Debat uitfasering bilateraal beleid: ‘We willen geen kapitaalvernietiging’

Het proces van de uitfasering is nog werk in uitvoering, zo bleek gister tijdens het Algemeen Overleg over de uitfasering van het bilateraal ontwikkelingsbeleid. De Kamer maakt zich zorgen over de manier waarop Nederland zich terugtrekt uit de 19 voormalige partnerlanden, maar volgens de staatssecretaris is er nog voldoende tijd om te zorgen voor een zorgvuldige overdracht. De toon van het debat, de vuurdoop voor de nieuwe PvdA woordvoerder Internationale Samenwerking Jeroen de Lange, bleef rustig.

‘Het totaaloverzicht ontbreekt’, wees Wassila Hachchi (D66) de staatssecretaris terecht aan het begin van het debat. ‘Ik wil precies kunnen zien in welk land welke projecten zullen worden overgedragen, en dat is nu nog niet duidelijk’. De overige woordvoerders van de Kamer waren het met haar eens, en hamerden er bij Ben Knapen op dat de Kamer meer duidelijkheid moest worden verschaft over de stand van zaken bij de uitfasering. Zo zei Arjan el Fassed (Groen Links): ‘Uitfasering is niet eenvoudig, dus het is belangrijk dat het wordt gemonitord tijdens het proces, en niet alleen achteraf wordt geëvalueerd.’ In welke landen zullen overdrachten plaatsvinden, en wie zal de rol van Nederland ter plaatse overnemen?

Voor een algemeen plaatje over de stand van zaken is het echter nog te vroeg, zo maakte Knapen duidelijk. Nederland is nog volop in overleg met andere donoren  en er zijn nog niet bij alle landen waar Nederland de stekker uit trekt, concrete afspraken gemaakt. Daarbij relativeert Knapen de urgentie: pas eind 2013 trekt Nederland zich volledig terug. In de tussentijd blijft er nog een aardige som geld beschikbaar. ‘Er is nog tijd’, aldus Knapen.

Een brief

Kathleen Ferrier (CDA) liet het daar niet bij zitten. ‘Hoe kan het parlement tijdens het traject waar Nederland nu in zit [het langzaam stoppen met bilaterale hulp in een bepaald aantal landen, red.] op de hoogte worden gehouden? Wij als Kamer hebben behoefte aan inzicht in verloop.’ De staatssecretaris beloofde dat hij in een brief ‘na de zomer’ de Kamer op de hoogte zou stellen van de meest actuele stand van zaken. Ewout Irrgang (SP) reageerde schertsend: ‘Is dat dan vóór de herfst?’, waarop na wat gebakkelei de datum waarop Knapen met de brief zou komen op 15 november werd vastgesteld.

Voor de suggestie van Jeroen de Lange (PvdA) of de staatssecretaris elk half jaar met zo’n brief zou kunnen komen om de voortgang te kunnen blijven volgen, kwam weinig bijval.

Geen kapitaalvernietiging op onderwijs

De parlementsleden uitten hun bezorgdheid over het uitfaseringsproces wat het onderwijs betrof. Nederland heeft op dat terrein veel opgebouwd, en de Kamerleden wisten zich er niet van verzekerd dat de staatssecretaris de projecten in de uitfaseringslanden goed overdroeg. Kees van der Staaij (SGP) wilde weten of er geen kinderen voor een gesloten schooldeur zouden komen te staan. Ben Knapen volgde daarop met een lijst van landen waarbij onderwijsprojecten (zo goed als zeker) waren overgedragen, waaronder Indonesië, Oeganda, Rwanda, en Mozambique. Hij benadrukte dat er in betrekkelijk korte tijd oplossingen gevonden waren voor de Nederlandse beëindiging van de hulp. Wel zijn er nog enkele landen, zoals Burkina Faso, Mali en Bolivia, waar het proces van de overdracht moeizamer gaat.

Verder wees Knapen de Kamerleden erop dat het ontwikkelingsbeleid in de landen waar Nederland betrokken bij blijft, ook gericht zal zijn op beroepsonderwijs. Op deze manier kan het onderwijs meer betrokken worden bij de speerpunten van het Nederlandse beleid, zoals water, veiligheid en rechtszekerheid.

