Manuela Monteiro (Hivos): Bedrijvigheid gebeurt niet in het luchtledige

Het opbouwen van een fatsoenlijke samenleving vergt niet alleen brood op de plank, maar ook een politiek klimaat waarin checks and balances zijn ingebouwd en burgers actief participeren. Dat betoogt Manuela Monteiro, directeur van Hivos. ‘Redzaamheid én mondigheid dus! Dát nu ontbreekt in het beleid van Knapen.’

Door: Manuela Monteiro

Het huis opnieuw opbouwen

Het zijn goede tijden. Ondanks forse bezuinigingen behoort Nederland nog altijd tot de kopgroep van landen die de internationale uitgavennorm voor  ontwikkelingssamenwerking ruim naleeft. Er wordt levendig gediscussieerd over oude pretenties en nieuwe ambities – niet in de laatste plaats op dit forum. En laten we eerlijk zijn: bezuinigen schept ruimte. Ruimte om het huis opnieuw in te richten of misschien zelfs opnieuw op te bouwen. Om nieuwe keuzes te maken. Om te laten zien dat ook wij hebben geleerd van fouten. Het tafelzilver hoeft uiteraard niet te worden verpand. In tegendeel, sommige kroonjuweeltjes worden nu terecht in de vitrinekast gezet. Men denke aan Nederlandse expertise op het terrein van watermanagement, landbouw, én maatschappijopbouw, civil society.

Verbluffende Afrikaanse veerkracht

Deze exercitie is spannend. Staatssecretaris Knapen zet met zijn ‘basisbrief’ in op zelfredzaamheid, een begrip dat overigens oplicht in de geloofsbrieven van Hivos. Of je nu fruit verkoopt in een sloppenwijk in Afrika of dagloner bent in Indonesië, in principe heeft ieder mens mogelijkheden om zichzelf staande te houden. Bij ontwikkelingssamenwerking gaat het er juist om die ruimte te creëren en die mogelijkheden te versterken. Via het bevorderen van toegang tot schone energie, tot het verstrekken van kapitaal in de vorm van kleine of grotere leningen.

De regering wil af van hulp en toe naar investeren. Economische ontwikkeling en investeren in de private sector in ontwikkelingslanden krijgen meer gewicht. Dat is zonder meer positief. Succesvol ondernemerschap creëert banen en dus meer welvaart. Laten we het momentum aangrijpen om bedrijvigheid aan te wakkeren. We dienen barrières weg te nemen opdat de verbluffende Afrikaanse veerkracht, de African spirit, maximaal tot zijn recht kan komen.

Realiteit onvoldoende doorgronden

Het zijn evenwel slechte tijden. De meervoudige internationale crisis – klimaat, economie, voedsel – drukt het hardst op mensen in arme landen. Mede in het licht van het grensoverschrijdende karakter van de crises zou je veeleer een intensivering van internationale samenwerking verwachten in plaats van een drastische bezuiniging.

Door alle heil te verwachten van ‘investeringen’ van bedrijven bewijst staatssecretaris Knapen dat hij de Afrikaanse realiteit onvoldoende heeft doorgrond. Waarom hebben al die bedrijven die staan te trappelen om hun centen in Afrika te steken dat niet allang gedaan? Komt dat misschien omdat essentiële randvoorwaarden zoals veiligheid, infrastructuur en rechtsstaat ontbreken? En waarom vervijfvoudigt de bewindsman de afdracht aan IDA, een fonds van de Wereldbank waaruit hopeloos bestuurde landen zoals onder meer Madagascar, Ethiopië en de Centraal Afrikaanse Republiek begrotingssteun ontvangen? En verlaagt hij de bijdrage aan hulporganisaties die rechtstreeks investeren in ondernemerschap van mensen in het Zuiden? Gezien de kritische noten over algemene begrotingssteun in de ‘basisbrief’ én de zelfgestelde prioriteiten uit het regeerakkoord is dit onbegrijpelijk. Het lijkt alsof de staatssecretaris wordt gemangeld tussen gedoogpartner PVV die ontwikkelingssamenwerking het liefst zou reduceren tot een schraal potje voor ‘noodhulp’ en zijn eigen CDA, met traditioneel een groot hart voor de arme medemens.

