
Vijf vragen aan… Elisabeth van der Steenhoven
WO=MEN Dutch Gender Platform bestaat vijf jaar. In het kader van dit jubileum beantwoordt directeur Elisabeth van der Steenhoven vijf vragen over de inzet van WO=MEN voor gendergelijkheid wereldwijd. Er zijn de afgelopen jaren veel successen geboekt en er zijn mooie plannen voor de toekomst, maar hoe zit het eigenlijk met de genderbalans bij WO=MEN zelf?
1. WO=MEN heeft vijf succesvolle jaren achter de rug. Hoe verklaart u dit succes?
‘Wij bereiken deze nieuwe doelgroep, onder andere via Facebook. Vanaf het begin is er een stijgende lijn geweest in ons ledenaantal. Het netwerk is booming. Daarnaast is het netwerk divers en dat dwingt ons om heel duidelijk te communiceren. Om een voorbeeld te geven, één van onze leden is een boerin uit Exel. Zij zei: ‘Ik begrijp geen bal van wat jullie zeggen.’ We moeten onze communicatie dus aanpassen om al onze leden te bereiken. Die duidelijke communicatie trekt ook weer nieuwe mensen aan.
Verder is er inhoudelijk steeds meer aandacht voor gendergelijkheid gekomen, vooral door ontwikkelingsorganisaties en bedrijven. Ook zijn we enthousiast over alle politici en bewindsleden die zich inzetten. Er is een sterk genderbeleid uitgezet, het genderbudget is gegroeid en verschillende politieke partijen zetten zich in. Maar dat is ook logisch. Het is een quick win. Je kunt bijna niet tegen gendergelijkheid zijn. Iedereen ziet hoe groot het effect is. Je zou gek zijn als je er niet aan mee doet.’
2. Waarin verschilt WO=MEN van ‘gangbare’ ontwikkelingsorganisaties?
‘Wij zijn in de eerste plaats een netwerk dat bestaat uit vier ‘bloedgroepen’ die elkaar versterken – ondernemers, ontwikkelingsorganisaties en kenniscentra, maar ook de rol van individuen moet niet vergeten worden. Er zijn tegenwoordig veel personen die zich niet willen binden aan een bepaalde organisatie, maar die zich wel willen inzetten voor doelen waar zij zelf in geloven, zoals gelijkwaardigheid. De besluitvorming binnen onze organisatie gebeurt ook door deze vier verschillende groepen. Zo worden de thema’s waar wij ons op richten bepaald door onze leden. Ons netwerk is daardoor interessant en krachtig.
Toch is onze manier van werken niet zaligmakend voor andere organisaties. Ik denk dat er verschillende expertises nodig blijven: ondernemers, ontwikkelingsorganisaties en kenniscentra hebben aanvullende rollen. Wij moeten als netwerk concreet kunnen samenwerken met ontwikkelingsorganisaties. We kunnen niet zonder hen. Zij zijn uiteindelijk degenen die zorgen dat een ontluikende vrouwenrechtenbeweging een startkapitaal krijgt, training krijgt en organisaties steun biedt als de overheid zich tegen hen keert.’
3. Hoe kan WO=MEN vanuit Nederland zorgen voor meer gendergelijkheid in ontwikkelingslanden?
‘Onze leden werken samen met organisaties, overheden en bedrijven ter plekke. Bovendien overleggen de WO=MEN leden met politici in Zuid en Noord om het beleid te verbeteren. Een mooi voorbeeld is landbouw. Vrouwen in ontwikkelingslanden hebben vaak weinig aan een intensieve monocultuur. Zij willen juist diversificatie, voor de lokale handel en zodat ze hun families kunnen voeden. Wij proberen dat te bereiken door beleid te beïnvloeden, maar ook door onze zusterorganisaties. We bieden hulp en advies en voeren campagne. Ook linken we bedrijven aan vrouwelijke netwerken en ondernemers.
Daarnaast is WO=MEN deel van een nog groter gendernetwerk. AWID (Association For Women’s Rights in Development, red.) is het internationale netwerk van vrouwenorganisaties. Als leden trekken we samen op en helpen we elkaar. Een aantal dagen geleden is bekend geworden dat één derde van de zetels in het nieuwe Libische parlement naar vrouwen zullen gaan. Dit is mede door WO=MEN leden en onze partners tot stand gebracht. Met vrouwen over de hele wereld is via Facebook gewerkt aan een eerlijke kieswet en de toekomstige grondwet. Overigens werken mannelijke moslims in Libië, Egypte, Syrië en andere landen actief mee aan de beweging voor gendergelijkheid.’
4. Een kijkje op de website van WO=MEN leert dat – op de vice-voorzitter en een algemeen bestuurslid na – al jullie bestuursleden en vaste medewerkers vrouwen zijn. Hoe zit het met de genderbalans bij WO=MEN zelf?
Lachend: ‘Het klopt dat er voornamelijk vrouwen in ons bestuur zitten en we hoofdzakelijk vrouwelijke medewerkers hebben. We willen zeker niet dezelfde fout maken als het kabinet, waarin bijna alleen maar mannen zitten. Daarom zijn we momenteel voor het bureau zeer actief op zoek naar een mannelijke medewerker.
In Nederland is het nu nog zo dat veel meer vrouwen zich betrokken voelen bij genderonderwerpen. Op dit gebied kunnen we vooral van mannen in Afrika en Latijns-Amerika nog heel veel leren, die zijn veel meer betrokken. Nederland loopt hier echt bij achter. Toch zijn er ook in Nederland veel mannen die niet happy zijn met de traditionele genderpatronen. Ze willen niet uitgelachen worden als ze voor de kinderen zorgen of parttime gaan werken. Ik wil dan ook benadrukken dat het zeker niet alleen over vrouwen gaat en ook mannen betrokken zijn bij gendergelijkheid.’
5. Wat hoopt u dat WO=MEN over 5 jaar heeft bereikt?
‘Mensen moeten niet meer in een rolpatronencorset geduwd worden, ze moeten hun eigen identiteit kunnen kiezen. Binnen ontwikkelingssamenwerking is er inmiddels ruime aandacht voor gendergelijkheid. Het wordt hoog tijd dat er ook op andere beleidsterreinen meer aandacht komt, bijvoorbeeld bij defensie, handel, landbouw en het internationale financieel beleid. Op het gebied van defensie liggen de kansen voor het grijpen. Zo moet er in conflictsituaties van begin af aan een goede genderanalyse gemaakt worden. Vrouwen spelen een belangrijke rol als ‘early warner’, als intermediair tussen conflicterende partijen en als vredesonderhandelaar. Als vrouwen niet van begin af aan worden betrokken bij de besluitvorming is de kans groot dat het nieuwe beleid geen rekening houdt met de behoeftes van de bevolking. De leden van WO=MEN proberen vrouwen in conflictgebieden en beleidsmakers in het Westen met elkaar te verbinden. Wij spelen daarin vooral een faciliterende rol. Daarnaast hopen we in de toekomst nog meer individuen te bereiken en bij ons netwerk te betrekken.’