Donorcoördinatie?

Op het gebied van onderwijs werd er door de woordvoerders ook gevraagd naar mogelijkheden voor beleidsoverdracht op Europees niveau. De Europese Unie heeft bepaald dat twintig procent van het EU ontwikkelingsbudget aan onderwijs zal worden besteed. Knapen benadrukte ook dat op het terrein van onderwijs de EU soelaas kan bieden in landen waarin Nederland vertrekt. Enkele landen, legde Knapen uit, zijn aan het overleggen over samenwerking binnen het Joint programming, een samenwerkingsverband tussen Europese lidstaten.

De Kamerleden hechten verder groot belang aan zorgvuldig overleg met andere donoren in de uitfasering. Met name Wassila Hachchi stelde dit aan de orde. Zij benadrukte dat de regering in een omgekeerde volgorde te werk was gegaan. Bij het nemen van de beslissing over uit welke landen Nederland zich zou terugtrekken had er eerst overleg gepleegd moeten worden met andere landen en donoren. Dat is niet gebeurd en dus is de kans groter dat er projecten niet worden opgepakt, aldus Hachchi. Knapen reageerde door op te merken dat coördinatie met donoren in het land zelf moet gebeuren, en niet van bovenaf ‘in Brussel’ geregeld moet worden. Hachchi, verontwaardigd, vond dat Knapen haar kritiek onterecht als ‘top-down’ benadering afdeed: hij zou hiermee voorbij gaan aan haar punt dat er beter overleg had moeten plaatsvinden met de betrokken partijen.

Over de transitiefaciliteit, waarmee Nederland de ontwikkelingsrelatie met voormalige partnerlanden om wil vormen naar een economisch profijtelijke relatie, heerste verwarring. Gaan we nu Nederlandse bedrijven steun geven? zo vroeg onder meer Ewout Irrgang (SP) zich af. De staatssecretaris verzekerde van niet, en gebruikte deze gelegenheid meteen om de bevindingen van de uitzending van Tros Radar te pareren, waarin werd gesuggereerd dat met Nederland ontwikkelingsgeld megastallen zouden worden gefinancierd (zie ook de Kamerbrief).

De enige partij die zich niet zoveel zorgen leek te maken over de uitfasering, was de PVV. ‘Uitfasering is een ander woord voor beëindiging van de hulp. En daar zijn wij als PVV natuurlijk voor.’, aldus woordvoerder Johan Driessen.

Strategisch debuut Jeroen de Lange

Voor Jeroen de Lange, de kersverse woordvoerder Internationale Samenwerking, was het zijn debuut. Jaren geleden zat hij als ambtenaar van Buitenlandse Zaken aan de linkerkant van de tafel, dit keer kon hij zijn oud-collega’s vanaf de rechterkant begroeten. Na afloop vertelde De Lange Vice Versa dat hij in zijn eerste debat eerst wilde ‘aftasten’: het leek hem niet verstandig om de staatssecretaris tegen zich in het harnas te jagen door te heftig van start te gaan. ‘Ik ben tenslotte twaalf jaar diplomaat geweest’, aldus de PvdA’er.

Een halfjaarlijkse terugkoppeling aan de Kamer over de voortgang van de uitfasering was voor De Lange de belangrijkste inzet van het debat. Het speet hem dan ook dat hij op dit punt geen toezegging kreeg, en ook geen bijval van de andere Kamerleden. Tegenover Vice Versa maakte hij Ben Knapen wel een compliment omdat de staatssecretaris erg nauwkeurig was met het beantwoorden van vragen. In het volgende debat is de nieuwe woordvoerder van de PvdA van plan om met meer cijfers en meer concrete vragen te moeten komen om ‘zoveel mogelijk gedaan te krijgen’.  Zal De Lange de volgende keer voor meer vuurwerk zorgen in het Kamerdebat?

Auteur
Anne Manschot

Datum:
03 februari 2012