en vol overtuiging. Zij vertellen welke thema’s in aanmerking komen en aan welke voorwaarden een partnership moet voldoen. Tegenover hen een zaal gevuld met geldzoekende partijen. Zij proberen met slimme vragen te achterhalen hoe ze de vertegenwoordigers tevreden kunnen stellen om in het potje geld te delen.
Ik kan niet anders dan concluderen dat er samenwerkingen gefinancierd gaan worden waarvan één partij de randvoorwaarden stelt. Maar zijn deze voorwaarden wel gebaseerd op wat de andere partijen, de ontwikkelingsorganisaties, kennisinstituten en ook de bedrijven als werkelijk noodzakelijk zien voor de ontwikkelingslanden? En, nog belangrijker: is dit een goed startpunt voor duurzame samenwerking?
Dit keer haal ik Jurgen Habermas erbij. Hij is de expert op het gebied van communiceren, onderhandelen en samenwerken.
Communicatief handelen
Habermas (1929) is een Duitse filosoof en socioloog. Doordat zijn hazenlip hem als kind belemmerde zich goed verstaanbaar te maken, was hij zich al jong bewust van het belang van communicatie. Er zijn twee begrippen van Habermas die we eerst moeten begrijpen om mijn vraag te kunnen beantwoorden, namelijk handelen en leefwereld.
Habermas onderscheidt twee manieren waarop mensen kunnen handelen, namelijk strategisch en communicatief. In strategisch handelen houdt de actor enkel berekend rekening met de ander, hij handelt vooral om zijn eigen doeleinden te realiseren. In communicatief handelen wordt de ander gerespecteerd en zoekt men juist naar discussie en overeenstemming. Eigenlijk wordt er alleen in de tweede ‘onderhandeld’.
De wereld ordent Habermas in een leefwereld en systemen. De leefwereld is het privédomein, waarbinnen we als mensen sociaal handelen. Eigenlijk is het de verzameling van gewoontes, normen, waarden en betekenisgevingen die ons helpt bij handelen. Maar de samenleving kan niet volledig begrepen worden alleen op basis van de leefwereld. Er zijn ook nog systemen. Systemen zijn alle instellingen en structuren die de mens heeft ontwikkeld op het gebied van politiek, wetenschap, gezondheid, recht, et cetera. Systemen sturen zichzelf. Voorbeelden zijn de staat en de economie die door geld en macht gestuurd worden. In systemen zijn mensen ‘nummers’ en wordt niet communicatief gehandeld.
Vroeger vond het menselijk handelen grotendeels plaats in de leefwereld. Maar sinds de opkomst van het kapitalisme spelen de systemen in mensenlevens een steeds grotere rol.
Leefwereld of systeem?
Habermas is ervan overtuigd dat het steeds belangrijker worden van de systemen ten opzichte van de leefwereld ertoe leidt dat voor zaken die juist zijn aangewezen op communicatie, gebruik gemaakt wordt van de niet-talige media van de economie en de staat, geld en macht dus. Mensen handelen daardoor steeds minder communicatief en steeds meer strategisch.
Maar voor stabiele samenwerking is juist communicatief handelen noodzakelijk. Communicatief handelen leidt tot consensus en overeenstemming. Op macht gebaseerde organisaties zijn in hun uitgangspunt niet stabiel omdat ze niet voor coherentie en eensgezindheid kunnen zorgen.
Samenwerking, stelt Habermas, kan alleen als partijen zich aan elkaar gelijkstellen. Alleen door elkaars idealen te respecteren en naar overeenkomsten te zoeken kan er samengewerkt worden.
Het financieren van samenwerkingen waarin een enkele partij de macht heeft en de voorwaarden stelt, betekent dat de andere partijen strategisch gaan handelen. Zij gaan misschien zelfs hun idealen en ideeën aanpassen om aan geld te komen. Daarmee werken ze niet meer aan wat ze als noodzakelijk zien in de ontwikkelingslanden, maar worden ze onderdeel van een systeem.
Eigenlijk wordt zo de teloorgang van de identiteit van ontwikkelingsorganisaties en kennisinstituten gefinancierd. En uiteindelijk misschien zelfs de ondergang van de ontwikkelingssector. Want ‘ideële’ organisaties zonder op idealen gebaseerde activiteiten: wat voegen die toe aan onze leefwereld? Zij moeten bij uitstek de tegenhangers vormen van de systemen, maar door dit soort partnerschappen worden ze daar juist onderdeel van. Ze onttrekken zich aan datgene waarvoor ze oorspronkelijk waren bedoeld: ondersteuning van onze leefwereld.
Laten we elkaar niet voor de gek houden, dergelijke vormen van samenwerking zijn niet duurzaam.
Dit artikel verscheen eerder in Vice Versa nummer 3. Direct op de hoogte blijven? Neem nu een abonnement en ontvang een gratis boek!