
Sector verdeeld over rol ngo’s
Afgelopen woensdagavond kwam de ontwikkelingssector in Den Haag bijeen, onder leiding van Lau Schulpen, om te debatteren over de toekomst van de Nederlandse ngo’s. Ondanks de saamhorigheid in de sector, zijn de zwaargewichten van het maatschappelijk middenveld het duidelijk niet met elkaar eens. ‘Laat het een hete winter worden.’, stelde Schulpen.
Het past allemaal maar net. Het maatschappelijk middenveld van de Nederlandse ontwikkelingssector heeft zich verzameld in een zaal van het Haagse Humanity House, dat steeds meer uit begint te puilen. Terwijl er druk naar elkaar wordt gezwaaid vanaf de smalle houten bankjes, wordt er intensief genetwerkt en getwitterd. Hoewel de familiaire sfeer de avond domineert, benadrukt het debat de inhoudelijke tegenstellingen van de verschillende ngo’s. ‘Het is geen klef gedoe’, constateert topambtenaar Bram van Ojik, ‘Knapen zal blij zijn.’
Ideologie versus Pragmatisme
Deze inhoudelijke verdeeldheid is in feite een uitdrukking van twee verschillende discussies. Enerzijds, de pragmatische gedachtewisseling over de financiering en toekomstige werkwijze van ngo’s. Met Allert van den Ham (SNV) en René Grotenhuis (Cordaid) als aanvoerders, stuurt deze discussie aan op een dialoog over onder andere de bedrijfsmatige aanpak binnen het maatschappelijk middenveld. Ofwel, om het buzzword te gebruiken, sociaal ondernemerschap.
Grotenhuis waarschuwt bovendien voor ‘de tobbers in een wereld waar al zoveel tobbers zijn. We moeten minder ideologisch kijken, en meer denken in kansen.’ In zijn onlangs gepubliceerde notitie pleit hij daarom voor onder andere het invoeren van business units. Ook SNV, die de komende jaren aanzienlijk minder overheidssubsidie krijgt, voert het debat vanuit een pragmatisch oogpunt. ‘Het is eigenlijk wel een gezonde ontwikkeling. We zullen veel bedrijfsmatiger gaan denken, want onze toekomstige financiering is afhankelijk van de kwaliteit van ons werk’, aldus Van den Ham.
Naast de pragmatische discussie, komt ook een ideologisch debat op gang. Dit sluit aan bij het bezwaar van verschillende ngo’s dat er te veel over ‘knaken’ wordt gepraat, in plaats van inhoud en visie. Zo betoogt onder andere Jan Gruiters (IKV Pax Christi), in tegenstelling tot Grotenhuis, dat er juist niet voldoende aandacht is voor ideologie. ‘We moeten onze waarden weer oppoetsen en juist niet te veel op het bedrijfsleven proberen te lijken.’
Ook Manuela Monteiro (Hivos) verkondigt, naast haar onomstotelijke geloof in MFS-3, de noodzaak voor een meer ideologische discussie over de betekenis van ontwikkelingssamenwerking. ‘Ik zie een gebrek aan ideologie, we moeten niet alles tot een marktwaarde reduceren’, meent de Hivos-directrice.
Rolverdeling
‘Ben je als ngo een watchdog, of ben je juist een partner van de overheid?’ Met deze vraag benoemt Gruiters precies het dilemma over de verschillende rollen van maatschappelijke organisaties en de overheid. Midden in een schuldencrisis en met een overheid die verlamd wordt door steeds minder middelen, wordt gesproken over een ‘disfunctionele overheid’. Veel ngo’s zijn afhankelijk van geld, iets wat er steeds minder is. ‘Kun je nog wel kritisch zijn als ngo als je zo afhankelijk bent?’, vraagt Frank van der Linde, sidekick en oud-directeur van Fairfood, zich af.
Er bestaat verdeeldheid binnen de sector over de rol van ngo’s en de overheid. Monteiro pleitte in een interview met Vice Versa eerder voor een nieuw bondgenootschap met de Nederlandse overheid. Gruiters ziet een spel tussen het maatschappelijk middenveld en de overheid, waarbij ngo’s zowel waakhond als partner zijn. Grotenhuis stelt daarentegen dat ‘de overheid een steeds grotere broek aan heeft getrokken, die zij niet kan waarmaken’. Kun je als partner ook waakhond zijn? Of moeten ontwikkelingsorganisaties helemaal los komen te staan van de overheid?
Wat in ieder geval duidelijk wordt tijdens het debat, is dat ngo’s terug moeten keren naar de maatschappij. ‘We moeten niet geld, maar burgers mobiliseren’, vindt Gruiters. ‘Momenteel is er sprake van een verstatelijking van ngo’s. We moeten dus terug naar de samenleving.’
Een zorg vanuit de sector is dat het vertrouwen van de Nederlandse burger in zowel de overheid als in de maatschappelijke organisaties afneemt. En dat terwijl ngo’s legitimiteit ontlenen aan en voortkomen uit de maatschappij.
Maar burgers mobiliseren blijkt steeds lastiger te worden door het ontbreken van antwoorden op zeer complexe vraagstukken. Hoe wordt legitimiteit dan bepaald? Moet een ngo een grote achterban hebben of bepaalt de overheid de relevantie van organisaties door middel van subsidieverstrekking? ‘We kunnen niet allemaal 400.000 donateurs hebben, maar dat betekent niet dat we niet relevant zijn,’ meent Danielle Hirsch (Both Ends).
Toekomst
Naast het maatschappelijk middenveld krijgt ook het ministerie van Buitenlandse Zaken het woord. Bram van Ojik presenteert gedeeltes uit het non-paper van staatssecretaris Knapen. Van Ojik roept het maatschappelijk middenveld op zich openlijk uit te spreken, en zegt dat ook de staatssecretaris zich in de discussies zal mengen. ‘We moeten onze ervaringen delen en met inachtneming van de verschillen van elkaar leren.’
Het is een interessante avond, maar bovenal: het vraagt om meer. Want vooralsnog blijft de toekomst van de Nederlandse ngo in het duister gehuld. Hoe denkt het maatschappelijke middenveld over Gruiters idee om meer te specialiseren? ‘Organisaties lijken op kerstbomen, er komen steeds meer nieuwe ballen bij.’ Hoe gaat het verder met MFS-3? Zijn er behalve Monteiro en Van Ojik nog meer aanhangers voor het stelsel? Blijft de 0,7 procentnorm overeind? Hoe zit het met de Zuidelijke ngo’s?
Discussieer mee!