
Filosoferen met Ellen
Foto: Leonard Faustle
Idealen delen, daarom draaide de serie dubbelinterviews van Vice Versa met bijzondere idealisten. Ter afsluiting filosofeert Ellen Mangnus over het thema. Ken je innerlijke drijfveren, betoogt ze, en werk aan een gelijkwaardiger wereld. ‘Anders vervallen we in management.’
Afgelopen weken ging Vice Versa op zoek naar de idealen die directeuren, activisten en andere pleitbezorgers van verandering drijven. De aanleiding was het vijftigjarig jubileum van de Leprastichting en de overtuiging van haar directeur Jan van Berkel dat het delen van idealen mensen mobiliseert, inspireert en leidt tot innovatieve oplossingen.
Sinds een aantal jaar draait het in de ontwikkelingssector om het vergroten van effectiviteit en efficiëntie door middel van zaken als resultaatmeting, risicoanalyse en planning, monitoring en evaluatie. Volgens Van Berkel moeten we af van dit managementdenken, wat uitgaat van de gedachte dat ontwikkeling beheersbaar, voorspelbaar en kwantificeerbaar is. ‘Ontwikkelingssamenwerking’, zei Van Berkel, ‘moet weer een beweging worden van mensen met wie je een ideaal deelt: met wie je onrecht aanpakt.’
Een soortgelijk pleidooi heb ik eerder gehoord: in 2009 riep niemand anders dan paus Benedictus op om in ons hart op zoek te gaan naar onze idealen, onze innerlijke drijfveren. Zonder individuele moraliteit is er geen economische en sociale rechtvaardigheid; zonder innerlijke balans geen balans in de samenleving, vond Benedictus.
De vorige paus raadde iedereen aan zijn of haar persoonlijke drijfveren in kaart te brengen – die zeggen namelijk iets over hoe we bijdragen aan de wereld. ‘De moderne mens vergist zich als hij denkt dat hij zonder anderen zijn leven kan maken. Als je alles wat je wilt hebben zelf moet verdienen, verlies je het belang van het geheel – de wereld, de natuur of de wereldwijde mensenfamilie – uit het oog. Als een economisch, sociaal of politiek systeem op deze gedachte van maakbaarheid en zelfredzaamheid gebaseerd is, dan wordt de echte vrijheid van mensen tekortgedaan’, stelde hij. Volgens Benedictus moeten we altijd gedreven zijn om een bijdrage te leveren aan het grotere geheel.
Wat opvalt aan de verhalen van de geïnterviewden in de serie ‘Idealen delen’ is dat allen, ongeacht hun positie, standplaats of achtergrond strijden voor hetzelfde: een rechtvaardiger en gelijkwaardiger wereld. Journalist António Zefanias zegt in zijn interview: ‘Ik wil de burgers van dit land dienen en misstanden blootleggen. Zo hoop ik bij te dragen aan een rechtvaardiger en meer democratisch land.’ En Oxfam-ambassadeur Dolf Jansen: ‘Het is slecht voor je als mens een muur om je heen te bouwen. We zitten niet zo in elkaar dat we ons er fijn bij voelen als wij het beter hebben en de ander heeft niets. Wij voelen ons beter als we iets goeds doen.’
Een directeur van een stichting in Nederland, een ondernemer die actief is in Nepal en een docente met projecten in Marokko, allemaal zetten ze zich in om barrières te slechten die mensen die het minder hebben in de weg staan. Ze delen een ideaal: een gelijkwaardiger wereld.
Verschillende studies tonen dat gelijkwaardigheid belangrijk is voor de ontwikkeling van iedereen. De Amerikaanse onderzoeker Michael Hagerty toonde aan dat inwoners van gemeentes met grote inkomensverschillen minder gelukkig zijn dan die van gemeentes waar mensen ongeveer evenveel verdienen: de vergelijking met topverdieners maakt dat mensen die minder verdienen ontevredener zijn. Hetzelfde geldt voor landen waarin macht toebehoort aan een kleine elite. En volgens Thomas Piketty is de economische groei het grootste in de landen waar kapitaal het minst ongelijk verdeeld is.
Gelijk(waardig)heid is iets ‘relatiefs’. Het is afhankelijk van de situatie van anderen in onze omgeving, hoe we ons gewaardeerd voelen. We ervaren gebrek als we zien dat anderen iets – inkomen, status of waardering – hebben dat wij niet hebben. Het gevoel dat we iets anders zouden kunnen zijn dan we zijn, veroorzaakt onzekerheid en ontevredenheid. ‘Arm zijn in Parijs is twee keer arm zijn’, constateerde schrijver-filosoof Émile Zola al. Globalisering en de media doen een negatieve duit in het zakje. Niet langer vergelijkt de mens zijn situatie met die van mensen in zijn naaste omgeving, maar nu ook op wereldschaal. Het is daarmee een uitdagende en fikse klus: bijdragen aan een gelijkwaardige wereld.
Een belangrijke les die we kunnen leren uit de ‘gedeelde idealen’ in de vraaggesprekken, is dat we ontwikkeling niet alleen in materiële zin moeten beschouwen. Uit alle verhalen blijkt de drijfveer om anderen meer kansen te bieden, om de minderbedeelde een stem te geven, om ervoor te zorgen dat de machtigen niet zomaar hun gang kunnen gaan en dat iedereen zich gewaardeerd voelt.
Dat is opmerkelijk in een tijd dat ontwikkelingssamenwerking er veelal op gericht is om mensen aan een beter inkomen te helpen, ze toegang te bieden tot de markt en ze te ondersteunen om een zelfredzame ondernemer te worden. Het Nederlandse ontwikkelingsbeleid lijkt er soms op gericht onze maatschappij elders te willen kopiëren.
Benedictus waarschuwde voor de nadruk op zelfredzaamheid en maakbaarheid in de westerse samenleving. Hij schreef dat de ontwikkelingsgraad van een land niet aan materiële rijkdom afgemeten kan worden. Zoals de meeste filosofen in de Oudheid al stelden is groot bezit niet alleen onnodig, het kan zelfs afbreuk doen door de zorgen die met rijkdom gepaard gaan. De angst om bestolen te worden, de tijd die het kost om je bezit te beheren, de jaloezie van anderen.
Om er zeker van te zijn dat we werken aan een wereld waarvan we dromen en niet te vervallen in het managen van ontwikkeling, zoals Van Berkel dat observeert, is het essentieel dat we onze idealen scherp in het vizier houden.