
‘Transformatie van de wereld’ vraagt om realistische beleidsdoelstellingen
BLOG – Als visiestuk indrukwekkend, maar als beleidsdocument volstrekt utopisch en te vrijblijvend. Zo oordelen Henk Jochemsen en Joanne van der Schree (Prisma) over de post-2015 ontwikkelingsagenda. Om dit te vertalen naar een ambitieus, maar realistisch uitvoeringsplan, doen ze hier enkele aanbevelingen.
Dit weekend vindt de Algemene Vergadering van de VN plaats waarin gesproken zal worden over de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s). Bij het voorstel getiteld ‘Transformatie van de wereld: de 2030 agenda voor duurzame ontwikkeling’ willen we een paar kanttekeningen maken. Zoals bekend bestaat de kern van dit nieuwe programma uit zeventien Duurzame Ontwikkelingsdoelen die worden uitgewerkt in 169 subdoelen (targets), die concreter en specifieker zijn. Verder worden ook maatregelen voorgesteld om de realisering van de doelen mogelijk te maken.
De zeventien hoofddoelen zijn:
Enerzijds hebben we waardering voor het omvangrijke interactieve proces en we kunnen ons op zichzelf in hoge mate vinden in de voorgestelde doelen. Tegelijkertijd vragen we ons af hoe we deze nieuwe ‘Agenda voor 2030’ moeten lezen. Als visie op een wenselijke mondiale situatie die richtinggevend is voor het beleid, is het een indrukwekkend, ambitieus document. Maar als dit opgevat moet worden als een geheel van concrete beleidsdoelstellingen, dus als een politieke beleidsagenda, dan is het document zowel veel te utopisch als ook te vrijblijvend.
Allereerst achten we de SDG’s als beleidsdoelstellingen volstrekt utopisch. Denk bijvoorbeeld aan de doelen 1 en 3. Uiteraard is het een zeer nobel streven om alle armoede in alle vormen de wereld uit te bannen en iedereen een gezond leven te garanderen, maar het is verre van realistisch. Als overheden dit willen realiseren zou men een totale controle op de bevolking moeten hebben en dat lijkt ons niet de bedoeling.
Het VN-document stelt dat een revitalized global partnership van belang is voor een succesvolle implementatie van deze agenda. Wij onderstrepen het belang van een mondiaal partnerschap voor succesvolle implementatie van de SDG’s. Ons grote bezwaar bij de Millenniumdoelen was immers dat er veel te weinig aandacht uitging naar Millennium doel 8: het ontwikkelen van een mondiaal partnerschap voor ontwikkeling, dat een goede context en basis zou bieden voor de realisering van de andere doelstellingen. Omdat van dat partnerschap niet veel terecht is gekomen zijn ook de andere doelen niet (geheel) gerealiseerd. Ook nu wordt erg veel verwacht van dit gerevitaliseerde mondiale partnerschap. Maar hier is het document, als document van concrete beleidsdoelstellingen, te vrijblijvend: landen mogen zelf beslissen hoe ze de agenda gaan vertalen naar hun eigen context en hoe ze de agenda gaan uitvoeren.
Het SDG-document kan dus niet opgevat worden als een geheel van concrete beleidsdoelstellingen, maar moet beschouwd worden als een mondiaal visiedocument. Als overheden dan daadwerkelijk vanuit deze visie willen werken, moeten er concrete voorstellen komen voor implementatie, zowel qua proces als inhoudelijk. Voor het proces bevat het document wel voorstellen, maar blijft het van de welwillendheid van de landelijke overheden afhangen. Ten aanzien van de inhoud is het nodig om concrete haalbare doelen te formuleren en af te spreken.
Wij roepen daarom de Nederlandse politiek op om met een uitvoeringsplan te komen dat zowel ambitieus als realistisch is. Realistisch in de zin dat het rekening houdt met de macht van het kwaad. In dit verband is het positief te waarderen dat in de bespreking hierover op 9 september jongstleden in de Tweede Kamer zowel de Minister als de Tweede Kamer de VN willen vragen om een goede opvolging en controle op de implementatie van de SDG’s. Maar het voor ons essentiële onderscheid tussen visie en beleidsdoelstellingen werd niet gemaakt.
Het is van belang dat andere spelers uitgenodigd en uitgedaagd worden mee te gaan spelen. De overheid kan een ambitieuze agenda als voorgesteld in de SDG’s niet alleen realiseren en moetdat ook niet willen. Naast overheden, ngo’s en de private sector, kennisinstituten en media moeten ook kerken en andere religieuze en levensbeschouwelijke organisaties en leiders erbij betrokkenworden. Werken aan de SDG’s zal aanzienlijke gedragsveranderingen vragen en om blijvend te zijn, is een innerlijke motivatie nodig, die gefundeerd zal zijn in een levensbeschouwelijke of religieuze overtuiging.
Tegelijkertijd is het ook van belang dat overheden met elkaar afspraken maken over wat men wel kan en zou moeten doen en dat men elkaar daarop in internationaal verband ook aanspreekt. Ook overheden moeten de vrijblijvendheid voorbij!
Dit is temeer noodzakelijk omdat een belangrijk punt in het hele document te weinig aan de orde komt, namelijk dat voor een proces dat zich op een vruchtbare manier beweegt in de richting van de SDG’s, de internationale economische en monetaire verhoudingen moeten veranderen. Het nog altijd sterke neoliberale economische klimaat met zijn focus op kwantitatieve economische groei en financiële winsten, zal milder moeten worden zodat een economie gericht op zorg voor mens en natuur en op duurzaamheid en hergebruik, kan opbloeien. Er zijn al veel hoopvolle initiatieven en ontwikkelingen, maar er moeten nog grote stappen gezet worden. De grote economische machten en de financiële markten zullen door overheden gezamenlijk verder gereguleerd en gestimuleerd moeten worden om ze dienstbaar te maken aan een ontwikkeling als voorgesteld in de SDG’s, wil een dergelijke ontwikkeling überhaupt plaatsvinden.
Kortom, Nederland staat voor de uitdaging om een vertaling te maken van de SDG’s naar een landelijk beleid in Nederland en in haar internationale verbanden. De nu voorgestelde SDG’s zijn hiervoor een mooi visiedocument, het is nu van belang om met een ambitieus, maar tegelijkertijd realistisch uitvoeringsplan te komen.
Henk Jochemsen en Joanne van der Schee zijn respectievelijk directeur en coördinator beleidsbeïnvloeding van Prisma.