Vrijdagmiddagmiddagborrel: Winnaars en verliezers

Precies een week geleden maakte minister Ploumen de lijst van 25 gelukkigen bekend met wie ze een strategisch partnerschap wil afsluiten. Welke conclusies kunnen we trekken uit haar keuze? Marc Broere maakt de balans op en neemt bovendien een aantal winnaars en verliezers door. 

Het is alweer precies een week geleden dat het ministerie van Buitenlandse Zaken de 25 organisaties/allianties bekendmaakte met wie ze de komende maanden een strategisch partnerschap wil gaan afsluiten. Inmiddels zijn de stofwolken opgetrokken, de wonden gelikt door de afvallers, feest gevierd door de gelukkigen, en zal er vanaf volgende maand worden onderhandeld over de precieze invulling van het partnerschap.

Daar zullen overigens nog wat interessante noten te kraken zijn, want het is duidelijk dat de ideeën over wat een strategisch partnerschap nu precies inhoudt nog allerminst eenduidig zijn. Ik hoorde bijvoorbeeld van meerdere kanten dat een Nederlandse ambassadeur zich in een opvallend openhartig moment tijdens een van de sessies van de ambassadeursconferentie zeer sceptisch heeft uitgelaten over de strategische partnerschappen en al het ‘gedoe’ dat hij verwacht met kritische ngo’s. Ook op Buitenlandse Zaken zelf en bij ngo’s hoor je naast tevredenheid over het type overeenkomst toch ook hele verschillende interpretaties over met name de verhouding tussen het ministerie en de ontwikkelingsorganisaties in zo’n partnerschap. Dat wordt nog een hele uitdaging om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen.

Enorme bezuinigingsoperatie 

Interessant vond ik ook de framing van de spindoctors van minister Ploumen. Zij legden in hun persverklaring vooral de nadruk op het feit dat de minister de samenwerking met ontwikkelingsorganisaties ‘vernieuwd’ had  voor een ‘krachtiger maatschappelijk middenveld.’ Je zou als buitenstaander met zo’n kop en eerste regel meteen denken dat er voortaan meer geld vanuit het ontwikkelingsbudget naar onze organisaties gaat. Maar laten we vooral niet vergeten dat het om een enorme bezuinigingsoperatie gaat en dat de subsidies voor het maatschappelijk middenveld door Ploumen vanaf 2016 gehalveerd worden.

Je kunt gerust spreken van een trendbreuk in het Nederlandse beleid omdat er vrijwel een einde komt aan de verdeling van bilaterale, multilaterale en civilaterale kanalen voor projecten in het Zuiden. Het geld voor de partnerschappen is immers niet bedoeld voor armoedebestrijding maar voor beleidsbeïnvloeding en lobby. Bij de vier speerpunten van de minister is via speciale tenders nog wel wat te halen, maar dat is het dan ook. Is dit vernieuwing of de voltooiing van een operatie van dit kabinet om het maatschappelijk middenveld tot aan haar ondergoed uit te kleden? U mag het zeggen.

Logische keuze 

Als ik de lijst van 25 geselecteerden zie, vallen me een aantal dingen op. Eigenlijk is het wel een logische keuze als je kijkt naar het trackrecord op het gebied van lobby en beleidsbeïnvloeding en het profiel van de organisaties. Het zijn grotendeels de namen die je kunt verwachten. Het verbaast me bovendien niet dat organisaties als OxfamNovib en BothEnds een A-score hebben gekregen. Als er één organisatie is die minister Ploumen scherp en wakker houdt  (iets waarvan ze zelf zegt dat ze dit graag wil), dan is dat OxfamNovib wel, misschien wel  meer dan alle 24 anderen bij elkaar. Ik vond ook dat OxfamNovib-directeur Farah Karimi  de meest gepaste reactie van allemaal had. Ze toonde niet alleen maar blijdschap, maar plaatste ook een kritische kanttekening.

