Bas de Gaay Fortman: ‘Wakker worden a.u.b.’

Bas de Gaay Fortman, emeritus hoogleraar mensenrechten aan de Universiteit Utrecht pleit voor een ander frame als het om mensenrechten gaat. In plaats van de gebruikelijke focus op abstracte rechten en verdragen, neemt hij de aantasting van menselijke waardigheid tot uitgangspunt.

Door Bart Scheffers (politicoloog)

Augustus 2011. De media staan bol van verhalen over de Londense rellen die Groot-Brittannië sinds kort in haar greep houden. Al snel komen er tussen de verschillende berichten ook verklaringen naar voren welke afkomstig zijn van de Iraanse leider Mahmoud Ahmadinejad en de Libische minister van Buitenlandse Zaken, Khaled Kaaim. Beiden hekelen de brute repressie van vreedzame demonstranten, en veroordelen met scherpe woorden de ‘mensenrechtenschendingen’ in de straten van Londen.

Kaaim roept Cameron en de zijnen op hun biezen te pakken, aangezien zijn positie onhoudbaar is geworden nu demonstraties tegen zijn bewind met geweld worden beantwoord. Iran op haar beurt staat te trappelen om een team van waarnemers te sturen welke eerbiediging van de mensenrechten moet waarborgen, en schijnt zelfs bereid om vredestroepen in te zetten. Alleen de Algemene Vergadering van de VN moet nog even instemmen. Dat diezelfde VN zich op de vlakte houdt als het aankomt op die rellen, dat is Ahmadinejad sowieso een doorn in het oog. ‘Slechts één honderdste van deze misdaden gepleegd in een land dat vijandig tegenover het Westen staat, zou meer dan genoeg zijn om de Verenigde Naties en al die organisaties die pretenderen de mensenrechten te beschermen wel van zich te doen laten horen’, zo klinkt het uit Teheran.

Offensieve en defensieve mensenrechten

Een klassiek en creatief staaltje framing; het selecteren van aspecten uit een waargenomen realiteit, deze extra saillant maken, en daarmee de morele evaluatie en invalshoek pogen te veranderen. In de internationale rechtsorde zijn dit soort praktijken geen unicum. Emeritus hoogleraar in de politieke economie van de mensenrechten Bas de Gaay Fortman (1937) heeft een treffende beschrijving voor deze zaken gevonden; hij spreekt van offensieve en defensieve mensenrechten.

Defensieve mensenrechten is zijn term voor het ondertekenen en ratificeren van verdragen en het stemmen voor VN verklaringen zonder ook maar enige bedoeling dat alles serieus te nemen. Offensieve mensenrechten betekenen dat nationale staten ze gebruiken als een verlengstuk van hun buitenlands beleid in plaats van zich bezig te houden met de verwezenlijking van deze onvervreemdbare rechten voor hun eigen bevolking. ‘Mensenrechten zijn bedoeld om mensen te beschermen tegen machtsmisbruik, allereerst van en door de staat. Ik spreek van offensieve mensenrechten wanneer deze rechten er niet meer zijn voor de bevolking, maar door machthebbers louter worden gebruikt om andere landen in diskrediet te brengen.’

Grondig mis

De bovengenoemde zaken zijn echter maar een kleine illustratie van de veel diepere crisis waarin mensenrechten lijken te verkeren. Terwijl de discussie hierover in academische kring al jaren wordt gevoerd , kwam deze pas vorig jaar ook tot uiting in de populaire media, toen het tijdschrift Newsweek kopte met de titel ‘The Death of Human Rights’. In het artikel gaf de auteur vooral het politieke establishment ervan langs, en verweet het de universele mensenrechten niet meer serieus te nemen.

De Gaay Fortman sluit zich hierbij aan: ‘Nederland gaat er vaak prat op een bastion te zijn van het internationaal recht.  Maar onze politici zijn helemaal niet bezig met mensenrechten, het speelt in de verkiezingen geen rol, natuurlijk ook omdat het de kiezers niet interesseert. Men weet vaak nog wel dat er problemen zijn met bijvoorbeeld gevangenen die ergens vast zitten zonder aanklacht, of dat homo’s in sommige landen worden vervolgd, maar dat het over een hele brede linie gaat om bescherming van de menselijke waardigheid tegen machtsmisbruik, beseffen de mensen vaak niet.’

De ‘crisis’ beperkt zich dus niet tot het misbruik van het mensenrechtendiscours als instrument voor buitenlands beleid, of de gebrekkige relevantie die het thema geniet onder wereldleiders; ook zij voor wie deze rechten zijn bedoeld, de mensen zelf, lijken er weinig om te geven. Reden te meer om het project eens goed onder de loep te nemen en van een kritische beschouwing te voorzien. In Bas de Gaay Fortman’s nieuwste boek Political Economy of Human Rights; Rights, Realities and Realization dient de algeheel erkende crisis dan ook meer als een vertrekpunt, om vervolgens een aantal stappen verder te gaan. Op zoek naar effectiviteit en een antwoord op de vraag “Werkt het überhaupt wel, wat betekenen die rechten voor mensen op het grondvlak?” stelt hij dat er iets grondig mis is in de huidige benadering van zowel de internationale gemeenschap als ook het ‘mensenrechtenwereldje’ zelf.

Uniforme benadering

De nadruk ligt op de mensenrechtensituatie in adverse environments: landen waar de economie niet draait, tirannie heerst en slecht bestuur aan de orde van de dag is. De burgers hebben er niet of nauwelijks toegang tot een rechtsstelsel. De Gaay Fortman:  ‘Het grote internationale mensenrechtenproject zelf is nog nooit geëvalueerd. Eén van de heikele punten is de uniforme benadering die de VN voorstaat. Natuurlijk zijn die rechten naar hun aard universeel maar dat betekent nog niet dat je in elk land dezelfde strategie moet voeren. Neem nu de recent geïnitieerde Universal Periodic Review (een mechanisme waarin de mensenrechtensituatie voor alle 192 VN-lidstaten wordt beoordeeld, BS). Liechtenstein zat in de groep landen die de beoordeling van China moest voorbereiden, en Nederland bereidde de discussie over San Marino voor. Dat gaat natuurlijk nergens over.’

Entitlement failure

Bovenop de gebrekkige institutionele structuur zijn er nog een aantal zaken die implementatie van mensenrechten, door De Gaay Fortman realization genoemd, in de weg staan. Zo constateert hij dat er te weinig aandacht is voor de structurele, politiek-economische oorzaken die leiden tot het niet in acht nemen van de mensenrechten. Framing speelt hierbij ook een rol. ‘De VN verklaring waarin een “recht op water en sanitaire voorzieningen” wordt afgekondigd, wekt de indruk dat de internationale gemeenschap toegang tot schoon drinkwater hoog op de agenda heeft gezet en daarin vooruitgang boekt. Water is nu immers opgewaardeerd tot een recht. Maar met zo’n verklaard recht hebben de mensen om wie het gaat nog geen van dag tot dag beschermde toegang tot schoon water. Waar het voor hen om draait is niet zozeer een abstract recht maar concrete ‘entitlements’. Een ‘entitlement’ biedt structurele bescherming van aanspraken (claims). Dan liggen er leidingen en mag jij dagelijks tappen en spoelen. Beter zou het zijn echt iets te doen aan “entitlement failure”; immers we hebben wereldwijd een klein miljard mensen die moeilijk aan drinkwater kunnen komen en ruim twee en een half miljard zonder behoorlijke sanitaire voorzieningen. Niet omdat er geen middelen voor zijn, maar omdat vanuit de politiek en de economie andere prioriteiten worden gesteld. Mensenrechten kunnen instrumenteel zijn om hier iets aan te doen, maar dan moet je je richten op maatschappelijke verandering en dat betekent de relevante partijen onder druk zetten. Zo’n internationale verklaring van een recht op water lijkt activistisch maar kan in feite activisme juist belemmeren doordat de indruk wordt gewekt dat er al iets echt is veranderd.’

Bescherm de bevolking

De ondertitel van het boek spreekt dan ook niet voor niets van Rights, realities and realizatio. Dit maakt duidelijk dat mensenrechten relevant moeten zijn in de verschillende werkelijkheden waarin mensen leven: uiteindelijk komt het aan op de realisering van mensenrechten. Deze pragmatische insteek is volgens De Gaay Fortman vaak afwezig in het mensenrechtencircuit waar ook hij deel van uitmaakt en dat hij derhalve goed kent. ‘Eigenlijk berust het hele boek op een alternatieve framing. Waar de meeste van mijn collega’s uitgaan van al die abstracte rechten en allereerst zeggen “kijk toch eens naar al die verdragen”, is mijn uitgangspunt juist “kijk eens naar die vier miljard mensen die wanneer zij in hun menselijke waardigheid worden aangetast, geen toegang hebben tot een behoorlijk functionerend rechtsstelsel.”’

Toch heeft De Gaay Fortman ook hoop; hoop dat de universele en onvervreemdbare rechten van de mens weer behoorlijk op de agenda’s komen te staan – vooral ook de nationale – en dat het niet alleen bij woorden zal blijven. In dat perspectief vindt hij de recente ontwikkelingen in het Midden-Oosten, de ‘Arabische lente’, hoopgevend. In het bijzonder het geval van Libië, waar nog immer een internationale interventie plaatsvindt die bedoelt uitvoering te geven aan de Responsibility to Protect (R2P). Deze verantwoordelijkheid om te beschermen kan namelijk direct worden herleid tot de grondgedachte van het mensenrechtenproject: ‘Soevereiniteit betekent verantwoordelijkheid voor de staat om zijn eigen bevolking te beschermen, en als dat evident niet gebeurt of zelfs het tegendeel, onderdrukking van de eigen bevolking, dan activeert dat tegenwoordig onder R2P een volkenrechtelijke verplichting. Dat er nu voor het eerst onder die noemer, het beschermen van een burgerbevolking, actie wordt ondernomen is wat mij betreft echt een doorbraak. Het is een teken dat men nu internationale verantwoordelijkheid wil nemen voor het daadwerkelijk beschermen van de menselijke waardigheid. Dat gaat een stuk verder dan louter veroordelen.’

Inzetten beschikbare middelen

Het nemen van verantwoordelijkheid door de internationale gemeenschap is sowieso iets waar De Gaay Fortman graag naar toe wil: ‘Het VN systeem voor de mensenrechten gaat uit van internationale vaststelling van normen en regels met commissies van toezicht op de uitvoering daarvan. Maar de handhaving ligt bij de lidstaten zelf. Als dan blijkt dat vooral door averechtse politiek-economische en/of sociaal-culturele omstandigheden daarvan niets terecht komt, moet je natuurlijk niet nog meer internationaal gaan vergaderen maar de beschikbare middelen inzetten voor verbetering van het grondvlak.’

Wat naar De Gaay Fortmans mening ook grondig geëvalueerd zou moeten worden is de institutionele aanpak met commissies die op vonnissen gelijkende uitspraken doen zonder betekenisvolle follow-up. De discussie die hij op gang wil brengen is dan ook veel meer een politieke: ‘We moeten af van de quasi-juridische benadering.’ Dit sluit ook naadloos aan op kritische kanttekeningen die men zou kunnen hebben bij zijn verhaal. Bijvoorbeeld over bovengenoemde R2P, waarvan gezegd kan worden dat die alleen wordt geactiveerd wanneer dit niet teveel weerzin onder de politieke grootmachten oproept. Een Orwelliaans scenario, waarin iedereen gelijk is, maar sommigen aanzienlijk meer gelijk dan anderen lijkt dan ook onafwendbaar. De Gaay Fortman erkent deze problematiek, maar ziet hierin ook zijn oproep het geheel vanuit een meer politieke hoek te benaderen gesterkt. ‘Je blijft natuurlijk altijd verwikkeld in de complexe realiteit van mondiale machtsverhoudingen. Het antwoord op de vraag waarom Libië wel en bijvoorbeeld Bahrein niet is er dan ook een van internationale betrekkingen, niet van internationaal recht. Feit blijft dat er in Libië voor het eerst niet primair vanwege een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid maar voor bescherming van de bevolking door de VN verantwoordelijkheid is genomen. (De interventie m.b.t. Kosovo in 2001 was onder NAVO-vlag, BS)’

Verder dan uitspraken en verklaringen

De Gaay Fortmans boek is vooral een poging de effectiviteit van de internationale rechten van de mens op de agenda te krijgen. Hij pleit niet alleen voor nationale en locale context geënte strategieën, maar richt zich ook op het functioneren van de VN zelf: ‘De follow-up van die talrijke verklaringen en uitspraken vraagt om integratie van internationaal veiligheidsbeleid, de strategieën voor handhaving van de mensenrechten en de inzet voor duurzame sociaaleconomische ontwikkeling. Neem bijvoorbeeld de onderdrukte minderheden; voor de handhaving van hun rechten hebben die van de eigen staat per definitie niets te verwachten. Ik bepleit daarom de uitvoering van die R2P in handen te leggen van een Onderraad van de Veiligheidsraad omdat alleen in die setting de VN hun tanden kunnen laten zien. En zolang mensenrechten niet geïntegreerd zijn in ontwikkelingsbeleid zullen de rechten van de armen niet verder komen dan uitspraken en verklaringen. Vaak zijn die mensen trouwens slachtoffer van ontwikkeling in de vorm van grootschalige projecten; “development-induced displacement” heet dat met een eufemisme. Ze hebben dus ook gewoon politiek juridische bescherming nodig van hun bestaande rechten.’

Bij al die niet malse kritiek blijft De Gaay Fortman een optimist. Zo eindigt hij zijn boek met de volgende uitsmijter: ‘De mensenrechten optillen naar het moreelpolitieke niveau van mondiale gerechtigheid vraagt dus veel ingenieuzer strategieën dan het huidige circus van raden, commissies en comité’s met hun weinig zeggende documenten waarover eindeloos wordt doorvergaderd. Eén punt is overduidelijk: dichter komen bij de mensen zelf in hun dagelijks gevecht voor vrijheid en duurzaam levensonderhoud, daarin ligt het meest belovende perspectief voor de verwezenlijking van mensenrechten in de 21e eeuw.’

Bas de Gaay Fortman. 2011. ‘Political Economy of Human Rights. Rights, Realities and Realization’. Londen/New York: Routledge. 280 pagina’s. ISBN 0415581206, 9780415581202

Overgenomen met toestemming van De Helling. Het winternummer van De Helling zal gewijd zijn aan het concept van A Reponsibility to Protect.

Auteur
Bas de Gaay Fortman

Datum:
26 oktober 2011
Categorieën:
Tags: