
Gender hoofdrol in speerpuntendebat
Hoewel er binnen het ontwikkelingsbeleid vier speerpunten zijn; Water, Voedselzekerheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR), en Veiligheid en Rechtsorde, en daarnaast ook klimaat en duurzaamheid nog op de agenda stonden, was het duidelijk dat gender en vrouwenrechten de prioriteit hadden. Of, zoals Ploumen het zelf verwoordde: ‘Het is dat we officieel geen onderscheid maken tussen A en B speerpunten.’ Een breed pleidooi van Kamerleden om gender in alle onderdelen van beleid te incorporeren volgde.
Ploumen presenteerde afgelopen dinsdag de jaarlijkse rapportage van 2013 over de resultaten van de Nederlandse inzet op de prioriteiten binnen ontwikkelingssamenwerking. Dat het al laat op de avond was en het debat niet langer moest duren dan nodig was duidelijk: de vaart zat erin. Het leverde veel mooie woorden over gender op, maar een verder inhoudelijk weinig spannend overleg.
Gender op de agenda
Roelof van Laar (PvdA) begint het overleg meteen lofzang op de rol van vrouwen: ‘Vrouwen zijn de sleutel tot ontwikkeling, zij zetten zich niet enkel in voor zichzelf, maar voor de gemeenschap.’ Daarom stelt Van Laar: ‘Elk project, elk programma binnen ontwikkelingssamenwerking, moet bijdragen aan vrouwenrechten.’
Van Laar vraagt aan minister Ploumen: ‘Kan u mij garanderen dat als Nederland een programma financiert vrouwenrechten en genderanalyse altijd een standaard onderdeel zijn? Ik kan me voorstellen dat dit binnen Veiligheid en Rechtsorde lastig is. Is gender ook onderdeel als wij bijvoorbeeld Burundese militairen voor de AMISOM missie in Somalië trainen of justitie daar versterken?’
Ploumen antwoordt: ‘Ja dat is zo, al zijn er wel al langer bestaande programma’s waarbij we het niet achteraf kunnen incorporeren. In nieuwe programma’s wordt gender echt altijd meegenomen.’
Samenhang speerpunten
Ingrid de Caluwé (VVD) wijst op het belang van de onderlinge samenhang van de speerpunten. ‘Veiligheid is cruciaal voor ontwikkeling, we zien vaak dat conflict al het geboekte resultaat van ontwikkelingshulp vernietigt.’ Minister Ploumen beaamt dat het belangrijk is om de inzet op speerpunten aan te passen aan veranderende veiligheidssituaties in ontwikkelingslanden. Daarnaast stelt ze: ‘De positie van de vrouw speelt een rol bij landrechten, vredesmissies, drinkwater, voedselzekerheid. We moeten er op toe zien dat daar overal op ingezet wordt.’
Eric Smaling (SP) hamert er daarnaast op dat deze speerpunten voor langere termijn moeten worden vastgehouden om echte resultaten te kunnen boeken. Oftewel, kamerleden pleiten breed om gender in alle onderdelen van ontwikkelingssamenwerking te incorporeren en zich daar langdurig aan te committeren.
Positie vrouwen
De Caluwé stelt vast dat winst vooral op microniveau behaald wordt en ziet geen echte verbetering van de sociaaleconomische positie van vrouwen. ‘Dit terwijl vrouwelijke activisten wel een groot risico lopen, en hun dappere inzet de laatste maanden steeds vaker met de dood moeten bekopen. Ook landen met sterke vrouwengroepen als Tunesië vrezen repercussies door wat er in de regio gebeurt. We moeten inzetten op regionale netwerken als Femme Afrique Solidarité (FAS), zij hebben namelijk overal contacten.’ Ploumen belooft vrouwelijke activisten te blijven steunen en beschermen.
Agnés Mulder (CDA) vraagt zich af in hoeverre het Nederlandse beleid in Mali om politievrouwen op te leiden ook gesteund wordt door de Malinese overheid. ‘Het is heel goed dat we dit doen, maar het sorteert veel meer effect als dit ook gedragen wordt door de overheid.’ Ploumen beaamt dat en bevestigt dat de Malinese overheid inderdaad zelf ook op hiermee bezig is.
Doelgroepenbeleid
Van Laar noemt daarnaast gebrek aan inclusiviteit een groot probleem. ‘De mensen die hulp het hardst nodig hebben bereiken we vaak niet.’ Hij oppert een speciale taskforce binnen het departement ontwikkelingssamenwerking die hierop toe zou moeten zien.
Ploumen is het hiermee eens, maar vind het nog te vroeg om te bepalen wat het meest geschikte instrument zou zijn en bestempelt het als ‘werk in uitvoering.’ Ze zegt toe in het voorjaar 2015 in een kamerbrief op dit onderwerp terug te komen.
Voedsel en water als schaarse goederen
Ingrid de Caluwé: ‘Water en voedsel zijn schaarse goederen, waardoor ze een risico voor de veiligheid vormen, maar ook een kans om juist veiligheid te verbeteren. Het is noodzakelijk resilience op te bouwen om om te gaan met schaarste. Dit is echt een politiek onderwerp, denk bijvoorbeeld aan waterdiplomatie.’
Tot slot Ploumen beantwoordt Smaling dat Nederlandse kennisplatfora op het gebied van ontwikkelingssamenwerking goed functioneren en sluit af met een leestip aan Smaling en een ieder die hier meer over wil weten: ‘Lees het laatste nummer van Vice Versa!’