
Farah Karimi: ‘In Afrika leeft Addis Abeba, hier in Nederland is het debat arm’
Afgelopen zes weken is er op de Vice Versa site intensief gedebatteerd over de vraag hoe de nieuwe ontwikkelingsdoelen te financieren in aanloop van de Financing for Development conferentie in Addis Abeba. Met Farah Karimi, directeur Oxfam Novib, maken we de balans op.
Het aftellen is begonnen. Over krap een maand start het politieke circus van internationale onderhandelingen; drie belangrijke conferenties binnen een half jaar tijd, te beginnen bij de Finance for Development-top in Addis Abeba. Terwijl de voorbereidingen nog in volle gang zijn – de ontwerptekst is volgens betrokkenen nog onderwerp van harde onderhandelingen – kijken we alvast vooruit met een van de grootste ontwikkelingsorganisaties in Nederland, Oxfam Novib. Wat betekent de uitkomst in Addis Abeba voor hen? Verandert een politieke declaratie eigenlijk iets voor het dagelijks werk als ontwikkelingsorganisatie? En wat mag volgens Oxfam absoluut niet ontbreken in een akkoord? Vice Versa in gesprek met Farah Karimi, directeur van Oxfam Novib.
Addis Abeba moet deuren openzetten, is steeds het verhaal. Wat mag volgens u niet ontbreken in het akkoord?
‘Er zijn allereerst stevige afspraken nodig over het bestrijden van belastingontduiking. Hoe zorgen we ervoor dat multinationals belasting betalen daar waar zij produceren? Dat is essentieel in het mobiliseren van binnenlandse middelen. Het proces is daarbij belangrijk: niet de OESO moet hierover beslissen, maar een inclusief platform waar ontwikkelingslanden een volwaardige stem hebben. Daarom wil Oxfam een belastingforum op VN-niveau. Dat is nodig om het vertrouwen te geven dat we de grondslagen van het internationale belastingstelsel ter discussie stellen.
‘Het initiatief van minister Ploumen, die bilaterale belastingverdragen met ontwikkelingslanden nu voorziet van een anti-misbruik clausule, laat de onrechtvaardige basis staan. Daarin staat: je heft belasting daar waar je hoofdkantoor staat, niet waar je productie of het merendeel van je activiteiten plaatsvindt. Ploumen laat het systeem bestaan dat multinationals accommodeert daar geen belasting te betalen, om vervolgens te zeggen: wacht even, ik wil dat jullie geen misbruik maken. Dat is slechts een cosmetische ingreep.
‘Een tweede punt is dat het Westen zich opnieuw moet verbinden aan de 0.7 procentnorm voor ontwikkelingshulp. Zeker in fragiele staten is hulp onmisbaar. De mix van slecht bestuur, enorme corruptie, geweld en armoede maakt de situatie in Noord-Mali, de DRC en Somalië explosief. Daar kun je niet zeggen: jullie kunnen het zelf wel.’
Die 0.7 procentnorm staat al decennialang in nieuwe beloftes, zonder dat het wordt nagekomen. Dat nogmaals in Addis Abeba afspreken is toch niet meer dan een doekje voor het bloeden?
‘Natuurlijk! Het is ongelofelijk en onacceptabel dat de EU dit nog altijd niet heeft bereikt. Toen ik nog Kamerlid was (voor GroenLinks, red.) stuurden wij Wim Kok naar een Europese top met een motie om die 0.7 procent verplichting aan te gaan. We waren daar heel blij mee. Nu blijkt: papier is geduldig, de belofte is niets waard gebleven.’
Waarom moet het dan toch opnieuw in een akkoord staan?
‘Zolang het er staat hebben wij een instrument in handen om de politici ter verantwoording te roepen. En het is een kwestie van fatsoen. Maar dat ik hoera ga roepen als het er weer in staat? Nee, dit is het minimale.’
In Addis Abeba zou ook fors moeten worden ingezet op de rol van de private sector.
‘Bedrijfsleven, bedrijfsleven, bedrijfsleven – het wordt steeds weer genoemd in het debat over financiering van ontwikkelingsdoelen. Dat kan via publiek-private partnerschappen een goede rol spelen, maar wel met stevige voorwaarden voor bedrijven die publiek geld ontvangen. De voorwaarden moeten er voor zorgen dat het echt ontwikkelingsrelevant is wat zij doen.
‘Niet het feit dat Nederland fantastisch is in een bepaalde sector is relevant – daarmee wordt hulp gebonden en dat is niet effectief. Essentieel is dat het initiatief voor investeringen bij het land zelf ligt. Het land moet zeggen: deze investering past in mijn ontwikkelingsplan, ik ga kijken of ik in Nederland daar een bedrijf voor wil zoeken.’
Stel: Addis Abeba wordt een groot succes en in de overeenkomst staat precies wat u nu hier noemt. Wat doen jullie dan met dat resultaat?
