
Geen kerstgevoel bij Doha onderhandelingen
Vandaag en morgen ontmoeten ministers uit de hele wereld elkaar in Genève bij de Wereldhandelorganisatie (WHO). Al sinds 2001 onderhandelen zij over een handelsregime dat goed is voor ontwikkelingslanden, de zogenaamde DOHA ronde. De kerstboodschap van naastenliefde klinkt uit de luidsprekers op vliegvelden en in hotels. Zullen de onderhandelaars die boodschap eindelijk eens op zichzelf betrekken? Zullen WHO directeur generaal Pascal Lamy en de onderhandaars van westerse landen, wetend dat er honger is in de wereld, eindelijk hun eis voor volledige vrijhandel inslikken? Ik hoop het, maar ik ben bang van niet.
Ontwikkelingslanden zijn allemaal een beetje anders. Het ene land produceert genoeg eten voor de eigen bevolking en de export. Een ander land exporteert grondstoffen en kan daarmee voedsel op de wereldmarkt kopen. Een derde land heeft geen van beiden.
Rijke landen, met de Verenigde Staten voorop, lijken nog steeds van mening, dat vrijhandel voor alles de oplossing is. Toevallig is die oplossing ook nog eens het meest aantrekkelijke voor die rijke landen. Ze krijgen dan vrije toegang voor westerse producten op markten van ontwikkelingslanden.
Ik begrijp niet dat zij anno 2011, terwijl de wereld zich geconfronteerd ziet met voedseltekorten, nog steeds alleen voor een korte termijn belang van grotere afzetmarkten gaan.
Hoge invoerrechten
Door de toename van de wereldbevolking wordt het steeds moeilijker om alle monden in de wereld te voeden. Arme, voedselimporterende landen kunnen de marktprijzen niet meer betalen. Er wordt wereldwijd genoeg eten verbouwd, maar boerenbedrijven in ontwikkelingslanden worden op hun eigen markt weggeconcurreerd door goedkope producten uit het Westen. Boeren in deze landen die voor de internationale markt produceren moeten de ruimte krijgen om hun producten daar ook te mogen afzetten, zonder geconfronteerd te worden met hele hoge invoerrechten.
Ontwikkelingseconomen zijn het ervoer eens; afbouw van handelsverstorende subsidies, het recht voor ontwikkelingslanden de eigen markt te beschermen en de opbouw van duurzame productieketens is nodig om boerenbedrijven in ontwikkelingslanden een stevigere basis te geven. Dan komen regeringen van arme landen niet in de verleiding om grote arealen landbouwgrond te verkopen aan buitenlandse mogendheden, die er gewassen voor biobrandstoffen opzetten.
Enkele reis
Ik weet dat het roepen in de woestijn is, maar WHO regels zouden houvast moeten geven voor duurzame handel in, tussen en met ontwikkelingslanden. Handel die voedselproductie in arme landen stimuleert in plaats van afremt. Het is onvoorstelbaar dat de Westerse onderhandelaars al tien jaar zulk onverantwoordelijk gedrag vertonen.
Als zij de kerstboodschap niet begrijpen, als zij opnieuw de kans op eerlijke wereldhandelsverdragen laten schieten, dan kunnen ze wat mij betreft vanuit Genève een enkele reis naar huis boeken en niet meer terug komen. Laat dan de verantwoordelijkheid voor eerlijk delen in de wereld maar aan een nieuwe generatie over!
Judith Sargentini, Europarlementariër voor GroenLinks