Louter goede bedoelingen op voedseltop

Foto: Selma Zijlstra

OPINIE – Op de eerste Nationale voedseltop die vorige week in Den Haag gehouden werd, presenteerden bedrijven een waterval aan goede voornemens. Ruimte voor kritiek of discussie was er bij deze goed nieuws show niet.

Een zee van heren op leeftijd in grijze pakken – een enkele dame daargelaten – drong zich vorige week donderdag 26 januari tussen de kleurige paprika’s en komkommers die in houten veilingkistjes lagen opgetast bij de ingang van de oude Philipsfabriek in Den Haag. De eerste Nationale Voedseltop was bedoeld voor een select gezelschap, de 150 ‘beslissers’ uit de voedselsector. Hoewel directeuren van ngo’s, milieuorganisaties, gemeenten en kennis-, zorg- en onderwijsinstellingen ook uitgenodigd waren, kwamen vooral directeuren van bedrijven aan het woord. De top vond plaats op initiatief van maar liefst vier bewindslieden. Op de eerste rij van de bijeenkomst zaten staatssecretaris Martijn van Dam (EZ), minister Edith Schippers (Volksgezondheid), staatssecretaris Sharon Dijksma (Milieu) en minister Lilianne Ploumen (buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking).

Wie veel discussie en debat had verwacht op deze voedseltop, kwam bedrogen uit. De bewindspersonen schetsten in een paar woorden de uitdagingen: Een wereldwijde groeiende bevolking die vraagt om steeds meer veilig en gezond voedsel dat duurzaam geproduceerd moet worden. Het kabinet wil, aldus staatssecretaris Van Dam (EZ), dat Nederland ‘binnen vijf tot tien jaar wereldwijd de onbetwiste koploper is in veilige, gezonde en duurzame voeding en een duurzame land- en tuinbouw’. Minister Ploumen wil dat Nederland gaat bijdragen aan het doel om in 2030 honger en ondervoeding de wereld uit te helpen. De top past in de vorming van een voedselbeleid, met mogelijk in de toekomst ook een minister van voedsel.

Wat op de introductie van de bewindspersonen volgde was een geolied programma van korte presentaties, muziek en vooral heel veel aankondigingen van nieuwe activiteiten, plannen, initiatieven, task forces, allianties en convenanten van het bedrijfsleven, al dan niet in samenwerking met anderen. Veel daarvan ging over het aanbieden van gezond voedsel aan consumenten, maar het ging soms ook over de wereldvoedselvoorziening.

Marit van Egmond van Albert Heijn kreeg veel tijd om te vertellen dat haar bedrijf elke dag vijf miljoen bordjes vult in Nederland, en daarbij streeft naar lekkere, gezonde en duurzame producten. ‘Maar de keuze ligt uiteindelijk altijd bij de klant’, zei ze. Unilever had een soortgelijke boodschap, en vertelde dat het bedrijf niet als enige duurzaam kan gaan produceren, omdat ze dan niet meer de concurrentie met anderen aankan. Dezelfde dag maakte Wakker Dier, die tijdens de Voedseltop niet aan het woord kwam, bekend dat Albert Heijn en Jumbo het afgelopen jaar, in tegenstelling tot andere supermarkten, vaker gestunt hebben met kiloknallers dan in 2015 – en daarmee de verkoop van vlees gestimuleerd hebben. Vlees is ongezond en de productie ervan vraagt veel land en water en veroorzaakt klimaatverandering.

Je kunt in die uitingen van bedrijven een roep om beleid zien, bijvoorbeeld een vleestax. Bedrijven kunnen pas duurzamer gaan produceren als die eisen voor alle bedrijven gelden, en daar dus regels over worden gemaakt. Dat stelde ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in haar rapport Naar een voedselbeleid, eind 2014. Het kabinet reageerde pas een jaar later op dat rapport, en niet met het door de WRR gewenste beleid. Wie had gehoopt dat de vier bewindslieden deze voedseltop meer beleid zouden aankondigen, werd teleurgesteld. Staatssecretaris Van Dam zei daags voor de voedseltop al in een interview dat hij niets ziet in een vleestax, en op de top zelf viel geen woord over overheidssturing.

Minister Ploumen kwam niet met regels, maar wel met andere maatregelen tegen de schadelijke gevolgen van vlees. Ze tekende een nieuw convenant in het kader van haar IMVO-beleid (internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen), met natuurorganisatie IUCN en bedrijven die van plantaardig eiwit, zoals peulvruchten, vleesvervangers maken. De partijen willen de vegaburger en andere vleesvervangers gaan promoten, ook elders in de wereld. Ploumen: ‘Straks moet het vanzelfsprekend zijn dat ons eten voor een groot gedeelte uit plantaardig eiwit bestaat’.

De minister voor Buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking pleitte ook tegen voedselverspilling. Ploumen: ’Het is krankzinnig dat er in tijd van honger nog zo veel verspilling is. Als de broeikasgasproductie die gemoeid gaat met de productie van de verloren gegane voedselvoorraad zou worden gezien als één land, dan zou het land op de derde plaats staan van CO2-producenten.’ Er werd een ‘task force Circular Economy in Food’ gelanceerd, waarmee Wageningen Universiteit en Research samen met een aantal partijen voedselverspilling wil aanpakken.

Een iets andere gedachte kwam van Volkert Engelsma, directeur van Eosta, een importeur van biologische groenten en fruit. Hij pleitte voor true pricing, het meenemen van maatschappelijke kosten in de prijs van een product. ‘Eten moet een eerlijke prijs krijgen. Zolang we kosten afwentelen op toekomstige generaties is de prijs niet goed. Er wordt nog te veel bocht verkocht waarvan de hoge maatschappelijke kosten niet in de prijs zitten.’

De enige echt kritische noot kwam na afloop van cabaretier Lebbis: ‘Met de markt alleen komen we er niet, de overheid moet regels stellen. Dat heet beschaving.’

 

Auteur
Ayaan Abukar

Datum:
30 januari 2017