‘Dat nemen we mee naar de volgende fase van onderhandelingen: de conferentie in september in New York. Daar moeten de Sustainable Development Goals, de ontwikkelingsdoelen voor de komende 15 jaar, worden goedgekeurd en worden afspraken gemaakt over hoe we dat gaan doen en controleren. Als het akkoord in Addis zo fantastisch is, bekijken we hoe je dat kunt gebruiken om de doelen vast te stellen. En we proberen te zorgen dat daarvan niets wordt teruggedraaid in New York – dat is vaak wel het gevaar.’
En als we straks met een waardeloos akkoord zitten…
‘…als het Addis-akkoord niet bevredigend is, gaan we door met de strijd om dat beter te maken in New York, en niet te vergeten op de klimaattop in Parijs in december dit jaar.
‘Dus aan de hand van de ene uitkomst bepaal je de strategie om overheden te beïnvloeden. Dat is wat we doen.’
De uitkomst is politiek belangrijk is, maar verandert het ook iets in jullie dagelijks werk?
‘Nee. Als wij ons werk goed doen, lopen we vooruit op de agenda zodat we die internationaal kunnen bepalen. Wij kaarten nu bijvoorbeeld het internationale belastingstelsel aan. Als dat wordt vertaald naar een tekst in de declaratie, zijn we allereerst blij dat we als maatschappelijke organisaties resultaat hebben bereikt; de wereld ziet in dat dit onderwerp belangrijk is. Is het akkoord halfslachtig, dan gaan we verder beïnvloeden bij de Europese Unie, in Nederland, net zolang tot de agenda is zoals we hopen.
‘Als de afspraken succesvol zijn, is de vervolgstap druk zetten op de implementatie van de agenda. Als Oxfam Novib kijken wij hoe internationale afspraken hier moeten worden uitgevoerd, zoals elke Oxfam-afdeling dat in eigen land doet.’
Hoe doen jullie collega’s in het Zuiden dat, bijvoorbeeld bij belastingontwijking? Internationaal benadrukt Oxfam de rol van Westerse belastingverdragen. Richten de Afrikaanse Oxfam-afdelingen zich ook daarop, of kijken ze naar de eigen overheid?
‘De eerste stap is capaciteit bouwen bij maatschappelijke organisaties in landen in Afrika en Azië. Met Oxfams proberen we een lokaal netwerk van capabele organisaties te bouwen die stevig de discussie met hun overheden aan kunnen gaan over begrotingen, inkomsten en bestedingen van overheden. Daarvoor is begrip van de situatie nodig: hoe wordt belasting geïnd, hoe worden opbrengsten besteed?’
Wat wil Oxfam in Oeganda bijvoorbeeld bereiken?
‘In Oeganda gaat het dan om Oxfam die samen met maatschappelijke organisaties daar de noodzaak voor een eerlijk eigen belastingstelsel aankaart. Dat rijke mensen er überhaupt belasting betalen, dat de regels transparant zijn en dat er een belastingdienst is die capaciteit heeft.’
Nederland wil in dit kader inzetten op het sturen van Nederlandse belastingexperts die Oegandezen opleidt. Hoe kijkt Oxfam daar tegenaan?
‘Dat is goed: kennis delen van overheid tot overheid.’
Kan dat, met de Nederlandse belangen in het huidige belastingstelsel?
‘Dat is een tweede: propageer je het eigen systeem of stimuleer je een eerlijke variant? Ik denk dat er technische aspecten zijn waarbij er geen gevaar zit in het delen van kennis. Uiteindelijk moet de bevolking daar kijken welk belastingstelsel ze willen.
‘Wij kunnen daarin niet het werk van de overheid overnemen. Onze taak en de taak van lokale maatschappelijke organisaties is scherp in de gaten houden wie wat doet en wat we waar moeten beïnvloeden om het systeem eerlijk te maken, bondgenoten vinden. Wat wij doen is niet concreet een school bouwen, maar goed beïnvloeden.’
Tijdens de financieringsconferentie deze zomer in Addis Abeba wordt Oxfam vertegenwoordigd door de internationale directeur Winnie Byanyima. In de afgelopen maanden kwamen medewerkers van verschillende Oxfam-afdelingen in werkgroepen bijeen om de gezamenlijke inzet te bepalen.
Oxfam wil een bepaald deel van het ODA-budget inzetten in fragiele staten en de minst ontwikkelde landen. Hoe ligt dat idee bij Oxfam-afdelingen uit andere ontwikkelingslanden? Het is voor te stellen dat daar een belangenconflict zit.
‘Neem India: het is een opkomende economie, maar heeft meer dan 400 miljoen armen, het grootste aandeel armen ter wereld. Als je naar de provincie Bihar gaat, denk je meteen: daar moet het hele ODA-budget naartoe. Maar in India leven ook veel miljonairs. Je hebt een middenklasse van 100 miljoen mensen. Oxfam India kan onder hen fondsenwerving doen, net als wij in Nederland doen. Ze zijn steeds minder van buitenlands geld afhankelijk. In landen waar maatschappelijke organisaties geld kunnen mobiliseren vanuit hun eigen gemeenschap, moeten ze dat doen.
‘Oxfam afdelingen in India, Mexico en Zuid-Afrika bijvoorbeeld kunnen instemmen met de bestemming voor ODA naar fragiele staten, als dat gepaard gaat met ondersteunen van hun eigen capaciteit voor fondswerving. Wij delen onze kennis over fondsenwerven en het binden van individuele donateurs. Dat doen we al jaren.’
Veel mensen die we de afgelopen weken hebben gesproken over Addis zeggen dat het draait om de ontwikkelde landen die over de brug moeten komen met steun en geld voor ontwikkelingslanden, om ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden mee doen met de klimaatonderhandelingen in Parijs.
‘Ik vind dat een rare manier van framing. De bedoeling van de nieuwe ontwikkelingsdoelen is dat het inclusief is en universeel; armoede en perspectiefloosheid is ook hier een probleem. Denken in termen van wij en zij helpt daar niet bij. Praten over gedifferentieerde verantwoordelijkheden wel. We weten wie klimaatverandering heeft veroorzaakt en welke economische modellen ons hier hebben gebracht. De verantwoordelijkheden zijn verschillend, je kunt van India niet dezelfde inzet verwachten als van de VS, maar niemand heeft helemaal geen verantwoordelijkheid.’
Het gevoel dat je krijgt is: als jullie dit doen, doen wij dat.
‘Dat is ook een kwestie van onderhandelingen.’
Natuurlijk, maar klopt dat beeld?
‘Tja.. ik weet het niet. Ik kan niet zeggen dat dat de bedoeling is. Maar mensen hebben agenda’s in internationale onderhandelingen.’
Kunt u een voorbeeld geven van verantwoordelijkheid voor ontwikkelingslanden?
‘Goed bestuur is voor iedereen een verantwoordelijkheid.’
Staat dat voldoende op de agenda?
Lacht: ‘We zullen zien wat het brengt.’
Afgelopen weken hebben we veel gediscussieerd over de nieuwe ontwikkelingsagenda binnen de Nederlandse sector. Speelt dit debat net zo bij uw collega’s in het Zuiden?
‘Zeker! Het is voor hen heel erg belangrijk. Pak een krant in Tanzania of Kenia en de kans is veel groter dat je een stuk leest over deze discussie. Het feit dat het in Afrika plaatsvindt, versterkt dat gevoel en de verwachtingen. Ze willen dat een uitkomst met een sterke boodschap van Afrika gepaard gaat. Dat het proces zo is gegaan met veel consultaties, maakt dat het echt leeft.
‘In Afrika is het een mainstream debat, hier in Nederland is het een sectordebat. Ik ben blij dat er überhaupt over werd gesproken. Straks moet onze premier naar New York voor de doelenconferentie. Ik heb hem nog niet op veel visie betrapt, en er is ook weinig politiek over gesproken. Eigenlijk is het debat vooral hier in Nederland arm. Natuurlijk is het voor hen heel belangrijk, maar dat is geen excuus om het zelf niet over die agenda te hebben.’
Dat gebrek aan debat komt volgens Karimi deels voort uit de complexiteit van de nieuwe ontwikkelingsdoelen. Waren de Millenniumdoelen uit 2000 juist sterk gericht op de toegankelijkheid voor het publiek, met 8 begrijpelijke doelen die iedereen uit zijn hoofd kon leren, de nieuwe doelen omvatten een lijst van 17 hoofddoelen en 169 targets. ‘Wat ik me sterk afvraag: hoe gaan we de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen communiceren naar het publiek? Het is goed dat de agenda rekening houdt met de complexiteit van de wereld. Dat het erkent dat vraagstukken als fragiel bestuur, klimaatverandering en ongelijkheid samenhangen. Maar hoe krijgen we onze supporters, de belastingbetaler, goed geïnformeerd mee in dit verhaal? Daar maak ik me zorgen over.’
‘We moeten nu op zoek naar een goede balans tussen de complexe agenda en een helder verhaal over welke afspraken we met elkaar maken, waarom, en hoe we daarin elk onze bijdrage gaan leveren. Zo moeten we in Nederland een stevige en brede discussie voeren over ons belastingsysteem, zodat de bevolking ons kan steunen in de vraag naar het herzien van het systeem.’
Overlegt Oxfam internationaal over een strategie om die doelen te vertalen naar het publiek?
‘We wisselen ideeën en ervaringen met verschillende campagnes uit om te kijken welke vorm en boodschap werkt en welke niet. De strategie is: complexe vraagstukken terugbrengen tot begrijpelijke verhalen. Zo illustreren we ongelijkheid met de 85 rijkste mensen die samen evenveel bezitten als de helft van de wereldbevolking. Ieder kind snapt dat voorbeeld en ieder kind walgt daarvan.
‘Heb je het over belasting, dan wordt het gauw heel technisch. Maar als je met harde cijfers laat zien: jij en ik betalen onze belasting, maar grote multinationals doen dat niet altijd en dat wordt geaccommodeerd door de Nederlandse overheid, krijg je ook mensen mee.’