Dure plicht

‘Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zijn de tijden.’ Men zou deze spreuk van kerkvader Augustinus niet meteen verwachten in een tekst van een humanistische organisatie. Een bijna existentialistische spreuk, die het menselijk denken en handelen een belangrijke plek toedicht. Wat dat denken betreft: het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking brokkelt af. Dat is zorgelijk omdat er een niet gering deel van de overheidsuitgaven naar deze bestemming vloeit. Wij hebben de dure plicht om in te zetten op zo effectief mogelijke projecten. Niet in het wilde weg, maar met een visie. Daarom juichen wij de focus van Knapen op bedrijvigheid toe.

Doch, bedrijvigheid gebeurt niet in het luchtledige. Economische ontwikkeling staat niet los van politieke keuzes: het gaat om verdeling van middelen, om het reguleren van marktmechanismen, het creëren van een klimaat van rechtszekerheid en vertrouwen. Een klimaat waarin tegenmacht vanzelfsprekend is wanneer de overheid weer eens naar één kant doorslaat of te goed voor zichzelf zorgt, in de vorm van corruptie of regelrechte fraude.  Dat gebeurt niet vanzelf. Het vergt een actieve en mondige bevolking die voor haar rechten opkomt, ruimte afdwingt, de politiek op haar verantwoordelijkheden wijst en de overheid ter verantwoording roept.

Het opbouwen van een fatsoenlijke samenleving vergt dus niet alleen brood op de plank maar ook een politiek klimaat waarin checks and balances zijn ingebouwd en burgers actief participeren. Redzaamheid én mondigheid dus! Dát nu ontbreekt in het beleid van Knapen.

Verantwoording en mondigheid

Mondigheid gaat gepaard met toegang tot informatie. Wikileaks hoeven we niet te kopiëren maar de rol van internet in het beteugelen van machtsmisbruik, in het emanciperen van gewone burgers is meer dan bewezen. Verantwoording en mondigheid zullen de internationale ontwikkelingsagenda steeds nadrukkelijker bepalen. En terecht.

Juist op dit terrein –  het bevechten van rechten en ruimte, het beïnvloeden van het politieke spel – is de civil society cruciaal. Daar ligt ook de meerwaarde van noordelijke organisaties die door sommigen zo verguisd worden. Steun aan die organisaties mag en kun je niet verwachten vanuit de Nederlandse ambassades. Ontwikkeling is meer dan brood op de plank, ontwikkeling gaat over politiek!

Ingebakken tragiek

Natuurlijk hebben wij ook de plicht om onszelf en onze partners kritisch te blijven beoordelen. Is civil society altijd wel die agent of change die wij er zo graag in zien? Hoe kunnen we versnippering tegengaan? Het is een tragiek die zit ingebakken in ons huidige systeem: wij zijn als internationale ngo’s naarstig op zoek onze meerwaarde te bewijzen, en die drang wordt in het Zuiden als het ware vermenigvuldigd door de overvloed aan ‘goede internationale ngo’s’.

Michel Groenenstijn, directeur van Be More, schrijft in zijn interessante bijdrage op dit platform dat ontwikkelingsorganisaties als middle-men zouden kunnen fungeren tussen ondernemers hier en daar. Ik zou een stap verder willen gaan. Wij zien voor onszelf een rol als matchmaker die bij een goed huwelijksarrangement op zoek gaat naar de volgende match. Dat ‘onze’ producent in Uganda rechtstreeks levert aan Unilever. Kennis (van het veld) en contacten zijn daarbij onze meerwaarde. Het moge duidelijk zijn dat die contacten zich niet uitsluitend in de hoofdsteden van Afrika en Latijns Amerika bevinden maar ook in de bush.