
VVD congres ontwikkelingssamenwerking: 0,7 procent handhaven
Morgen vindt het grote congres van de VVD plaats. Tabitha Gerrets en Rob Wildschut bezochten op 19 november een VVD-congres over ontwikkelingssamenwerking om alvast de stemming te peilen over hoe de achterban over dit onderwerp denkt. Opmerkelijk: de deelnemers waren eensgezind over handhaving van 0,7 procent. Dat levert ons land goodwill op en is dus ook in ons eigenbelang.
Door Tabitha Gerrets en Rob Wildschut
Zaterdag 19 november j.l. bezochten ondergetekenden het VVD symposium getiteld ‘Helpt Hulp?. Twee ontwikkelingswerkers te midden van zo’n 70 ondernemers en een paar politici. Een beetje vreemde eenden in de bijt, maar het was weer eens wat anders dachten we.
Toegegeven, ietwat bevooroordeeld waren we wel. Vooroordelen die bevestigd leken te worden door dagvoorzitter Arend-Jan Boekestijn, die de wereld overzichtelijk trachtte te maken door te blijven spreken over rechts versus links, en liberalen versus sociaal- democraten. Maar zelfs hij moest zo af en toe z’n toevlucht nemen tot een ‘…en zelfs links vindt…’. Bovendien knikte hij instemmend bij de eerste spreker, Eurocommissaris voor Ontwikkeling Andris Piebalgs. ‘Aha’, knikten ook wij elkaar toe, het valt eigenlijk dus wel mee. Piebalgs’ verhaal was namelijk links noch rechts. En al was zijn Engels wellicht niet voor iedereen even toegankelijk, hij was wel erg positief over de Nederlandse bijdrage en inspanningen op het gebied van ontwikkelingshulp.
Geen slechte start dus. Wat werd er verder zoal besproken? En waar zal de VVD de komende tijd voor pleiten bij de heer Knapen?
Standpunten VVD
Ingrid de Caluwé, VVD woordvoerder voor ontwikkelingssamenwerking, verwoordde de VVD standpunten glashelder: ‘Het kan efficiënter en dus goedkoper.’ Hoe? Door het bedrijfsleven als motor voor ontwikkeling in te zetten. ‘Geen aid maar trade.’ Een voor de hand liggende oneliner die we vast nog vaker gaan horen van mevrouw De Caluwé.
Ontwikkelingshulp kan altijd nóg efficiënter uitgevoerd worden. Paul Verschuren, oud directeur van Unilever, relativeerde dit echter als volgt: In een bedrijf wordt de weg doorgaans door één CEO uitgestippeld, maar in de ontwikkelingspolitiek ligt dat wat gecompliceerder. Met 150 CEO’s is het lastiger efficiënt te zijn. Een doordenker, vonden we.
Er zijn echter nog wat zaken die een betere vorm van ontwikkelingshulp in de weg zitten, waaronder de ODA (Official Development Assistance) criteria. Ontwikkelingshulp wordt vooralsnog vooral in de vorm van giften gegeven, terwijl de VVD een groter voorstander van leningen is. Voor het belang van eigen bijdrages valt uiteraard wat te zeggen. Boekestijn maakte dan ook bijna een sprongetje van plezier toen Piebalgs verklaarde binnen de EU te lobbyen voor een aanpassing van deze criteria, de weg plaveiend voor ‘soft loans.’
Over (EU) ‘budget support’ was men minder onverdeeld enthousiast. Vooral als corrupte regimes aan de ontvangende kant zitten. Toch was het antwoord van de Eurocommissaris op het argument van de oncontroleerbaarheid van deze uitgaven, verbluffend van eenvoud: ‘We betalen tegenwoordig gewoon achteraf.’
Een gebalanceerde discussie
Natuurlijk, de onvermijdelijke vis versus de hengel, de teloor gegane expertise op de ambassades en het hergebruik van de term ‘samenwerking’ in plaats van ‘hulp’, kwamen allemaal aan bod. De hoofdrolspeler in de discussie was echter, weinig verrassend, het bedrijfsleven. En over het belang van het bedrijfsleven voor economische ontwikkeling waren eigenlijk alle sprekers het eens. Waar wel verschil van mening over bestond was de grootte van dat belang voor meer algemene ontwikkeling en de volgorde van belangrijkheid.
Drie opinies voerden de boventoon. Allereerst was er kamp A dat er heilig van overtuigd is dat het stimuleren van economische bedrijvigheid automatisch sociale en politieke ontwikkeling tot gevolg heeft (o.a. wetenschapper Wiet Jansen, Boekestijn en De Caluwé). Kamp B stelde dit causale verband ter discussie en beargumenteerde dat er eerst goed bestuur nodig is, voordat het bedrijfsleven überhaupt kan opereren (o.a. Louise van Schaik, senior research fellow Clingendael en Paul Verschuren). Kamp C tenslotte, pleitte voor een meer bipolaire aanpak: het stimuleren van zowel goed bestuur als het bedrijfsleven (o.a. Piebalgs en Paul Engel, directeur van het European Centre for Development Policy Management in Maastricht).
Over de handhaving van de 0,7% norm was men verrassend eensgezind. Ontwikkelingshulp wordt deels gedreven door een sterke politieke agenda. Het heeft Nederland wereldwijd veel goodwill opgeleverd en geeft ons een vinger in de pap van de internationale arena. Een politieke agenda die niet zomaar van de baan geveegd moet en kan worden dus, zoals beaamd werd door Piebalgs, Van Schaik, Engel, Boekestijn en De Caluwé.
Alle sprekers waren daarnaast voorstander van een grotere coördinerende rol van de EC (Europese Commissie). De voornaamste reden? Het scheelt een boel geld. Naar berekening van Piebalgs zou dit de EU 5 miljard euro kunnen besparen. Dit moet zelfs de PVV goed in de oren klinken in tijden van crisis en bezuiniging. Maar wederom bestond er verschil van mening over de grootte van die coördinerende rol. Piebalgs, Van Schaik en Engel pleitten voor een sterke EU die als een eenheid opereert en zo enig tegenwicht kan bieden aan opkomende economische machten zoals China. Janssen, De Caluwé en Boekestijn reageerden eerder behoudend. Prima om meer aan de EU over te laten, mits ze de Nederlandse agenda maar volgen. Je kunt je natuurlijk afvragen hoe groot de kans van slagen is als alle Europese landen deze instelling hebben.
Rol voor Civil Society
Ging het eigenlijk ook nog over NGO’s, het zogenaamde civilaterale kanaal? Jazeker. De discussie dreigde zich te vernauwen tot stereotypen en generalisaties – toen Janssen en De Caluwé het over ‘waterputten’ en ‘scholen bouwen’ gingen hebben – maar werd gelukkig weer op niveau getrokken door Engel. Engel pleitte voor een gedifferentieerd ontwikkelingsbeleid. En wie hebben daar al tientallen jaren ervaring in? Juist, NGO’s. Die werken al jaren samen met het MKB in ontwikkelingslanden. Hun ervaring en netwerk ter plaatse is van onschatbare waarde. Het laten doodbloeden van het civilaterale kanaal zou volgens Engel enorme kapitaalvernietiging zijn.
Zelfs De Caluwé bleek niet geheel ongevoelig voor dit argument. Voor ze het wist opperde zij een samenwerking tussen het civilaterale kanaal en het bedrijfsleven. Met name in landen waar bilaterale hulp faalt (bijvoorbeeld in geval van corrupte overheden).
Conclusies
Ontwikkelingshulp leidt niet automatisch tot economische groei. Maar economische groei leidt niet automatisch tot sociale en politieke ontwikkeling. Over de exacte samenstelling van de ideale ontwikkelingscocktail bestaan verschillen van mening. Uit de conferentie zou je echter wel kunnen concluderen dat afschaffing geen optie is, maar er wel meerdere ingrediënten voor nodig zijn. Ingrediënten in de vorm van een multilateraal-, bilateraal- en civilateraal kanaal, èn het bedrijfsleven. En zoals we eensgezinds concludeerden bij de afsluitende borrel: we moeten meer naar elkaar luisteren, want we kunnen zoveel van elkaar leren. Zo zie je maar.
Tabitha Gerrets werkt bij Hivos en is initiator en coördinator van ID-Leaks, een actiegroep die zich inzet voor het positief beïnvloeden van de publieke opinie over OS. Rob Wildschut is al ruim 30 jaar werkzaam in de ontwikkelingssector, en heeft gewerkt bij o.a. SNV, de VN, Warchild en Hivos. Zij schreven dit artikel op persoonlijke titel.