
Noodhulp zonder ethische grenzen?
In november vorig jaar publiceerde Artsen zonder Grenzen een kritische zelfstudie in de vorm van het boek ‘Humanitarian Negotiations Revealed’. De centrale vraag die de organisatie stelt is: wat is een acceptabel compromis om hulp te kunnen verlenen aan mensen die hulp hard nodig hebben? Met verschillende casestudies stimuleren zij een open discussie. Meteen na de publicatie viel de publiciteit in Nederland wat tegen. Maar bij een debat afgelopen donderdag in het Humanity House zat de zaal propvol.
De Genève zaal van het Humanity House zat afgelopen donderdag afgeladen vol. Blijkbaar is er veel belangstelling voor een debat over de ‘duivelse dilemma’s’ waar ngo’s als Artsen zonder Grenzen (AzG) soms voor komen te staan wanneer zij humanitaire hulp willen bieden. De zelfstudie ‘Humanitarian Negotiations Revealed’ komt volgens debatleidster Marcia Luyten, voort uit een veranderende houding tegenover hulp. Humanitaire hulp is niet langer moreel onaantastbaar en vanzelfsprekend. De humanitaire ruimte krimpt. Om toegang te krijgen tot zieken en gewonden moet AzG soms eigen principes overboord gooien. Maar waar trek je de grens?
De avond is dan ook, zegt Luyten, bedoeld om over onder meer deze vraag te discussiëren. Zij nodigt de aanwezigen in de zaal, waaronder Linda Polman, schrijfster van ‘de crisiscaravaan’, algemeen directeur van het Rode Kruis Cees Breederveld en woordvoerder internationale samenwerking van de PvdA, Jeroen de Lange, uit om hardop mee te denken over de keuze tussen ‘a blurred right and a just as blurred wrong.’
Vervaagde grenzen
Om de studie en de motivatie erachter verder toe te lichten nemen eerst de directeur van AzG, Arjan Hehenkamp en een van de schrijvers van het boek, Fabrice Weissman, het woord.
Hehenkamp vertelt dat er intern bij AzG veel discussie is naar aanleiding van situaties waarin de organisatie moest worstelen en soms zelfs faalde om haar doelen te bereiken. Het boek is een direct product, zegt hij, van de behoefte om de realiteit van die situaties te tonen aan het grote publiek. Als hypothese voor de discussie stelt hij: ‘Concessies en compromissen moeten niet tegen elke prijs worden vermeden.’ Dat zijn namelijk vaak de enige manieren om op plekken te werken waar men er het ergst aan toe is, aldus Hehenkamp.
Weissman legt uit dat sinds de internationale interventie in Kosovo en helemaal na 11 september 2001 de grens tussen politieke interventie en humanitaire hulp is vervaagd. Voor lokale overheden is het bijna onmogelijk om de twee te onderscheiden. Het is daarom volgens Weissman naïef om te denken dat je humanitaire ruimte kan herwinnen door jezelf uit te roepen tot enige echte humanitaire organisatie. In de realiteit wordt een organisatie getolereerd op basis van de mate waarin zij zich aanpast aan de heersende macht. In een dergelijke situatie moeten organisaties als AzG zich, stelt de schrijver, constant afvragen wie ze precies helpen.
Vraag
Deze vraag was bijvoorbeeld van belang in Libië, waar AzG onlangs haar werk in de gevangenissen van Misrata opschortte. Het werd duidelijk dat de gevangenen buiten de gevangenis werden gemarteld. AzG eiste herhaaldelijk dat dit werd stopgezet, maar tevergeefs. Een groep gevangenen werd zelfs medische hulp ontzegd. Daarnaast trachtte het regime om de aanwezigheid van AzG te misbruiken door artsen te vragen gevangenen op te lappen tussen ‘ondervragingen’ door. Toen er geen reactie kwam op een officiële brief die de organisatie stuurde naar de Militaire Raad van Misrata en het martelen gewoon doorging, besloot AzG te vertrekken. De grens tussen slachtoffers helpen en de onderdrukker faciliteren was hier duidelijk overschreden.
Diezelfde grens is vaak erg onduidelijk. In het boek is te lezen dat de Al Shahaab groepering in Somalië van elke internationale hulporganisatie die het land nog niet is uitgezet, een halfjaarlijkse belasting eist van twintigduizend dollar. Daarnaast moet voor elk project tienduizend dollar ‘registratiekosten’ worden betaald en worden Somalische werknemers gedwongen vijf procent van hun salaris af te dragen. Daarnaast moet AzG betalen voor het gebruik van vliegvelden. Maar omdat Al Shahaab het overgrote deel van het land beheerst ziet AzG hier de realiteit onder ogen. ‘Het is belangrijk dat AzG iedereen helpt, ongeacht hun loyaliteit,’ aldus de studie.
Maar drie vingers
Volgens Harm Botje, redacteur bij Vrij Nederland, is de AzG studie ‘het eerste weldoordachte antwoord op Linda Polman.’ Botje, uitgenodigd om de journalistieke kant van het verhaal te belichten, noemt de publicatie van het boek ‘heel dapper’. Daar is iedereen in de zaal het ogenschijnlijk mee eens. Het onderwerp is nog wel erg gevoelig. Dat blijkt als gespreksleidster Luyten zich tot het publiek keert voor input en vraagt ‘wie werkt er hier voor een ngo?’ Er gaan in de volle zaal na aandringen slechts drie twijfelende vingers omhoog. Een medewerker van Cordaid weet te melden dat het boek zeker reden was binnen zijn organisatie om de discussie aan te gaan. Zelf staan zij echter voor relatief weinig dilemma’s, omdat ze vooral met lokale partnerorganisaties werken.
Ook Linda Polman vindt het boek een dapper initiatief dat meer aandacht verdient. Het gebrek aan die aandacht wijt zij aan de journalistiek. Het boek is volgens haar te academisch voor het grote publiek. Omdat er weinig discussie is, zegt Polman, is het voor andere organisaties ook makkelijk stil te houden.
Roering
Vooral als Pieter Pekelharing, een filosoof aan de Universiteit van Amsterdam, een raamwerk probeert te geven voor de discussie ontstaat er roering in de zaal. Hij stelt dat er bepaalde principes zijn die je niet kan opgeven. Maar welke dan precies? Daar is men het niet over eens. Discussie over het verschil tussen autonomie en onafhankelijkheid maakt het vervolgens nog ingewikkelder. ‘Een pakt met de duivel is vergeeflijk, als je hem maar niet sterker maakt,’ stelt Pekelharing. Maar een medewerker van Greenpeace merkt op dat ‘op het moment dat je een pakt maakt met de duivel je er donder op kan zeggen dat hij je gebruikt en dus sterker wordt’.
Polman stelt, net als in haar boek, dat ngo’s het eens moeten worden over waar ze de grens trekken zodat ze niet tegen elkaar worden uitgespeeld. De zaal is het op zich met haar eens, maar wijst erop dat elke situatie anders is. Michiel Hofman, landencoördinator bij AzG, benadrukt dat er in conflictsituaties absoluut geen strijd is tussen ngo’s om slachtoffers, wel om geld. Bovendien, zegt hij teruggrijpend op het begin van de discussie, kan je als ngo niet aan de zijlijn gaan zitten klagen dat humanitaire ruimte kleiner wordt. ‘Als humanitaire organisatie moet je de schuld bij jezelf zoeken en er iets aan doen.’
Uiteindelijk is men het erover eens dat het debat opener en transparanter gevoerd moet worden. De avond wordt afgesloten met wijze woorden van Cees Breederveld: ‘goed doen kan ook veel kwaad doen’.
Het gehele boek is hier online beschikbaar.