Karimi zei: ‘Ik heb wel gemengde gevoelens. Zelfs als we het maximale bedrag ontvangen, zullen we enorm moeten snijden in onze organisatie en moeten we veel van onze programma’s afstoten. Nederland heeft als voorloper op ontwikkelingssamenwerking echt een grote stap teruggezet in het ondersteunen van maatschappelijke organisaties in zuidelijke landen. Terwijl landen om ons heen juist veel meer zijn gaan doen. Veel collega-organisaties krijgen nu geen geld meer en daarmee gaat veel ervaring verloren en moeten succesvolle programma’s voor armoedebestrijding worden gestopt.’

Blij 

Ik ben heel blij dat zowel BothEnds als SOMO in twee allianties door zijn. Dit zijn namelijk bij uitstek de organisaties die zich bijna volledig op lobby en beleidsbeïnvloeding richten. Ook andere echte horzels als Milieudefensie en Amnesty International zijn door. Daarnaast doet het me deugd dat Wilde Ganzen meedoet, namelijk binnen de aanvraag van penvoerder ICCO, en wel met haar belangrijke en interessante programma op het terrein van local claimmaking en lokale fondsenwerving. We zijn met Vice Versa goed bekend met deze onderwerpen omdat we hier afgelopen september met Wilde Ganzen het online- en livedebat Change the Game over voerden.

Sowieso had Wilde Ganzen weer even de wind in de rug omdat ze de week daarvoor tijdens het Goed Geld Gala van de Nationale Postcodeloterij ook al in de prijzen viel bij de extra trekking.  De organisatie kan deze steun goed gebruiken omdat de inkomsten uit nalatenschappen vorig jaar nogal tegenvielen. Toen ik directeur Klaas van Mill afgelopen week aan de telefoon had, vertelde ik hem dat je maar beter geld van de levenden dan van de doden kunt krijgen.

Jammer

Van een aantal organisaties vind ik het jammer dat ze niet geselecteerd zijn. Woord en Daad bijvoorbeeld, een hele deskundige en betrouwbare organisatie met wie je volgens mij bij uitstek een goed partnerschap kunt afspreken.

Of Co-Prisma, voor wie hetzelfde geldt. Zij hadden als penvoerder met ICCO, KerkinActie. Edukans en de Ecumenical Advocay Alliance een voorstel ingediend voor het tegengaan van geweld tegen vrouwen en LGBTI door het samenwerken met religieuze leiders. Deze religieuze leiders  hebben grote invloed in veel samenlevingen (zie ook onze special over bijbelse inspiratiebronnen binnen de OS) en kunnen een bepalende rol hierin spelen. Het consortium heeft ruime ervaring in het voeren van een dialoog met religieuze leiders over deze onderwerpen en leek prima in staat om  religieuze/ geloofstaal en mensenrechten taal en waarden met elkaar te verbinden om zo het geweld tegen te gaan. Het voorstel haalde het echter niet.

Disability: ondergeschoven kindje

Wat me echt pijn deed was de afwijzing van de Alliance for Disability and Inclusive Development onder aanvoering van het Liliane Fonds, met verder nog de Leprastichting, Light for the World en de Karuna Foundation. Stuk voor stuk organisaties die ik hoog heb zitten. Disability en inclusie van mensen met een handicap is nog altijd vreemd genoeg een ondergeschoven kindje binnen ontwikkelingssamenwerking, terwijl het internationaal gezien steeds meer op de agenda komt door het Verdrag van Rechten van Mensen met een Handicap dat ook de Nederlandse regering deze zomer gaat ratificeren. ‘Vanaf Adam en Eva bestaan er al kinderen met een handicap. Het is niet heel spannend of aantrekkelijk en in de mainstream van de ontwikkelingssamenwerking heeft het nooit veel aandacht gehad’, zei Kees van den Broek, de directeur van het Liliane Fonds, afgelopen jaar in Vice Versa.

Van den Broek had ook een indrukwekkende pitch voor het ministerie gehouden waarin hij het adagium ‘Leave no one behind’ centraal stelde. Dit is een erecode uit de oorlogsvoering: je laat niemand achter op het slagveld. Armoede is de grootste veroorzaker van handicaps. En juist mensen met een handicap worden vaak uitgestoten in ontwikkelingslanden omdat er allemaal vooroordelen over het hebben van een handicap bestaan. Het is ontzettend belangrijk dat gehandicapten hun rechten kunnen claimen en dat er voor hen wordt opgekomen.

Helaas haalde het voorstel het niet. Van den Broek en zijn partners gaan nu met even groot enthousiasme verder om hun plannen voor lobby en beleidsbeïnvloeding rondom disability en inclusie elders gefinancierd te krijgen.

SPARK: vreemde reactie

De vreemdste reactie vond ik die van SPARK-directeur Yannick du Pont. Over de afwijzing van zijn voorstel door het ministerie zei hij: ‘Dat vinden we natuurlijk erg jammer, maar we gaan vrolijk verder met ons werk. Voor ons was dit een mooie kans om ons te verdiepen in lobby en advocacy. We hebben daar al wel wat ervaring in, maar kennelijk nog niet lang genoeg. Dat is heel jammer maar dit is slechts een klein stukje van het hele van het hele pakket zoals we dat al jaren zagen. ‘

De reactie van Du Pont geeft exact het probleem van dit soort openbare inschrijvingen weer. Ook organisaties die geen of nauwelijks ervaring of expertise hebben op het terrein van lobby en advocacy dienen dus gewoon een aanvraag in om het maar te proberen; omdat er een -zij het bescheiden- zak geld ligt. Net zoals toen er een groot fonds voor wederopbouwhulp kwam, opeens vrijwel alle organisaties daar expertise op meenden te hebben.

Laat organisaties toch gewoon focussen op waar ze goed in zijn en laat onderwerpen waar anderen expertise hebben gewoon aan die organisaties over. Dat is wel zo collegiaal. De expertise van SPARK ligt op het gebied van ondernemen in fragiele staten. Zeker voor zo’n onderwerp zijn er voldoende fondsen beschikbaar via het bedrijfsleveninstrumentarium of het speerpunten beleid.

Richt je daar dan op in plaats van te gaan concurreren met organisaties als BothEnds of SOMO voor wie lobby en beleidsbeïnvloeding echt core business is. In die zin vond ik de reactie van Hans Guyt, hoofd projecten van Terre des Hommes, een verademing. Terre des Hommes is door in een alliantie met Plan Nederland als penvoerder. Guyt schreef mij: ‘We hebben geen andere aanvragen ingediend om maar zoveel mogelijk geld los te krijgen en daarmee het gras voor anderen weg te maaien. Zo zitten we gelukkig niet in elkaar.’

Samenwerking met ministerie

Tot slot wil ik nog graag kwijt dat wij een goed gevoel hebben overgehouden aan onze samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken de afgelopen week. We konden op vrijdagmiddag direct Joris van Bommel interviewen, het  plv hoofd van de afdeling Maatschappelijke Organisaties van het ministerie. Hij legde haarfijn en uitgebreid uit hoe het proces verlopen is en wat er nu gaat gebeuren. Als je leest hoe het ministerie de afgelopen maanden te werk is gegaan, dan kun je niet anders concluderen dan dat het een grondig, professioneel en goed afgewogen proces is geweest.

Dit terwijl er door de sector -en ook door ons- de afgelopen maanden behoorlijk geklaagd, gezucht en gesteund werd over de manier waarop het ministerie communiceerde over het traject. Organisaties wisten niet waar ze aan toe waren en iedereen had weer zijn eigen versie en uitleg over het proces en de criteria. Veel mensen uit de sector hadden het gevoel dat er iets heel ondoorzichtigs aan het gebeuren was. Dat blijkt dus niet het geval geweest te zijn, integendeel zelfs. Misschien een tip aan het ministerie om voortaan iets meer openheid te betrachten en beter te communiceren, vooral  ook naar de indieners. Dat is voor de sfeer rondom zo’n beoordelingstraject een stuk beter. Laat de uitstekende communicatie van de afgelopen week een goed vertrekpunt zijn voor de nieuwe fase van het traject. Nieuwe ronde nieuwe kansen.

Auteur
Marc Broere

Datum:
06 februari 2015
Categorieën: