Secretaris-generaal ACS landen: ‘Wat westerse landen met de rechterhand geven, wordt met de linkerhand teruggenomen’

Twee weken geleden werd er tijdens een driedaagse conferentie in het Zuid Koreaanse Busan over de effectiviteit van de hulp gesproken. Vandaag vinden in Geneve onderhandelingen plaats van de Wereld Handels Organisatie (WHO). In Busan sprak Vice Versa met Mohamed Ibn Chambas, secretaris-generaal van de ACS landen (Afrika bezuiden de Sahara, het Caribische gebied en de Stille Oceaan) over de hulpconferentie in Busan, de opkomst van China en de tegenstellingen tussen hulp- en handelspolitiek. ‘We hebben het over effectiviteit van de hulp, maar tegelijkertijd wordt het ontwikkelingslanden heel moeilijk gemaakt vanwege oneerlijke handelsmaatregelen.’

Denkt u dat Busan een stap vooruit heeft gezet in de hulpeffectiviteit?

‘Dat is wel de verwachting. We kunnen niet van conferentie naar conferentie gaan om dezelfde onderwerpen te herhalen. Nu moeten we beloftes die hier zijn gemaakt, ook daadwerkelijk uitvoeren. De volgende keer zal er een evaluatie moeten komen en zal duidelijk worden wat we anders hebben gedaan. Hebben donoren hun hulp beter aangesloten bij nationale programma’s? Hoe effectief is de coördinatie? Tot op welke hoogte is er eigenaarschap en wederzijdse verantwoording? Dit soort vragen zullen moeten worden gesteld.’

Sommige mensen zeggen dat het Busan slotverklaring te zwak is. Deelt u dat gevoel?

‘Er zal nooit een perfect document komen. Er heerst een gevoel dat de taal niet bindend genoeg is. Maar zelfs al heb je een sterker document, dan is het uiteindelijk toch de uitvoering waar het op aan komt. Je kunt wel eindeloos debatteren over bewoordingen en paragrafen, maar het zijn uiteindelijk de intenties van regeringen en de resultaten in het veld die tellen.’

In het statement van de ACS landen, staat dat donoren in het bijzonder er niet in zijn geslaagd om de Parijs en Accra principes te implementeren, bijvoorbeeld op het gebied van aansluiting bij nationale beleidsprioriteiten, en eigenaarschap. Waarom is dat zo belangrijk dat ze dat wel doen?

‘Veel van de ACS landen zijn lage inkomens landen, kleine eilanden en fragiele staten. Per definitie worden deze landen beperkt door hun capaciteit. Voor hen is het heel moeilijk om al die partners en programma’s te managen, vooral als deze niet gesitueerd zijn in hun nationale ontwikkelingsplannen en context. Het is dus van groot belang dat de principes van eigenaarschap en aansluiting bij de nationale context serieus worden genomen.’

Kunt u een voorbeeld geven?

‘Neem het voorbeeld van Tuvalu. Het is een arm land met minder dan een miljoen inwoners. Het heeft een klein ministerie dat verantwoordelijk is voor ontwikkelingshulp. Er zijn zo veel partners, en de Tuvaluaanse ambtenaren moeten zoveel verschillende rapporten schrijven, dat het ministerie van Financiën en Planning het hele jaar bezig is alleen al om alle rapporten te schrijven. Waar moet dan de tijd en capaciteit vandaan gehaald worden om al die mooie ontwikkelingsprogramma’s te implementeren? Ook fragiele staten hebben serieuze capaciteitsproblemen. Je kunt niet voortdurend uitvoerige procedures en zware eisen aan hen opleggen. Maar daar wordt door donoren niet altijd rekening mee gehouden.’

Is het u in Busan gelukt om dat goed uit te leggen?

‘Een forum zoals dit is een goede plaats om dit soort onderwerpen te adresseren. Iedereen erkent het belang van nationaal eigenaarschap, aansluiting en betere coördinatie – op internationaal, nationaal niveau en zelfs op lokaal niveau. De grote test nu is om het daadwerkelijk op te volgen. Iedereen kan wel zeggen dat coördinatie belangrijk is – tot op het moment dat je begint – en dan worden er opeens bezwaren gemaakt.’

Wat voor bezwaren?

‘Sommige noemen nationale wetgeving, procedures, anderen parlementaire controle…’

Wat zou verbeterd kunnen worden aan de zijde van partnerlanden?

‘Verantwoording afleggen tegenover de bevolking is een belangrijke kwestie, evenals transparantie en het investeren in prioritaire sectoren zoals onderwijs, gezondheidszorg en capaciteitsontwikkeling. Ook moeten ontwikkelingslanden sterke instituties op gaan bouwen. Ze moeten zich daarnaast realiseren dat de ontwikkeling van hun land afhangt van wat de bevolking doet. Ontwikkelingslanden moeten hun mensen de leiding laten nemen over het proces, hen trainen, en hen onderwijs geven.’

Wat vindt u van Zuid Zuid samenwerking? Is dat de volgende belofte voor ontwikkelingssamenwerking?

‘We waarderen Zuid Zuid samenwerking. Het is een waardevolle toevoeging op traditionele Noord Zuid verhoudingen – het is geen of/of verhaal, maar Noord Zuid en Zuid Zuid samenwerking is complementair aan elkaar. Landen kunnen hierdoor veel van elkaar leren. Neem Zuid Korea: ze hebben zich de laatste vijftig jaar heel sterk ontwikkeld. Ooit waren ze een hulpontvanger en vandaag de dag, zijn ze een donor. Daardoor realiseren we ons dat het kan. Dat werkt inspirerend.’

Hoe ziet u de rol van China?

‘De hele wereld ziet China als een volgend wonder. Het is nu een van de belangrijkste economische spelers wereldwijd en cruciaal voor de economische overlevingskansen in het Noorden. In ontwikkelingslanden heeft het land een heel belangrijke rol gespeeld om de infrastructuur op poten te zetten, zoals havens, wegens en telecom netwerken. Desalniettemin, denk ik dat hun rol overdreven wordt. De Europese Unie blijft nog steeds de belangrijkste partner voor ACP landen. China’s handel met Afrika bedraagt 100 miljard dollar, hetgeen net meer dan 10 % van hun handel is, en China’s investeringen in Afrika bedragen slechts 4 % van hun buitenlandse investeringen. De cijfers zijn niet zo overweldigend.’

Waarom praat iedereen er dan over?

‘Ze zien het als iets nieuws. China’s economische impact in Afrika is nieuw, en dat trekt de aandacht.’

Vindt u dat China zich moeten scharen achter de Parijs en Accra principes?

‘China heeft een samenwerkingsverband met Afrika en veel van de ACS landen. Het zou natuurlijk goed zijn als het in de hulpeffectiviteit beweging mee zou doen. Maar veel van de Chinese investeringen zijn niet noodzakelijkerwijs in hulp. Dus is het een ander raamwerk.’

Het discours van vandaag de dag is dat hulp slechts een kleine rol speelt in ontwikkeling. Hoe zou een ‘post-millenniumdoelstellingen raamwerk’ er volgens u uit moeten komen te zien?

‘De nadruk zou op productie moeten komen te liggen, meer handel, betere regeringsinstituties en een uitbreiding van landbouw en de agro-industrie. Ook moeten we gendergelijkheid blijven benadrukken, omdat het zo een cross cutting issue is.’

In Busan wordt er veel gepraat als hulp als ‘katalysator’ voor ontwikkeling. Hoe ziet u dat?

‘Hulp moet een land in een situatie brengen waar er geen hulp meer nodig is. Ontwikkelingslanden moeten goede strategieën bedenken hoe ze het geld dat ze krijgen, optimaal kunnen benutten. Hulp kan daarbij helpen, door hun capaciteit op te bouwen.’

U noemt ook handel als iets belangrijks. Wat zouden donoren moeten verbeteren in hun handelsbeleid?

‘Dat argument werd het beste verwoord door president Meles Zenawi uit Ethiopië. Soms hebben we het gevoel dat wat met de rechterhand gegeven wordt, met de linkerhand terug wordt gepakt. We hebben het over effectiviteit van de hulp, maar tegelijkertijd wordt het ontwikkelingslanden heel moeilijk gemaakt vanwege oneerlijke handelsmaatregelen. Daardoor wordt het voor Afrikaanse landen moeilijk om toegang tot markten te krijgen. Het Aziatische voorbeeld leert ons dat exportgeleide groei de meest effectieve en duurzame manier om armoede te bestrijden. Als Afrika armoede wil bestrijden op een duurzame manier, dan moeten we onze economieën laten groeien, meer handelen onderling, en beter geïntegreerd raken in wereldwijde markten. Daarom moeten we daadwerkelijke vooruitgang zien te boeken in de WHO onderhandelingen en binnen de EU met de EPA’s. We moeten niet blijven hameren op vrijhandel en wederkerigheid, als we weten dat het Noorden en Zuiden niet gelijk zijn. We willen dat traditionele partners zoals Europa ook investeren in onze landen en tarifaire en non-tarifaire barrières verwijderen. Dat is in ons wederzijds voordeel.’

Het lijkt er niet op dat de EU echt werkt maakt met haar handelspolitiek.

‘Dat is de crux van de onderhandelingen. We zien geen vooruitgang in de Doha-onderhandelingsrondes. Nu krijgen we ultimatums op ons dak. Maar waar blijft dan de samenwerking? We moeten flexibel zijn, aan beide kanten, om tot een concept te komen dat voor ons beide voordelig is. We moeten gelijkwaardige verandering zien. Ik denk dat dat zal helpen om de financiële crisis te boven te komen, als bijvoorbeeld de huidige groei in Afrika gehandhaafd blijft.’

Bent u positief gestemd dat er voor ontwikkelingslanden iets ten goede zal veranderen de komende tijd?

‘Laten we hopen dat met de voortdurende economische crisis, de voedselcrisis die nog niet over is, en de klimaatcrisis we ons realiseren dat het niet business as usual moet zijn. Laten we ook hopen dat de crisis niet leidt tot een naar binnen gerichte houding. Dat zou een verkeerde benadering zijn.’

Ziet u dat dan gebeuren?

‘Er is een verleiding om muren te bouwen wanneer er crisis is. Dat zou echter een counterintuïtieve houding zijn. We moeten de crisis aangrijpen als een gelegenheid om partnerschappen te versterken. En ons realiseren dat als er groei is in ontwikkelingslanden, dat betekent dat er markten zijn voor ontwikkelde landen. Investeringen in ontwikkelingslanden kunnen een grote stimulans zijn voor economische groei in het Noorden. ’

Auteur
Selma Zijlstra

Datum:
16 december 2011