Vakwerk of doe-het-zelven?

Particuliere initiatieven springen als paddenstoelen uit de grond en mensen ‘willen wat doen’. Ook het bedrijfsleven mengt zich meer in ontwikkelingssamenwerking. Wat is het effect en het nut van deze initiatieven? Ontwikkelingsvraagstukken zijn te complex voor amateurs, zo wordt gesteld in het debat ‘Ontwikkelingshulp 2.0: Laat mij dat maar even doen!’. Toch zijn er succesvolle particuliere initiatieven. Vier professionals over betrokkenheid van burgers en bedrijven.

In het Rotterdamse Arminius gebouw zit een man of vijftig in de kerkbanken afwachting voor het debat. Francisco van Jole, eindredacteur van Joop, leidt het debat met deelnemers Marcia Luyten (journalist en Oeganda-kenner), Evelijne Bruning (The Hunger Project), Lau Schulpen (CIDIN en docent Ontwikkelingsstudies) en Marianne Gybels (1%Club).

Meer mensen steunen de bezuinigingen, ziet Van Jole, en de meesten denken: wij geven wel hulp, maar we zijn mensen aan het redden die niet te redden vallen of niet gered willen worden. Marcia Luyten, journaliste en Oeganda-kenner die zes jaar in Afrika heeft gewoond, beschrijft de populistische mythe ‘hulp helpt niet’, die is verspreid door rechtse politici en die zichzelf uiteindelijk zal gaan bevestigen als er niet genoeg bewijs is dat hulp helpt. Volgens Van Jole is het vertrouwen in grotere ngo’s verloren gegaan. Het woord strijkstok valt: mensen weten niet waar het geld heen gaat en werknemers van ngo’s verdienen te veel.

De overheid dreigt haar handen van ontwikkelingssamenwerking af te trekken. De tendens van opkomende particuliere initiatieven is opvallend. Evelijne Bruning: ‘Op reis door een ontwikkelingsland worden mensen geconfronteerd met hoe andere mensen leven en bedenken ze zich: wij hebben zoveel. Mensen willen ertoe doen en ondernemen actie.’ Steeds meer mensen beginnen hun eigen project, stichting of organisatie of investeren hierin.

Hulp die helpt?

Is hulp effectief? Luyten wijst op de onrealistische verwachtingen over wat hulp kan bereiken, aangezien we proberen Afrika hetzelfde ontwikkelingspad voor te schrijven als het onze. Luyten: ‘Wij denken te weten hoe Afrika tot welvaart of economische groei kan komen. Dat is een mythe’. Opvallend is dat Afrika vrijwel als enige continent naar voren komt in het debat.

De visie van Luyten op ontwikkelingshulp die wél werkt, baseert zich op wat volgens haar nog veel te weinig is gebeurd: ‘In de rode aarde, in de klei, onder een mangoboom, tussen de hutjes zitten en kijken: wat werkt wel en wat werkt niet? Teveel ontwikkelingsprojecten zijn bedacht in gearconditioned kantoren in West-Europese hoofdsteden’. De enige manier om armoede structureel uit te bannen is het veranderen van het politiek economisch systeem, zo stelt Luyten. Vrijwel onmogelijk, want ‘de staat’ zoals wij die kennen bestaat niet in Afrika.

De open samenleving waarin wij wonen, staat recht tegenover de gesloten samenleving in Afrika, waar een andere machtsstructuur bestaat. ‘Je kunt democratie niet transplanteren’, aldus Luyten. Het enige wat je zou kunnen doen is aanknopingspunten zoeken om een verandering meer kracht te geven. Luyten is bijvoorbeeld een groot voorstander van het invoeren van belastingstelsels, die ervoor zorgen dat burgers meer kunnen eisen. Op die manier nemen burgers deel aan de maatschappij en zijn veranderingen mogelijk.

Beginnen op de rode aarde

Dat beginnen ‘op de rode aarde’ en kijken naar wat wel en niet werkt, is waar Evelijne Bruning zich met The Hunger Project al jaren succesvol mee bezighoudt. Dit particuliere initiatief is niet afhankelijk is van overheidssubsidies, maar werkt met geld van particuliere investeerders. The Hunger Project heeft als doel het terugdringen van honger in ontwikkelingslanden door mensen zich te laten verenigen in ‘burgerbewegingen’ om samen meer te bereiken.

De gemeenschap emancipeert en bouwt met elkaar een gemeenschapshuis waar voorzieningen worden geboden. ‘Als ze eenmaal zelf iets geregeld hebben, pakt niemand ze dat ooit meer af’, aldus Bruning. Na gemiddeld acht jaar wordt de gemeenschap ‘losgelaten’ en zijn ze zelfredzaam. De investeerders van The Hunger Project investeren zo in zelfredzaamheid en ondernemerschap van burgers.

‘Laat mij dat maar even doen’

Lau Schulpen heeft onderzoek gedaan naar de opkomst van particuliere initiatieven. Deze initiatieven ontstaan doordat mensen geconfronteerd worden met situaties die ze raken, waardoor ze het gevoel krijgen dat ze iets moeten doen. Particuliere initiatieven bereiken zeker wel wat, vooral op gebied van onderwijs en gezondheidszorg. ‘Het is plezierig voor de mensen dat deze diensten geleverd worden’. Echter, zegt Schulpen, ‘ik zei niet dat het goed werkt.’

Het gaat om het concept ‘ownership’. Een project beginnen zonder de mensen te betrekken werkt niet. Je wilt ervoor zorgen dat je het project op den duur kan loslaten en over kan dragen aan de mensen. Dit is ook precies waar de meeste particuliere initiatieven, hoe klein ook, voor willen gaan. Echter, dit is niet zo gemakkelijk als het lijkt. Marcia Luyten onderstreept dat dit niet voor iedereen is weggelegd: ‘Ieder mens die een ander mens wil helpen vind ik fantastisch. Maar tegelijkertijd zijn ontwikkelingsvraagstukken veel te complex voor amateurs.’ Schulpen stemt in en benadrukt dat ontwikkelingssamenwerking een vak is, waarover je moet nadenken. Veel particuliere initiatieven maken de fout om een project te ‘droppen’ en weinig aandacht te hebben voor het ‘eigenaarschap’ van de lokale bevolking.

Schulpen benadrukt dat er heel lang is geroepen dat ontwikkelingshulp een einde maakt aan alle problemen, zolang je maar geld geeft. ‘Er is een beeld ontstaan dat de hulp ook daadwerkelijk iets moet oplossen, dat het simpel is. Dat is het niet.’

Marianne Gybels pleit juist vóór particuliere initiatieven en praat over de ‘involve me’-generatie die via het internet met elkaar verbonden staat. Via het online platform van de 1%Club lopen zo’n 400 kleine projecten die mensen online financieel kunnen steunen. OS 2.0 bij uitstek: het contact met een initiatief is zo gelegd. Bruning valt bij: ‘Elke vorm van verbinding die je mensen kan bieden, om iets anders te doen dan cynisch achterover te hangen en te zeggen ‘het helpt toch niks’ juich ik toe.’ Maar, zo benadrukt ze wel, veel particuliere initiatieven houden zich bezig met ingewikkelde zaken als microkrediet, met als risico dat je bij het geven van zo’n lening ook iemand ook met een schuld opzadelt, helemaal als er geen sprake is van voorlichting of training.

Schulpen grijpt het debat aan om een statement te maken over het eerdere gebruik van het woord ‘strijkstok’ (‘laten we dit weren uit elk debat’) en hij reageert stevig op kritiek op de overhead van ngo’s: uit onderzoek blijkt dat Nederlanders een organisatie vertrouwen die niet te klein is, in veel landen werkt, veel ervaring heeft, die professioneel gerund wordt en die vooral met vrijwilligers werkt. Schulpen: ‘Nederlanders zoeken hiermee organisaties die niet meer bestaan. Het is een verkeerd beeld dat hulp niets mag kosten.’ Werken in ontwikkelingssamenwerking is geen eenvoudig vak. Daar moet je dus goed voor betalen.

Op het beamerscherm op het podium kan het publiek thuis en in de zaal meetwitteren. Een vraag aan Schulpen: ‘@ Lau: Zouden we ontwikkelingswerk dan over moeten laten aan het bedrijfsleven? Geen emoties, en geen bezwaar bij de overhead.’

Niet ‘of, of, of’, maar ‘en, en, en’

Het debat gaat over op het volgende thema: de invloed van het bedrijfsleven op ontwikkelingssamenwerking. Schulpen stelt, als reactie op de tweet, dat je ondernemers moet betrekken en zeker gebruik moet maken van hun kwaliteiten. Maar ontwikkelingshulp overlaten aan het bedrijfsleven? ‘Nou dan hebben ze nog wel wat te leren zou ik zeggen.’

Maar Bruning heeft meer vertrouwen in het bedrijfsleven: ‘Ondernemers snappen veel beter dan de politiek dat ze een hele belangrijke rol hebben in de wereld.’ The Hunger Project heeft ondernemers meegenomen op reis, met als effect dat ondernemers vaak zelf ook geïnspireerd worden en gaan hun eigen productieproces aanpassen (bijvoorbeeld HAK en Unilever). ‘Corporate Citizenship’ groeit, nu steeds meer bedrijven investeren in ontwikkelingsprojecten.

‘Bedrijven die investeren in the Hunger Project investeren in het einde van de honger, dus je hebt een sociaal rendement’, aldus Bruning. Luyten benadrukt dat bedrijven een belangrijke rol te vervullen hebben. ‘De hulp van de afgelopen 50 jaar is eindig, de hulp van ‘wij komen jullie helpen.’’ De hulp gaat er anders uit zien, met de hulp van het bedrijfsleven, maar ook multilaterale organisaties, regeringen en particuliere burgers. Luyten: ‘Je hebt het over ontwikkelingshulp 2.0, ik denk dat het helemaal niet de vraag is ‘of, of,of’. We moeten het hebben over ‘en, en, en.’

Van Jole sluit de avond af door te concluderen dat het probleem van ontwikkelingssamenwerking wordt veroorzaakt door de hoge verwachtingen en de complexiteit van het concept. ‘Ligt de toekomst bij particulieren die het zelf doen of ligt de toekomst bij de bedrijven?’ vraagt van Jole tenslotte. Eén ding staat vast: de vraag is niet ‘of, of, of’, maar ‘en, en, en’.

 

Auteur
Esther Roelofsen

Datum:
29 april 2012
Categorieën: