Commentaar: Het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is dramatisch laag!

Met de presentatie van de resultatenrapportage en de IS barometer, eerder deze week, barste de discussie weer los over de vraag hoe het gesteld is met de steun voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland. Een nutteloze discussie, want volgens Stefan Verwer is het antwoord wel duidelijk: het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking is dramatisch laag.

Mijn collega Marc Broere, hoofdredacteur van Vice Versa en ras-facebooker, plaatste begin deze week een bericht op zijn facebookpagina: “eind vorige week met veel tamtam rapport Eurodad: weinig arme landen zijn erin geslaagd afhankelijkheid van ontwikkelingshulp te verminderen. Gisteren met veel tamtam rapport Action Aid:arme landen steeds minder afhankelijk van ontwikkelingshulp. Twee grote studies met conclusies die elkaar volledig tegenspreken. wie spreekt de waarheid of is hulp nu eenmaal moeilijk te meten?” Het was Cordaid lobbyist Paul van den Berg, die meteen reageerde dat resultaatmeting in ontwikkelingssamenwerking lastig is.

Wat meet je?

Een paar dagen voor de facebook discussie met Marc en Paul woonde ik de Coolpolitics Masterclass Ontwikkelingssamenwerking bij. De 16 deelnemers, met diverse achtergronden, krijgen verschillende colleges van oud-minister voor ontwikkelingssamenwerking Jan Pronk. Hij gaat daar in op de ethiek, de ratio, het belang en de effecten van ontwikkelingssamenwerking en hij kijkt vanuit historisch perspectief naar de uitdagingen voor vandaag en morgen.

Pronk begon de collegereeks met in te gaan op de vraag wat “ontwikkeling” nou eigenlijk inhoudt en stelt daarbij grote vraagtekens bij de kritiek dat ontwikkelingssamenwerking niet werkt. De voormalige speciale VN-gezant voor Soedan prikkelde de deelnemers door in te gaan op de vraag wat je dan eigenlijk meet: zijn het de effecten van projecten of wil je het effect van het ontwikkelingsproces meten? In het laatste geval stelt Pronk dat het moeilijk is te bepalen wat het effect van een ontwikkelingsgerelateerde interventie (bijvoorbeeld een serie projecten) precies is op het proces van ontwikkeling van bijvoorbeeld een land of een regio. Dat proces wordt beïnvloed door legio aan andere factoren, zoals politieke stabiliteit en de prijzen van de belangrijkste exportproducten van het land of de regio op de wereldmarkt.

In dat perspectief is het ook begrijpelijk dat Eurodad en Action Aid op twee verschillende conclusies uitkomen, die lijnrecht tegenover elkaar staan. Pronk hield de deelnemers aan de masterclass dan ook voor dat dat de discussie over de effectiviteit van hulp ook zo bemoeilijkt: wat is je startpunt en wat meet je nu precies?

Draagvlak

Afgelopen dinsdag werd de resultaatrapportage ontwikkelingssamenwerking gepresenteerd: de Nederlandse ontwikkelingssector wil daarmee laten zien wat er goed en wat er allemaal mis gaat in de ontwikkelingshulp, die er vanuit Nederland wordt gegeven. Op deze website werd uitgebreid stil gestaan bij de resultaatrapportage, maar die rapportage was niet het enige wat die dag werd gepresenteerd.

Dinsdagavond werd namelijk in het Pakhuis de Zwijger ook de IS Barometer gepresenteerd. De resultaten van de barometer, die jaarlijks door de NCDO wordt uitgevoerd waren volgens de organisatie hoopgevend, immers “de meerderheid van de Nederlandse bevolking (64%) [is] van mening dat mensen in arme landen helpen ontwikkelen belangrijk is.” Wel werd geconstateerd dat de bereidheid bij de Nederlandse bevolking om ontwikkelingshulp te geven was gedaald: “het aantal Nederlanders dat vindt dat geld geven voor ontwikkelingssamenwerking zinvol is [is] in 2011 gedaald (41%) ten opzichte van 2010 (45%). Bovendien is één op de vijf Nederlanders zelfs van mening dat geld geven voor ontwikkelingssamenwerking geen zin heeft.” Het onderzoek sluit af met de constatering dat 58% van de Nederlanders echter nog wel van mening is dat het overheidsbudget voor ontwikkelingssamenwerking verhoogd moet worden.

Scepsis

Persoonlijk heb ik veel waardering voor de IS barometer. Toch ben ik sceptisch over de wijze waarop de resultaten van de barometer worden geïnterpreteerd. Zo vind ik het feit dat slechts 64% van de Nederlandse bevolking de doelstelling van ontwikkelingssamenwerking (armoedebestrijding) ondersteunt enorm laag. Zeg nou eerlijk: zou je je kunnen voorstellen dat er mensen zijn die tegen het oplossen van de hongerproblematiek zijn? Ik kan met het maar moeilijk voorstellen, maar kennelijk bestaan ze.

Opvallend is dat de Nederlandse burger het meest vertouwen heeft in het geven van ontwikkelingshulp via ontwikkelingsorganisaties (49%), terwijl het juist de ontwikkelingsorganisaties zijn die vaak het doelwit zijn van de grootste criticasters op ontwikkelingssamenwerking.

Voor mij zit de meest interessante informatie uit de barometer in het deel waarin het gaat over de steun voor het overheidsbudget aan ontwikkelingssamenwerking. En juist die steun is in 2011 verder gedaald: slechts 41% vindt het geven van ontwikkelingshulp zinvol. Een toch wat schrikbarende conclusie zou kunnen zijn dat een meerderheid van de Nederlandse bevolking bezuinigingen op ontwikkelingshulp van harte zal ondersteunen. Dit wisten we overigens al, want naast defensie staat ontwikkelingshulp bovenaan het lijstje van meest geliefde bezuinigingsposten van de gemiddelde Nederlander.

Mijn conclusie van de barometer is dan ook dat het dramatisch slecht gesteld is met het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in Nederland.

Preken voor eigen parochie

Toch eindig ik met een positieve noot! En dan niet dat er in de IS barometer te lezen valt dat 75% van de Nederlanders blijft geven aan ontwikkelingshulp. Die conclusie is eerder hoopgevend voor de marketeers in ontwikkelingssamenwerking, die met goede reclamecampagnes erin slagen om elk jaar meer geld op te halen voor hun goede doelen. Nee, het is te hopen dat de ontwikkelingssector kiest te investeren in een duurzaam draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking: weg van de makkelijke boodschappen om de 75% van de Nederlanders te bereiken die bereid zijn om te geven, maar te investeren in de 41% mensen die nog achter het geven van ontwikkelingshulp staat. Het feit dat deze groep kleiner is geworden in vergelijking met de barometer van 2010 zegt veel over de situatie waarin ontwikkelingssamenwerking zich bevindt, maar geeft vooral aan dat het van belang is om de bestaande steun voor het geven van ontwikkelingshulp te behouden: het is als het ware de vaste klantenkring van de ontwikkelingssector.

Vergelijk het met de situatie van UPC een aantal jaar geleden: de provider van internet en telefonie haalde met gelikte campagnes en scherpe aanbiedingen meer en meer klanten binnen. Tegelijkertijd investeerde het bedrijf niet in haar bestaande klandizie: lange wachttijden en slechte service zorgden er uiteindelijk voor dat het bedrijf een steeds slechtere naam kreeg. De consumentenprogramma’s stonden vol met boze klanten. Het bedrijf slaagde er pas in om uit de negatieve spiraal te komen toen zij haar service aan haar klanten ging verbeteren.

Misschien een rare vergelijking, maar naar mijn mening moet de reactie van de ontwikkelingssector juist hierin liggen: neem de klachten op de effectiviteit van ontwikkelingshulp serieus en investeer in de informatievoorziening aan diegenen die al bekeerd zijn: investeer in het preken van eigen parochie. De eigen parochie zijn de beste supporters voor ontwikkelingssamenwerking: voedt hen met informatie, waarmee zij de tegenstanders van ontwikkelingshulp kunnen overtuigen.

Dat bewustzijn lijkt overigens ook langzaam doorgedrongen te zijn in de communicatieafdelingen van ontwikkelingsorganisaties. Zo experimenteert Oxfam Novib met het innovatieve praatmee.OxfamNovib: het publiek kan daar vragen stellen aan Oxfam Novib, maar ook meedenken over het beleid van de ontwikkelingsorganisaties.

De resultaatrapportage is trouwens ook een goede poging, al is het van belang om niet te stoppen bij het aanbieden van de informatie op internet: het is pas echt transparant als de informatie ook toegankelijk gepresenteerd wordt voor het publiek. In het debat werd aangegeven dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken er ‘slechts’ is om de bronnen aan te reiken, dit om subjectiviteit te voorkomen. Dat is natuurlijk een zwak excuus: transparantie is zorgdragen dat de informatie ook toegankelijk is. Volgens het ministerie is dat echter aan de Tweede Kamer en journalisten. De journalisten van Vice Versa doen dat overigens met alle plezier.

Auteur
Stefan Verwer

Datum:
16 september 2011
Categorieën: