
‘NON-paper, Nergens Over Nagedacht?’
Jack van Ham neemt geen blad voor de mond in zijn reactie op het non-paper van staatssecretaris Ben Knapen. Volgens de voormalig topman van ICCO en het Rode Kruis is het ‘een niks en een leeg stukje papier’ dat ‘de meest teleurstellende bijdrage aan het debat is’. De trends die Knapen schetst zijn volgens Van Ham inmiddels door de tijd achterhaald en onderdeel van de dagelijkse werkelijkheid. ‘Daar moet je geen vragen over stellen, maar met inspirerende ideeën over komen.’ Zelf zet Van Ham een aantal ideeën op een rij.
Ik heb nooit zo goed begrepen wat een non-paper eigenlijk was. Tot voor kort klonk het mij nogal mysterieus in de oren en daarom was ik ook niet bereid het uit te zoeken. Sommige dingen moeten raadselachtig blijven, vind ik. Ze maken het leven wat aangenamer.
Nu weet ik het ineens en ik ben de staatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking daar niet dankbaar voor. Een non-paper blijkt in dit geval gewoon letterlijk wat er staat. Een niks, een leeg, een lullig stukje papier. Volgens Google: ‘Een niet officiële presentatie van (overheids) beleid.’ Of: NON-paper, Nergens Over Nagedacht?
Velletje
We hadden meer van de staatssecretaris mogen verwachten nadat hij maanden de spanning opvoer en beloofde te komen met een bijdrage aan de discussie over de toekomst van ontwikkelingssamenwerking en met name de rol van het maatschappelijk middenveld. In ieder geval wat meer dan een velletje vragen over zaken die hij de afgelopen maanden zelf tot ‘het Nederlandse ontwikkelingsbeleid’ heeft bestempeld?
Op basis van het WRR-document ‘Minder pretentie, meer ambitie’ worden door de staatssecretaris mogelijke speerpunten van toekomstig beleid genoemd. Het document was aanvankelijk nog een relatief coherent geheel van focus, kennis en samenwerking met maatschappelijke organisaties.
“Minder”
De nieuwe staatssecretaris sloopte de samenhang er snel uit en “minder” werd de verbindende term. Het bedrijfsleven werd de panacee voor zo ongeveer alle ontwikkelingsproblemen die we kennen. Morele verontwaardiging is uit, economie en eigenbelang zijn de toekomst voor internationale samenwerking.
Over de rol van het maatschappelijk middenveld zou een open toekomstdebat worden gevoerd. Dit nadat de eerste sloopronde in de vorm van MFS-2 was voltooid. Dat debat gaat via de door de staatssecretaris waargenomen “trends” volgens het non-paper.
Dit stukje van het non-paper is de meest teleurstellende bijdrage aan het debat. De staatssecretaris noemt de speerpunten die hij zelf heeft gekozen voor het uitvoeren van zijn huidige beleid plotseling “trends”. Met andere woorden: wat hij vindt, is ook gelijk een maatschappelijke ontwikkeling, een trend. Nu past dat heel goed in de meningen en opvattingen van de politiek anno 2012, maar als uitgangspunt voor een debat knelt het hier en daar bij mij.
Achterhaald
De trends: niet langer één op één, grotere diversiteit, opkomst zuidelijke ngo’s en afnemend vertrouwen, waren eind vorige eeuw nog “trends” te noemen. Ze zijn inmiddels door de tijd achterhaald en onderdeel van de dagelijkse werkelijkheid. Daar moet je geen vragen over stellen, maar met inspirerende ideeën over komen.
Of in deze ‘opwindende’ en inspirerende’ toekomst plaats is voor medefinanciering van ngo’s door de Nederlandse overheid is de enige van de vele vragen in dit non-paper die de staatssecretaris wel kan beantwoorden: ‘Medefinanciering zal na 2015 niet vanzelfsprekend meer zijn’. Dit staat dus los van de antwoorden die de rest van zijn vragen moet opleveren. Overigens vind ik het concept trends en vragen stellen een leuke methodiek voor het op gang brengen van een goed debat.
Daarom tot slot een paar relevante ‘trends’ (zÓÓ 2012) en een paar vragen van mijn kant:
– Armoede en armoedebestrijding is in toenemende mate geen kwestie van rijk en arm tussen landen, maar van armoede van bevolkingsgroepen wereldwijd. In zowel rijke als midden en arme landen. Onze comfortzone lijkt voorbij. Welke consequenties heeft dat voor het beleid in ontwikkelingssamenwerking of internationale samenwerking?
– In veel ontwikkelingslanden, maar ook voormalige, wordt de bewegingsvrijheid van ngo’s in toenemende mate beperkt omdat zij te kritisch zijn naar zittende overheden. Hoe creëren we een mogelijkheid om verbinding aan te brengen tussen maatschappelijke bewegingen “hier en daar” om politieke vrijheden te bevorderen?
– Mainstream ontwikkelingssamenwerking maakt veel te weinig gebruik van social media ten behoeve van verbetering van de positie van gemarginaliseerden. Kan Nederland een bijdrage leveren aan uitbereiding van de mogelijkheden tot toegang om hiermee ontwikkeling te stimuleren?
– In veel ontwikkelingslanden, maar ook voormalige, is de bestuurlijke en economische capaciteit enorm toegenomen. Hoe kunnen we deze capaciteit inzetten om een adequaat Nederlands Internationaal beleid vorm te geven?
– 1% van de gezinnen wereldwijd bezit 39% van de globale rijkdom (bron: Boston Consultancy Group, 2012). Hoe komt het dat morele verontwaardiging geleidelijk van de Nederlandse ontwikkelingsagenda verdwijnt terwijl er meer dan voldoende aanleiding voor lijkt te zijn?
– Commerciële banken en financiële instellingen hebben in negatieve zin de afgelopen jaren meer impact gehad op wereldwijde ontwikkelingen dan 40 jaar ontwikkelingssamenwerking in positieve zin. Wat moet, kan en zal de internationale ontwikkelingsindustrie(!) ondernemen om dit tij mee te keren?
Medefinanciering is na 2015 misschien niet meer vanzelfsprekend, maar absoluut gewenst voor een land dat zo is voorgegaan in mondiale ontwikkeling en steun aan niet-gouvernementele initiatieven.
Maar ja, zoals MFS in 2015 niet vanzelfsprekend is, is dit kabinet dat ook niet.
Pff. Dat lucht op.